De ziel van de walvis
Er was eens een domme en gewichtig doende raaf, die ver, ver boven de zee vloog. Hij vloog en vloog, verder en verder en toen hij vermoeid werd, begon hij naar land uit te kijken. Maar er was geen land te zien. Tenslotte was hij zo moe, dat hij zich juist nog zwevende boven het watervlak kon houden. Toen er plotseling vlak voor hem een grote walvis opdook, raakte hij zo in de war, dat hij recht in diens bek vloog.
Gedurende een ogenblik werd het donker om hem heen. Het ruiste en klokte en juist toen hij dacht te moeten sterven, tuimelde hij een huis binnen, een waarlijk prachtig huis, waarin het licht en warm was. Op een bank zat een jonge vrouw en hield zich bezig met een brandende lamp. Zij stond op en ontving de raaf vriendelijk, terwijl ze zei: "Jij bent mij welkom als gast. Alleen moet je mij één ding beloven: Jij mag nooit aan mijn lamp komen."
De raaf, die zich gelukkig voelde dat hij nog in leven was, haastte zich haar te verzekeren, dat hij de lamp nooit zou aanraken. En vervolgens ging hij op de bank zitten en hield niet op zich erover te verwonderen, dat het in het kleine huis zo fijn en schoon was. Het was een huis van walvisbeenderen, gebouwd als de woningen der mensen en alles daarbij was ingericht zoals de mensen dit gewoon zijn te doen.
Maar de jonge vrouw was zonderling onrustig. Zij zat nooit lang stil. Met korte tussenpozen stond zij van de bank op en verdween door de deur. Het duurde steeds maar een ogenblik of zij kwam weer binnen. Maar dadelijk was zij weer weg.
"Wat is het, dat je zo onrustig maakt?" vroeg de raaf.
"Het leven," antwoordde het jonge meisje, "het leven en mijn ademhalen."
Maar dit antwoord begreep de raaf helemaal niet. Nadat hij wat gekalmeerd was en er ook geen angst meer op hem drukte, begon hij nieuwsgierig te worden. "Hoe komt het toch, dat ik die lamp niet mag aanraken?" dacht hij. En telkens wanneer het meisje naar buiten sloop en hij alleen bleef, kreeg hij steeds groter zin om zijn belofte te breken en naar de lamp toe te gaan om er een heel klein beetje aan te pikken. Tenslotte kon hij zijn nieuwsgierigheid niet meer bedwingen. En toen het meisje wederom de deur uitsloop, sprong hij op en pikte aan de pit van de lamp. Op hetzelfde ogenblik tuimelde het meisje voorover door de deuropening, viel op de vloer en bleef daar liggen, terwijl de lamp uitdoofde.
Te laat kreeg de raaf berouw over wat hij gedaan had. Hij wankelde in de zwarte duisternis rond en het mooie, lichte huis was er niet meer. Hij stikte bijna. Hij dwaalde tussen spek en bloed rond en zo heet werd het daar binnen, dat zijn veren afvielen. Half verstikt waggelde hij in de buik van de walvis rond en pas nu begreep hij wat er was gebeurd: het jonge meisje was de ziel van de vrouwelijke walvis. En zij sloop de deur uit de vrije lucht in, steeds wanneer de walvis wilde ademen. En haar hart was een lamp met een grote en rustige vlam.
De raaf had uit louter nieuwsgierigheid aan het hart van het jonge meisje gepikt. En daardoor was zij gestorven. Hij wist niet, dat het fijne en schone ook breekbaar is en licht te verstoren, want zelf was hij dom en taai. En hij streed nu in het donker en in bloed voor zijn leven. Alles wat voorheen mooi en rein was, was nu lelijk en stinkend.
Tenslotte gelukte het hem langs dezelfde weg naar buiten te sluipen als hij was binnengekomen. En daar zat hij nu, een halfnaakte raaf, besmeurd en vervuild op de rug van een dode walvis.
