donderdag 21 november 2024

Volksverhalen Almanak


De voetbalwedstrijd


Eens had God geld geleend aan de een of andere aap, dat wil zeggen: Kwekoe Anansi kwam bij Nyankopon om bijstand aan te vragen wegens verplichtingen aan zeker iemand van de familie Kontromfi. "Lieve Heer Oom," sprak hij eerbiedig. "Het gaat om een probleemgeval, een nijver schepsel dat door onheil is getroffen. Hij heeft onverwacht schade aan zijn plantage, hij zou geweldig zijn geholpen als U hem wat geld kon lenen." En God, in Zijn Alwetendheid, zag dat Anansi hoogst oprecht met dat geval zeer in zijn maag zat. Daarom zei Hij: "Nou ja, dat moet dan maar. Hier is het geld, maar vraag wel een kwitantie."
Maar soms wil.Nyankopon Zijn schepselen wel eens beproeven, om zeker te zijn dat zij Hem niet vergeten. Dus riep Hij op een dag Kwekoe Anansi bij zich terug, die floep-floep-floep omhoog kwam hollen langs zijn spinnendraad.
"Mijn waarde neef," zei Hij. "Je weet toch nog dat Ik wat geld geleend heb aan de een of andere apenvriend van jou? Ik vind hier je kwitantie waarin staat: binnen drie maanden terug... en tegen rente... Dat is als Ik de datum zie drie jaar geleden. Hoe staat die zaak? Wat is dat voor cliënt?"
"Een heel betrouwbare Kontromfi," zei Anansi. "Ik weet zijn voornaam niet, maar dat zoek ik zo snel mogelijk uit."
Direct ging hij naar de familie Kontromfi en iedereen was blij om hem te zien.
"Wat breng je nu weer voor weldaad van Nyankopon?" riepen ze vrolijk. Sinds Kwekoe met dat geld gekomen was, kon hij geen kwaad meer doen.
"Iets heel moderns!" zei Anansi. "Mijn Oom heeft besloten dat ik een voetbalclub moet oprichten met jullie!"
"Haaa!" juichten alle apen. "Maar wie zal onze trainer zijn?"
"Ik natuurlijk," zei Anansi. "En als wij vlijtig oefenen, dan zal Nyankopon persoonlijk sponsor zijn."
Binnen de kortste keren hepen de Kontromfi's zich dagelijks de apenbenen uit hun apengatjes. Zulke voetballers had je nog nooit gezien! Wat een passes, dribbels, apencorners, tackles en strafschoppen konden die uitdelen! Als dat zo uitkwam renden ze doodgewoon op beide handen verder. En ze konden zo behendig over elkaar buitelen en apenkoppen, dat je niet wist wie de beste speler was; ze waren allemaal even watervlug. Ze leken ook nog op elkaar als druppels water. Zelfs Kwekoe Spin, die toch heel goede ogen had, kon ze nooit uit elkaar houden.
Dat ging een hele tijd vrolijk verder, tot er alweer een oproep kwam van Nyankopon. "Hoe is het nu?" vroeg God. "Weet je al welke Kontromfi dat geld van me geleend heeft? En heeft hij al terugbetaald?" Anansi boog zijn hoofd eerbiedig. "Bijna, zeer vereerde Oom," zei hij. "Ik heb die apen nu allemaal aardig op een rijtje. Maar zonder Uw Verheven Steun zal het niet gaan." Hij vertelde enthousiast over zijn voetbalclub, wat Nyankopon in Zijn Alwetendheid natuurlijk allang wist - maar ook in Zijn Alwijsheid niet liet blijken, want hij zei: "Het gaat hier niet om spelletjes. Ik geef je nog een week om Mij die wanbetaler aan te wijzen."
"Komt in orde," zei Anansi. "Als U mij helpt aan nette pakken voor mijn spelers, dan nodig ik U uit voor onze eerste wedstrijd." Na de volgende training blies Anansi keihard op zijn fluit en al zijn spelers traden aan in eindeloos gelid.
"Vandaag gaan we een elftal selecteren!" riep Anansi. "Je weet wie onze sponsor is! Dit wordt een elftal van verdienste. Wie mee wil doen moet eerst examen doen in deugdzaamheid!"
En hij vroeg alle apen één voor één: "Hoe is het eigenlijk met jouw geweten? Wat is het slechtste dat je ooit gedaan hebt?" Sommige apen wisten bij Nyankopon niet wat ze daarop moesten antwoorden, andere kwamen met hele reeksen wandaden die nergens op sloegen. De meeste zwoeren dat ze nog nooit iets slechts hadden gedaan. Eén dacht dat je alleen mee mocht doen als je een echte slechterik was, en die bekende zulke vreselijke moorden, brandstichtingen en overvallen, dat je geen Anansi hoefde te zijn om meteen te weten dat hij alles uit zijn vier duimen had gezogen. Een paar apen vertelden maar wat: "Toen ik zes was heb ik een kauwgumpje gestolen van mijn oma," of: "Ik heb een brief verloren die ik moest posten voor mijn zieke zusje," of: "Ik had een keer in het bad gepiest." Tenslotte was er één die zei: "Ik heb jou zelf een keer gedreigd, Anansi, dat ik satéblokjes zou hakken van je."
