De vos, de beer en het dier dat mens heet
In de tijd dat de dieren nog konden praten, waren ze de beste vrienden. Pas later is dat veranderd. Op een dag stuurden ze de vos naar het paleis van de leeuw om hem uit aller naam te vragen een onderkoning te benoemen. Toen de vos het paleis verliet, stond de beer hem op te wachten. "En?" vroeg de beer. De vos begreep dat de beer onderkoning hoopte te worden. "Er is niets beslist," zei hij. "De koning weet nog niet wie hij moet benoemen. We hebben het over je gehad, maar hij vroeg zich af wat je waard was. Als er geen gevaar aan te pas komt, is de beer van de partij, waren zijn woorden, maar als het menens wordt, is hij in geen velden of wegen te bekennen." - "Zei hij dat?" - "Dat zei hij. En hij vroeg me ook of je ooit je krachten had gemeten met een mens. Wie is nou zo dom, zei ik. Als ik er een zie, ga ik een andere kant uit. En dat geldt ook voor de beer, als ik hem een beetje ken. Ik kan hem geen ongelijk geven." De beer keek de vos verontwaardigd aan. "Hoe kom je erbij," zei hij. "Ik ga geen mens uit de weg. Ik wou maar dat ik er een te pakken kon nemen." - "Als je dat wilt, kan ik je van dienst zijn," zei de vos. "Ga morgen met mij mee. Ik moet ergens heen en de kortste weg erheen is langs de mensenwereld."
De volgende dag gingen ze op pad. "Hoe ziet de mens eruit?" vroeg de beer, die er nog nooit een had gezien. "De mens loopt op twee poten," zei de vos. "De voorpoten komen bij hem niet op de grond. En hoe vreemd het ook klinkt, hij heeft bijna geen haar op zijn huid. Alleen de kop is ruig, bij mannen meer dan bij vrouwen maar die dragen het haar langer. Hun huid heeft niet altijd dezelfde kleur. En ze zijn bang nat te worden." Na een tijdje kwamen ze een jongetje tegen. "Is dat er een?" vroeg de beer. "Nee, dat moet er nog een worden." Verderop ontmoetten ze een oude man die op een stok leunde. "Is dat er een?" - "Nee," zei de vos, "die loopt op drie poten. Dat is er een geweest." Toen kwam er een jager aan. "Is dat er een?" - "Ja," zei de vos, "ga jij er maar op af. Ik moet er nu vandoor." De beer rende op de jager af. Deze trok zijn mes en stak hem waar hij hem kon raken. Het leek de beer verstandiger er tussenuit te knijpen. Maar hij had zijn achterste nog niet laten zien of de jager pakte zijn geweer en zond hem een schot hagel na. Krimpend van de pijn kwam de beer thuis. "Hoe was het?" vroeg de vos. "Praat me er niet van," zei de beer. "Eerst trok die mens een scherpe rib uit zijn zij, die hij in mijn lijf stak. En toen ik me bedacht had en er vandoor wilde gaan, gooide hij me vurige kolen na, die mijn achterste verschroeiden. Mijn oren tuitten en het zag geel en groen voor mijn ogen. En mijn wonden voelen aan of ze met peper ingewreven zijn. Je hebt gelijk: tegen die dieren kunnen wij niet op."
* * *
Samenvatting
Een fabel uit Nederland. In het dierenrijk moet er een onderkoning komen; de beer wil wel, maar hij moet eerst zijn moed tonen. Hij maakt kennis met de mens, die hij nog nooit eerder heeft gezien.
Toelichting
De slimme vos en de domme beer komen vaak voor in dierensprookjes, vaak om eigenschappen van dieren onderling of met de mens te vergelijken. Verteltraditie Vlaanderen / Nederland.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Nederland
- Verhaalsoort: fabel
- Leeftijd: vanaf 7 jaar
- Verteltijd: ca. 4 minuten
Populair
Verder lezen