Daar bleef hij dan zitten. En hij leefde van aas, terwijl wind en golven vrij spel met hem hadden. Zijn vleugels waren door hitte en bloed onbruikbaar geworden. Vliegen kon hij dus niet meer.
Een storm dreef hem eindelijk aan land. En de mensen zagen het walviskadaver en voeren in hun boten erheen om vlees en spek te bergen. Toen de raaf hen zag, veranderde hij zich ogenblikkelijk in een man, in een kleine, lelijke, vervuilde en gekwetste man, die boven op de walvis stond.
Hij zei er natuurlijk niets van, dat hij uit louter nieuwsgierigheid een hart had beroerd en iets fijns en schoons vernietigd had. Hij kletste maar triomfantelijk weg: "Ik heb de walvis gedood! Ik heb de walvis gedood!"
En hij werd een groot man onder de mensen.
* * *
Samenvatting
Een legende van de Eskimo's over de walvisvangst. Een raaf belandt in de buik van een walvis. Binnenin ontmoet hij een jonge vrouw die in een mooi, licht en warm huis woont. Ze is druk met een brandende lamp en loopt onrustig heen en weer. Ze waarschuwt de raaf om niet aan de lamp te komen, maar nieuwsgierig als hij is doet hij het toch en pikt eraan. Dan is het opeens donker en is hij omgeven door spek en bloed. De raaf begrijpt plotseling dat hij het hart van de walvis kapot heeft gemaakt en haar ziel heeft vermoord.
Toelichting
Dieren of mensen in de maag van een grote vis vinden we ook in Tovenaar Manabozo en de Vissenkoning, Jona en de walvis en Hoe de kraai iedereen voor de gek hield.
Een verhaal van de Alaska-Eskimo's. De Eskimo's zijn een jagersvolk dat zich over de noordelijke kap van de aarde heeft verspreid (Siberië, Canada, Alaska en Groenland). Ze hebben zichzelf nooit Eskimo genoemd, maar 'inuit', d.w.z. mensen. De naam 'Eskimo' (afkomstig van een Franse pater uit de 17e eeuw) is indiaans en betekent zo ongeveer iets als 'rauw-vleeseter'. Kenmerkend is hun geloof dat alle levende wezens (maar ook voorwerpen) van menselijke eigenschappen zijn voorzien en een ziel hebben. In dit verhaal gaat het over de ziel van een walvis; het is iets kwetsbaars en kostbaars en je moet er voorzichtig mee omgaan, want voor je het weet is het kapot! De raaf heeft in het verhaal echter geen kwade bedoelingen; uit nieuwsgierigheid heeft hij het hart beroerd en iets fijns en schoons vernietigd. Het verhaal laat wel zien dat je voorzichtig en met respect dient om te gaan met de natuur en andere levende wezens (de raaf verandert in een kleine, lelijke, vervuilde en gekwetste man). Uitermate geschikt om een discussie over de walvisvangst of dierenleed mee in te leiden.
Voor het leven in de buik van een walvis, vergelijk het bijbelse verhaal Jona en de walvis.
Oorspronkelijk verschenen in: Rasmussen, Knud: Festens Gave. Eskimoiske Alaska Æventyr. 1e druk. København, 1929, p. 205-207. Verteld door Panik van de Utukok-rivier. De Utukok-rivier stroomt in het allernoordelijkste deel van Alaska (Verenigde Staten). Opgetekend rond 1924.
Trefwoorden
alaska, ziel, eskimoverhaal, licht, dood, lamp, walvis, raaf, breekbaar, bloed, nieuwsgierigheid, kwetsbaarheid, spek, walvisbeenderen, walvisvangst, donker, walviskadaver, leven, ademhaling, voorzichtig zijn
Basisinformatie
- Herkomst: Alaska
- Verhaalsoort: eskimoverhaal
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 5 minuten
Populair
Verder lezen