Doenay en Natasja
In de beroemde koopstad Kiev gaf prins Wladimir een groot banket. Er waren veel prinsen, bojaren, bogatyrs en rijke kooplieden bij aanwezig. Het werd avond... De flambouwen en kaarsen werden ontstoken en verlichtten de grote eetzaal met een feestelijke glans. Toen verhief prins Wladimir zich van zijn zetel en sprak: "Prinsen, bojaren, bogatyrs en alle andere gasten die hier aanwezig zijn, jullie zijn allemaal getrouwd, maar ik heb helaas nog geen bruid kunnen vinden en moet leven in eenzaamheid. Weet iemand van jullie niet een bruid voor mij, die bevallig is en knap van uiterlijk, die een aangename stem heeft en een elegante loop, die een goed karakter heeft en verstand van kunsten en wetenschappen? Mocht er iemand onder u zijn die zo'n vrouw kent, laat hij dan spreken."
Er viel een doodse stilte. Alle gasten sloegen de ogen neer en namen een slokje uit hun beker om hun verlegenheid te verbergen. Alleen de jonge Doenay Iwanovitsj stond op, liep naar de zetel van de prins en maakte een diepe buiging. Hoewel hij al veel gedronken had, liep hij kaarsrecht en struikelde niet over zijn woorden toen hij tot de prins sprak: "Doorluchtige prins Wladimir, het schijnt dat ik de enige ben die een geschikte bruid voor u weet. De koning van Litouwen aan wiens hof ik jarenlang gediend heb, heeft namelijk twee dochters die de huwbare leeftijd hebben bereikt. Zij mogen er allebei zijn, maar de jongste lijkt mij het meest te voldoen aan de eisen die u hebt opgesomd. Zij heet Apraksia en zij is werkelijk betoverend schoon."
"Ik dank je voor je raad, trouwe Doenay," zei de prins. "Ik zal je veertigduizend man meegeven en tienduizend goudstukken om uit mijn naam een aanzoek aan prinses Apraksia te doen."
"Mijn heer en meester," antwoordde Doenay, "ik heb die veertigduizend man en die tienduizend goudstukken niet nodig. Het enige dat ik u vraag is dat mijn vriend Dobrynia Nikitsj mij mag vergezellen."
Prins Wladimir had hiertegen niet het minste bezwaar en de volgende morgen reden de beide kameraden door de poorten van Kiev naar buiten. Zij reden zo snel dat zij al spoedig het witmarmeren paleis van de koning van Litouwen hadden bereikt. Hier vroeg Doenay aan zijn vriend op het voorplein te willen wachten en niet eerder iets te ondernemen dan nadat hij hem een sein zou hebben gegeven. Doenay trad voor de koning, en omdat hij de etiquette van het Litouwse hof kende, sloeg hij geen kruis, maar boog slechts driemaal.
"Doenay!" riep de koning verheugd uit. "Ben jij het! Wees welkom aan het hof, dappere jongeling! Jij bent eens mijn meest getrouwe dienaar geweest. Neem plaats aan de hoofdtafel en doe je te goed aan spijs en drank." Doenay ging zitten op de plaats die de koning hem aanwees.
Deze vroeg hem toen: "Ben je hier gekomen als gast of kom je opnieuw jouw diensten aanbieden? Dat zou mij zeer verheugen!" Doenay vertelde hem dat hij gekomen was om uit naam van prins Wladimir de hand van prinses Apraksia te vragen. Een schaduw gleed over het gelaat van de vorst. Hij scheen niet bepaald ingenomen te zijn met dit voorstel. "Jij had beter moeten weten, Doenay Iwanovitsj! Ik kan toch niet mijn jongste dochter uithuwelijken, terwijl de oudste nog niet getrouwd is!" riep hij woedend uit. "Tataren, grijp deze overmoedige jongeman en smijt hem in de donkerste kerker! Laat hem daar maar eens nadenken over zijn ongelukkig voorstel."