Anansi schrok: dat moest hem zijn, die ene aap waarvoor hij geld geleend had van Nyankopon, zodat die aap zijn woede zou vergeten. "Weet je dat zeker?" vroeg hij nog. "Ik zal het nooit vergeten," zei de aap berouwvol, "al weet ik niet meer wat de aanleiding was. Misschien zei ik iets anders zoals 'worstvlees', maar dat ik jou wou hakken weet ik goed. En dat jij toen toch heel erg aardig bent geweest."
Toen glimlachten ze allebei en zuchtten opgelucht. "Dat was een heel moedige bekentenis van jou," zei Kwekoe plechtig. "Daarom krijg jij het prachtigste kostuum van mij!"
Op de dag van de wedstrijd hingen Gods schepselen al vroeg rond bij een grote, ovale grasplek in het bos. Daar zaten hagedissen, antilopen, olifanten in alle lagen van het struikgewas. Daar waren mieren en kameleons en slangen; bij honderden keken ze neer vanuit de bomen. Daar vlogen vlinders rond en paradijsvogels en gieren, die alles meer van bovenaf bezagen. Tot daar tenslotte onder luid gekwetter en gebrul Gods Eigen Elftal op het veld verscheen: wat zagen ze er prachtig uit! Vooral Kwekoe Anansi, die als coach optrad. Hij droeg een helm met gouden balletjes en in zijn hand hield hij een staf, waarop een gouden spinnenweb met middenin - geen spin nee, maar een gouden voetbal. Aan zijn voeten had hij feestsandalen met gouden voetballetjes op de wreef.
Zijn spelers droegen bloezen waarop in diamant NYANKOPON was geborduurd. Hun kousen waren elegant: vol rinkelende schelpjes en kettinkjes, zodat bij elke capriool een vrolijk ritme klonk. Kijk die keeper met zijn pet! Een pet als een volrijpe kalebas met een klep zo lang als een bananenblad! Een buitelende, stuiterende tros bananen leek hij wel. De "Ooh!'s" en "Aah!'s"waren niet van de lucht toen dat elftal verscheen, en Nyankopon, die incognito naast Anansi op de tribune zat, kon werkelijk voldaan zijn over Zijn elftal.
De tegenstanders, een elftal van giraffen dat al heel lang in de competitie zat, hadden meteen een achterstand in populariteit. Ze maakten niet lang na de aftrap een verrassingsdoelpunt; en dat vond het publiek maar half geslaagd. Toen gingen de apen er pas goed op los: ze rolden als een stoomwals naar het vijandelijke doel, ze duikelden als kakkerlakken tussen de spillepoten van de tegenpartij door, zodat de giraffen als onhandige hijskranen in het rond stonden te tollen. Ze schoten het ene doelpunt na het andere...
Eindelijk speelde de tegenpartij het klaar om een superhoge kopbal naar het doel der Kontromfï's te schieten. Maar toen ramde die groene pet naar voren of hij zelf een voetbal was en plukte met één hand de bal uit de lucht als een nootje uit een palmboom. Daarna het hij er minutenlang zo'n staaltje van jongleren mee zien, dat heel het bos zo ongeveer ontbladerde van het gejuich.
Nyankopon, die voor de gelegenheid in de gedaante van een leeuw was, bleef onverstoorbaar. Hij zei alleen: "Neef Kwekoe, wie van deze apen is de wanbetaler?"
"Die staat daar in het doel, Heer Oom," zei Anansi fijntjes. En als je denkt dat God die keeper Kontromfi toen met Zijn Toorn getroffen heeft... welnee! Hij was waarachtig apetrots op zijn Volmaakte Doelman! Vandaar dat sommigen het voetballen nog altijd als een goddelijke sport beschouwen, terwijl anderen er alleen maar pijn in hun nek van krijgen.
*   *   *
Samenvatting
Een Anansi-verhaal uit West-Afrika over voetbal.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Meer verhalen van Anansi
Populair
Verder lezen