Drie gouden rozen
In het zuidoosten van Slowakije, daar waar de laatste berghellingen van het Slowaakse ertsgebergte langzaam wegzinken in het Sajodal bij de rivier de Slana, leefden in vroeger tijden maar weinig mensen. Ze woonden in schamele herdershutten, die her en der verspreid in de bergen lagen en verdienden de kost met het hoeden van de schaapskudden, die hier in groten getale voorkwamen. Het was hier voor de dieren een waar paradijs - welig en sappig gras van het vroege voorjaar tot de winter.
Het herdersleven was niet bijzonder zwaar; de enige taak van de herdersjongens bestond eruit, de schapen 's morgens vroeg naar de weiden te brengen en 's avonds weer terug naar de schaapskooi. Verder konden ze de hele dag luieren en lekker in het gras naar de blauwe lucht liggen kijken.
Maar Janko was anders. Plichtsgetrouw hoedde hij elke dag de hem toevertrouwde schapen, tot op een ochtend - het was juist aan het begin van de zomer - er een vreemde gebeurtenis plaatsvond: alle dieren verdwenen letterlijk voor zijn ogen.
Weliswaar stond het gras er ongewoon hoog bij, zodat een schaap er gemakkelijk in kon verdwalen, maar een hele kudde tegelijk? Janko liep naar de rivier, beklom alle bergen, keek naar alle kanten en riep zo hard hij maar kon, maar geen belletje, geen geblaat was er te horen en van de schapen was geen spoor te bekennen. Het leek erop, alsof ze van de aardbodem verdwenen waren.
Het liep al tegen de middag, toen de vermoeide jongen bij een bergweide kwam. Zijn voeten konden hem nauwelijks meer dragen, het zweet gutste van zijn voorhoofd en omdat hij toch niet meer wist, waar hij verder nog zoeken moest, ging hij uitgeput in het gras liggen om te rusten.
Het gras rook zo heerlijk, de vlinders fladderden over hem heen, de bijen zoemden en de zon brandde en brandde...
Geen wonder dus, dat zijn ogen langzaam dichtvielen. En in zijn slaap beleefde hij een wonderlijke droom: een goudgelokte nimf in een ragfijn wit en golvend gewaad kwam naar hem toe en boog zich over hem heen. Toen haar mond zich opende om te spreken leek het hem of duizenden herdersfluiten begonnen te spelen.
"Ik was het, die je naar deze bergweide voerde, Janko," sprak ze in zijn droom. "Wees niet bang, je schapen zijn al lang in hun kooi. Kijk hier liever maar eens goed rond..."
Toen zag de herdersjongen tot zijn verbazing, dat er drie prachtige rozen naast hem begonnen te groeien. Geen gewone rode, gele of witte rozen waren het, maar gouden, en zo fel schitterden ze in de middagzon, dat hij zijn ogen ervoor moest sluiten.
"Ja, ze zijn van puur goud," hoorde hij de waternimf zeggen. "Ik schenk ze jou en alle herdersjongens uit de verre omtrek, en de rozen zullen jullie geluk en voorspoed brengen. Vergeet niet, waar ze groeien..."
Toen verdween de nimf en op hetzelfde ogenblik opende Janko zijn ogen. Nog helemaal slaperig keek hij om zich heen, maar noch van de rozen, noch van de nimf was er een spoor te bekennen.
"Ach wat, het was maar een droom," zei Janko bij zichzelf en hij glimlachte een beetje treurig voor zich uit. Toch deed hij geen verdere pogingen om zijn schapen te gaan zoeken. Het leek wel, of de nimf hem toeriep dat hij naar huis moest gaan.
Al van verre zag hij, dat zij de waarheid had gesproken. Alle schapen waren in de kooi en begroetten hem met luid geblaat. Bij het tellen ontbrak er niet één.
Die avond kon Janko niet in slaap komen. Hij kon die vreemde droom niet kwijtraken, steeds weer zag hij voor zijn ogen de gouden rozen. De volgende dag ging hij naar een oude herder, die in de hele streek om zijn wijsheid werd geëerd. Hij vertelde hem het hele verhaal van het begin tot het einde.
De oude luisterde belangstellend, dacht lang na en zei tenslotte: "Mijn zoon, je bent niet de enige die door de goede fee is geholpen. Het is al vaker gebeurd dat de schapen van andere herdersjongens zijn verdwenen en ook bij hen kwam de fee in een droom vertellen waar ze de dieren weer terug konden vinden. En wat die gouden rozen op de bergweide betreft, het zou kunnen betekenen dat we het goud onder de grond moeten zoeken..."
De raad van de oude herder werd opgevolgd. Alle schapenhoeders uit de omgeving werden door Janko naar de bergweide geroepen, en nauwelijks waren ze met graven begonnen, of ze stootten op goudstukken zo groot als een vuist.
Janko en zijn vrienden werden welvarend. En aangezien het nieuwtje zich als een lopend vuurtje verspreidde kwamen er steeds meer mensen, zodat er binnen korte tijd een dorp en later zelfs een stad ontstond, die weliswaar nooit de omvang van een grote stad bereikte, maar die vanwege haar beroemde bouwstijl en haar rijkdom andere en grotere steden overtrof.
Velen kwamen zich hier vestigen en de ijverigsten werden ook de rijksten, want de goudader bood iedereen, die maar diep genoeg wilde graven, de gelegenheid om veel geld te verdienen.
Deze stad werd genoemd naar de drie rozen, die ook nu nog in het stadswapen van Roňava zijn terug te vinden.
* * *
Samenvatting
Een verhaal uit Slowakije over de droom van een herdersjongen. Herdersjongen Janko ziet op een dag dat al zijn schapen zijn verdwenen. Na een vermoeiende zoektocht valt de jongen in slaap en in een droom ziet hij een nimf, die hem drie gouden rozen toont. Als Janko wakker wordt, denkt hij dat het maar een droom is. Toch gaat hij samen met andere schaapherders graven op die ene plek.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Slowakije
- Verhaalsoort: sage, volksverhaal
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 6 minuten
Populair
Verder lezen