Doenay zweeg. Hij liep naar het raam en gaf Dobrynia die buiten wachtte, een teken. Daarna stootte hij de grote tafel waaraan hij zojuist gezeten had omver, zodat de schotels met spijzen met donderend geraas op de grond terechtkwamen en de wijn over het karpet stroomde. De Tataren weken verschrikt achteruit toen zij dit zagen. Op hetzelfde moment kwam een lijfwacht binnenstormen die er hakkelend uitbracht: "Machtige vorst van Litouwen, u weet niet welk een groot gevaar ons bedreigt! Er staat een geweldige Russische jongeman op de voorhof die in elke hand een Saraceense knots draagt waarmee hij de Tataren één voor één de hersens inslaat. Als dit zo doorgaat, is er dadelijk geen enkele Tataar meer over!"
De koning werd asgrauw en begon te beven over al zijn ledematen. "Beste Doenajoesjka Iwanovitsj," smeekte hij, "vergeet niet dat u eens zout en brood met mij in dit paleis hebt gegeten. Spaar dus het Tataarse ras. Het is mijn kracht en mijn bescherming! Wanneer u aan mijn bede gehoor geeft, zal ik mijn jongste dochter aan prins Wladimir uithuwelijken." Doenay gaf zijn vriend een teken diens vernietigend werk te staken. Prinses Apraksia bereidde zich voor op de reis en hing haar vader nog lang om de hals terwijl zij afscheid van hem nam. De twee vrienden groetten de vorst koel en vormelijk, want al was de vrede getekend, er zou altijd een vete tussen hen blijven bestaan.
Bij het vallen van de nacht hielden zij stil en de beide jongelingen zetten hun tenten op. Aan hun hoofdeinde plaatsten zij hun lansen, aan hun linkerzijde hun zwaard en aan hun rechterzijde een scherpe dolk. Zo sliepen zij in.
Al vroeg werden zij gewekt door het gedreun van paardenhoeven over de vlakte. Zij stonden op en zagen in de verte een Tataar naderen, in stofwolken gehuld. "Dat voorspelt niet veel goeds," meende Doenay. "Het is waarschijnlijk de voorbode van het leger dat nog overgebleven is." Hij zond Dobrynia met de prinses vooruit en galoppeerde zelf op de Tataar af, die brulde als een wild dier. Doenay steeg van zijn paard en toen de ruiter wilde passeren, smeet hij hem met een goed gemikte vuistslag van zijn paard en knielde op zijn geharnaste borst. "Voordat je sterft, Tataarse hond, wil ik jouw naam weten," snauwde Doenay. "Ach, ridder zonder vrees of blaam, wanneer ik op jouw borst zou knielen, zou ik niet naar jouw naam vragen, maar meteen mijn dolk in jouw hart stoten!" riep de man uit. Bij het horen van deze woorden werd hij nog kwader. Hij ontblootte het bovenlijf van de ruiter en wilde juist zijn dolk in diens hart stoten, toen hij zag dat het een vrouw was! "Heb je mij niet herkend, beste Doenajoesjka?" vroeg zij. "Weet je niet meer dat wij eens aan dezelfde tafel hebben gegeten en uit dezelfde beker dronken? Ben je vergeten dat je mijn vader drie jaar lang hebt gediend?" Eerst dan herkende Doenay de oudste dochter van de koning van Litouwen en hij dankte God dat deze zijn hand had tegengehouden toen hij haar wilde doden. "Kom, Natasja," zei hij verheugd, "laten wij vlug naar Kiev rijden om getuige te zijn van het huwelijk van jouw zuster. Wij zullen dan zelf ook onder de gouden huwelijkskronen staan."
Enige dagen later trouwden Apraksia met prins Wladimir en Anatasja met de stoutmoedige ridder Doenay in dezelfde kerk. Aangezien het een dubbele bruiloft was, werd het ook een dubbel feest waaraan heel de bevolking van de stad deelnam.
