De wees en de reus
Er was eens een jongen die wees was. Hij woonde in een hutje aan de rand van de akkers buiten het dorp en verdiende de kost met het hoeden van koeien. Niet ver daarvandaan waren de weidegronden van de koning. Deze had een rijkdom aan vee, tot op de dag dat de komst van een vraatzuchtige reus voor een plaag zorgde. Iedere nacht bezocht hij de koninklijke stallen en at één voor één de koeien op. Hun aantal slonk in zo'n rap tempo, dat er binnen de kortste keren nog maar een paar koeien over waren. Hoe al die koeien verdwenen en wat ermee gebeurde bleef gedurende enige tijd voor iedereen een raadsel. De reus was nog door niemand gezien.
Op een nacht echter zag een stel boeren hoe de reus over de omheining van de stallen stapte en de koeien begon op te schrokken. Ze renden naar het dorp om hulp te halen. Gewapend met wat maar voorhanden was, knuppels, speren en messen, kwam een grote groep boeren bijeen. Ze trokken erop uit en vielen de reus aan.
De reus sloeg op de vlucht met de boeren dicht op zijn hielen. Na een korte achtervolging wisten ze hem in te halen. Ze bonden hem stevig vast en brachten hem terug naar het dorp. Daar begonnen ze hem bont en blauw te slaan. Tot hun stomme verbazing zagen de boeren dat het lichaam van de reus in omvang toenam. Hoe harder ze hem sloegen, hoe groter hij werd. Ten slotte was hij zo groot, dat hij door de muren van het huis, waar hij naar toe gevoerd was, heen barstte. De reus zag kans om te ontsnappen en voor de tweede keer op één dag moest hij voor zijn leven rennen. Buiten het dorp gekomen zag hij de weesjongen die bij zijn hutje aan het werk was. "O broeder, help me alsjeblieft," smeekte de reus. "Ze willen me doden! Wees genadig en verstop me ergens."
De wees zag hoe groot de reus was en antwoordde: "Hoe kan een klein kereltje als ik iemand van jouw formaat verstoppen? Dat gaat toch niet."
"Het kan best," sprak de reus, "zeg dat je me wilt helpen, dan zal ik in een vlieg veranderen en me in jouw maag verstoppen."
De jongen stemde toe en in een oogopslag veranderde de reus in een klein vliegje. Via de mond zoemde hij de maag van de wees binnen. Aanstonds verschenen de boeren ten tonele. Ze hadden de sporen van de reus gevolgd en liepen over de akker naar de weesjongen toe. "Heb jij een vluchtende reus langs zien komen?" vroegen ze hem.
"Nee," zei de jongen, "ik heb niemand gezien."
Daarop werden de boeren razend en riepen dreigend: "Je moet hem gezien hebben. Je hebt hem verstopt. Voor de dag ermee, zo niet, dan zullen we jou eens een lesje leren."
"Gebruik je verstand," antwoordde de wees onschuldig. "Hoe kan een klein ventje als ik nou een grote, sterke reus verstoppen?"
De boeren zagen in dat hij gelijk had en lieten hem verder met rust. Ze gaven de achtervolging op en keerden terug naar huis. De reus zat al die tijd veilig en wel in de maag van de jongen en bracht het er levend van af.
Toen de mannen vertrokken waren zei de wees tegen de reus: "Hallo beste reus, hoor je me. Zo ja, dan kun je nu uit mijn maag komen; de boeren zijn verdwenen."
"O nee, o nee," sprak de zelfvoldane reus plagerig. "Wat een geriefelijk en veilig woonoord is dit. En dan spreek ik nog niet eens over al die heerlijkheden die via jouw mond mij ten goede zullen komen. Wat zal ik genieten." De gulzige schrokop vertikte het om naar buiten te komen en het begon de wees te dagen, dat hij zich in een wespennest had gestoken.
De reus bleef in de maag van de wees wonen. Langzaam maar zeker zoog hij zijn levensbloed op; zijn kracht en gezondheid verteerden. De jongen werd zwakker en zwakker, tot hij zo dun was als een lat.
