De witte juffer van Kernhem
Aan de rand van Ede, op de grens met de gemeente Lunteren, ligt een landgoed, Kernhem genaamd. Het landhuis op het landgoed, is gebouwd in 1803 op de fundamenten van een kasteel.
Het verhaal gaat dat er op het landgoed Kernhem een oude, heilige plaats is, nog uit de tijd van de Kelten: een krachtige plaats waar rituelen en inwijdingen uitgevoerd werden. In de omgeving liggen grafheuvels uit de Bronstijd, 1500 voor Christus. De Germanen aanbaden de zonnegod Kere; in het witgeklede priesters brachten offers op een altaar. De altaarsteen is er nog altijd. Men kent die als de 'Bloedsteen'. Wanneer je hier 's nachts met volle maan een speld insteekt, sijpelt er bloed uit de steen. Bloed van de offers die gebracht werden. De Bloedsteen lag eerder op een grafheuvel. Daar is in 1735 een doolhof op aangelegd.
Er zijn mensen die, in onze tijd, op het landgoed getuige zijn geweest van een schim. Een witte vrouw. Een jonge, bittere vrouw, doorzichtig. Zij is de beeldschone dochter van de 7de kasteelheer van Kernhem. Toen ze nog een mens van vlees en bloed was, werd ze verliefd op een jonge, koene ridder. Ze was zo stapelverliefd, ze wilde voor altijd bij hem zijn. Maar de jonge ridder was een flierefluiter, iemand die zich nog lang niet zou willen binden, hoe mooi zijn aanbidster ook was en al was zij de erfgename van het kasteel. Op een dag steeg de jonge ridder met een frivole zwaai in het zadel van zijn paard. "Ik moet er vandoor, mijn lief," sprak hij tegen de jonkvrouw, "je wacht wel op me, niet waar? Als ik terugkom gaan we trouwen! Nu, tot ziens!" En weg was hij.
De jonkvrouw ging op hem wachten. Iedere dag dwaalde ze door de lanen van het landgoed, luisterend naar ieder hoefgeluid en gehinnik, dan bonsde haar hart. Maar wie er ook kwam aangereden, gegaloppeerd of kreupel aangesjokt, niet haar jonge geliefde...
Ze wachtte haar leven lang. En toen ze overleden was, vond haar ziel geen rust in haar graf. En de mensen zagen haar, in mistbanken, tussen kleine heuvels, in het bos. Een witte vrouw.
Het kasteel Kernhem is zo genoemd sinds de Spanjaarden in 1624 brandschattend het dorp Ede en het kasteel veroverden. Ze hingen de mensen in bomen op en vraten en zopen de voorraadkelders leeg. Toen de Spanjaarden laveloos in de nacht lagen, schrokken ze op van getrompetter. "De troepen van Prins Maurits!" riepen ze geschrokken tegen elkaar, want ze herkenden in die klanken het Wilhelmus. En ze wisten: de soldaten van Maurits zijn wreed en onverschrokken. Ze namen de benen. Ze vluchtten naar de Ginkelse heide, waar de meesten doodvroren in de vriesnacht. En namen de soldaten van Maurits Kernhem toen in? Welnee, ze waren er niet eens! Een jager uit het nabijgelegen Bennekom was die nacht toevallig in het bos. Hij dacht, kom, ik speel me eens een deuntje... En voor hij het zich goed en wel bewust was, blies hij op zijn hoorn het Wilhelmus.
Vanaf die dag noemden de streekbewoners het kasteel 'Keerum'. Dat is dialect voor 'keer om': de plaats waar de moordende Spanjaarden plotseling omkeerden. Later is dat verbasterd in 'Kernhem'.
* * *
Samenvatting
Een Edese sage over een vergeefs verliefde jonkvrouw. Over het Landgoed Kernhem nabij Ede gaan verschillende verhalen: (a) er spookt een witte juffer rondt, die geen rust kan vinden en nog altijd op haar geliefde wacht, (b) uit een zwerfkei stroomt bloed als je er met volle maan een speld in steekt, (c) het landgoed heet eigenlijk "Keer om!" omdat de Spanjaarden er in 1624 op de vlucht zijn geslagen.
Trefwoorden
ede, doolhof, jonkvrouw, witte wieven, wachten, wit wief, kernhem, sage, gelderland, verliefdheid, bloesteen, verliefd, streekverhaal, offersteen
Basisinformatie
- Herkomst: Gelderland, Nederland
- Verhaalsoort: sage, streekverhaal
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 4 minuten
Populair
Verder lezen