Op de derde dag van het huwelijksfeest begon Doenay te pochen, iets dat hij nooit laten kon, wanneer hij te veel gedronken had. "In deze hele beroemde stad is er niemand die zich kan meten met Doenay Iwanovitsj!" riep hij uit. "Heeft hij er niet voor gezorgd dat ons Zonnetje, prins Wladimir, getrouwd is met de knappe Apraksia, en heeft hij zelf niet de dappere Anatasja tot vrouw gekozen? En weet iedereen wel dat hij de woede van de koning van Litouwen heeft getrotseerd en bijna het halve leger van deze koning heeft uitgemoord?"
Dobrynia die ook onder de gasten was, hoorde het en zei maar niets. Het ergerde wel prinses Natasja, die haar mond niet kon houden en besloot haar man een lesje te leren. "Jouw gepoch, beste Doenajoesjka, is ijdel en leeg. Ik ben pas kort in Kiev, maar ik heb nog niemand ontmoet die zo goed gekleed is als Choerilo Plenkovitsj, of zo dapper als Alyosja Popovitsj, of zo goed kan boogschieten als ik. Mocht je hieraan twijfelen, zet dan een mes rechtop en laat mij op een afstand een pijl afschieten. Deze zal het scherp van het mes raken en de pijl zal doormidden breken in twee gelijke helften." Dat wilde Doenay wel eens zien en hij nodigde het gezelschap uit hem naar een open vlakte te volgen, waar het mes volgens de aanwijzingen van zijn vrouw werd opgesteld.
"Laten wij nu zien wie de beste boogschutter is van ons tweeën," zei Doenay. Anatasja nam haar boog en spande de zijden pees. De pijl snorde door de lucht en werd door het mes in twee precies gelijke helften gespleten. Nu was de beurt aan Doenay, maar zijn pijl miste doel en vloog te hoog. Hij probeerde het nogmaals, maar mikte te laag. Ook de derde keer miste hij. Geërgerd door het hoongelach van Natasja en het misprijzend gemompel van zijn vrienden nam hij een vierde pijl en mikte op Natasja's borst. "Schiet niet, Doenajoesjka!" riep Anatasja verschrikt. "Schiet alsjeblieft niet, want ik zal spoedig een zoon van jou dragen."
Doenay was zó kwaad dat hij haar niet hoorde. In blinde woede schoot hij zijn pijl af en trof haar midden in het hart. Hierna kwam hij pas bij zinnen en begreep dat hij eigenhandig zijn vrouw had gedood en dat zijn zoon niet geboren zou worden. Hij knielde huilend en jammerend naast haar neer, sloeg op zijn borst en rukte zich de haren uit van spijt. Hij wilde niet langer leven, begroef het gevest van zijn zwaard in de grond en stortte zich in de punt. Waar het hoofd van zijn vrouw lag, ontsprong de rivier Natasja, en waar hij zelf gevallen was, ontsprong de machtige rivier de Donau (in het Russisch: Doenay).
* * *
Samenvatting
Een Kievse sage over pochen en de dood van een Litouwse prinses. De prins van Kiev is op zoek naar een geschikte bruid. Zijn vriend Doenay raadt hem de jongste dochter van de koning van Litouwen aan. Doenay wordt zelf op pad gestuurd om haar te gaan halen. Niet zonder slag of stoot lukt het hem de prinses mee te krijgen en voor zichzelf regelt hij de oudste dochter, Natasja. Zijn gepoch over deze daad kost Doenay en zijn vrouw uiteindelijk het leven.
Trefwoorden
litouwen, trouwen, opscheppen, weddenschap, sage, rivier, huwelijksleven, volksverhaal, vechten, donau, pochen, rusland
Basisinformatie
- Herkomst: Rusland
- Verhaalsoort: volksverhaal, sage
- Leeftijd: vanaf 11 jaar
- Verteltijd: ca. 12 minuten
Thema
Populair
Verder lezen