Op een dag zat hij in de smidse. Hij keek doelloos toe hoe een paar mannen bezig waren ijzer te smeden. Zoetjes aan sukkelde hij in slaap en weldra was hij ver weg in dromenland. In zijn droom lag hij bij een vijver waarin talloze brulkikkers druk aan het rondspringen waren. Hun dissonant gekwaak veroorzaakte een geweldig lawaai. De reus kon hen horen en zijn extreme eetlust werd in hoge mate gewekt. "Hé brulkikkers," schreeuwde hij, "als ik nu niet in de maag van deze jongen zat, dan hadden jullie niet lang meer te leven. Jullie waren allemaal stuk voor stuk in mijn maag verdwenen."
"Ha, ha. Kwaak, kwaak. Jij akelige luis, we geven geen lor om wat jij met ons gedaan zou hebben," antwoordde de leider van de kikkers minachtend. "Indien die arme jongen zou willen, dan kon hij makkelijk een drankje bereiden met de as van gedroogde bamboescheuten. Als hij dat drinkt, dan los jij erin op en blijft er niets, maar dan ook helemaal niets van jou over. Dus laat die grootspraak van je maar achterwege."
Op dat moment werd de wees wakker, hij kon zich exact de woorden herinneren die de kikker in zijn droom had gesproken. Hij besloot te handelen, verzamelde gedroogde bamboescheuten en maakte er het drankje mee. Maar de wees was van nature een vriendelijke jongen en zijn hart kende geen haat voor zijn kwelgeest. Daarom vroeg hij, alvorens het drankje in te nemen, de reus nog éénmaal om zijn maag te verlaten. "Moet je luisteren, beste reus," sprak hij, "ik ben nu zo dun als een rietstengel en hoewel je me veel verdriet hebt gedaan, wil ik je toch nog een kans geven. Ben je bereid om uit mijn maag te komen of niet?" Voor de zoveelste maal liet de reus een duidelijk 'nee' horen. Daarop slikte de wees het drankje naar binnen en maakte op die manier een einde aan het leven van deze kwaadaardige reus.
* * *
Samenvatting
Een Indiaas sprookje over een vlieg in de maag van een jongen. Een reus eet bijna alle koeien van een klein dorpje op en de boze bewoners komen achter hem aan. Hij vraagt aan een weesjongen hem te verstoppen. De reus verandert in een vlieg en kruipt in de maag van de jongen. Daar heeft hij het prima naar zijn zin en hij weigert te vertrekken. Een droom brengt uitkomst...
Toelichting
Een verhaal uit Assam, een van de meest oostelijke deelstaten van India.
In India gelooft men dat bij de dood de geest van de overleden persoon buiten het lichaam treedt en gedurende enige tijd rondwaart. Na een bepaalde periode reïncarneert deze geest dan weer. Wanneer iemand op gewelddadige wijze sterft, kan het zijn dat zijn geest blijft rondwaren. Intense gevoelens van haat weerhouden hem ervan om een nieuw lichaam te zoeken. Hij keert zich tegen de mensen om het onrecht te wreken. Zo'n rusteloze geest doet zich in dit verhaal voor als een reus, maar komt in allerlei gedaantes voor.
Slachtoffer van de 'rusteloze' geesten zijn altijd de zwakkeren in de samenleving. In dit verhaal is het de wees, die buiten het dorp leeft. Hij mist niet alleen de bescherming van zijn familie, maar ook van de gemeenschap. In de verhalen wordt verteld hoe de geesten met een beetje moed en slimheid makkelijk zijn af te schrikken of te overwinnen. Dit soort verhalen wordt vooral aan kinderen verteld, in de hoop dat zij hun angst voor dit soort wezens overwinnen. Want angst, zo gelooft men, is er de oorzaak van dat iemand aan zo'n geest ten prooi kan vallen.
Trefwoorden
maag, india, achtervolging, herder, geest, wees, schrokop, wondersprookje, volkssprookje, reus, toverdrank, vlieg, koe
Basisinformatie
- Herkomst: India
- Verhaalsoort: wondersprookje, volkssprookje, sprookje
- Leeftijd: vanaf 6 jaar
- Verteltijd: ca. 7 minuten
Thema
Bron
"Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Draken en andere vreemde wezens. Verhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie" verschenen bij Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1991.
Populair
Verder lezen