De visser en de djinn
Een visser, die erg arm was, had de gewoonte elke dag naar het strand te gaan om er zijn dagelijks brood te verdienen. En hij viste nooit meer dan vier keer, daarna ging hij naar huis terug.
Op zekere dag liep hij weer naar de kust, heel vroeg in de ochtend, toen de maan nog aan de hemel stond. Nauwelijks was hij er aangekomen, of hij wierp zijn net in het water. Hij wachtte een poosje om het tot op de bodem te laten zakken en om de vissen de gelegenheid te geven erin te zwemmen. Toen begon hij het binnen te halen. Al spoedig voelde hij iets zwaars. Bang, dat zijn net zou scheuren, besloot hij tot een andere werkwijze. Hij trok zijn kleren uit, dook in het zeewater en voelde in het rond totdat hij het zware voorwerp te pakken had. Toen hij het aan de oppervlakte had gebracht, bleek het slechts het kadaver van een ezel te zijn. Zijn oorspronkelijke hoop op een goede vangst veranderde daardoor in diepe teleurstelling.
Niettemin gooide hij het net voor de tweede keer in zee. Na een lange tijd begon hij het op te halen. Opnieuw voelde hij iets zwaars. Weer ontkleedde hij zich, dook onder de golven en vond na wat rondtasten een aarden pot. Deze bleek met zand en modder gevuld te zijn. Meteen smeet hij het voorwerp weg.
"O Kismet (= lot), waarom bent u zo wreed voor mij?" riep hij uit. "u weet, hoe vroeg in de ochtend ik mijn huis verlaat om mijn levensonderhoud te verdienen en nu hebt u me reeds twee keer bedrogen!"
De visser maakte het net schoon en wierp het voor de derde keer in zee. Maar toen hij het, na een lange tijd geduldig gezeten te hebben, ophaalde, bleken er slechts potscherven en stukken glas in te zitten. De man voelde zich nu nog dieper teleurgesteld en terwijl hij erover nadacht, wat hij nu zou doen, zag hij, dat de dag bijna aanbrak. Als een goed moslim liet hij het werk even rusten om eerst de voorgeschreven gebeden uit te spreken. Toen hij daarmee klaar was, voegde hij eraan toe: "O Heer, u weet, dat ik mijn net slechts vier keer per dag uitgooi. Drie keer heb ik dit al gedaan zonder het minste voordeel van mijn inspanning te trekken. Ik smeek u, laat de zee mij toch goed gezind zijn, zoals hij het was ten opzichte van Mozes."
Weer reinigde hij zijn net van modder en planten en wierp het voor de vierde keer uit. Nog eens wachtte hij geduldig. En niet zodra begon hij het in te palmen, of hij voelde, dat één of ander voorwerp het net zwaar maakte. Toen het op het droge lag, zag hij, dat er een koperen vaas in zat, welke met lood dichtgemaakt en verzegeld was. De vondst gaf hem een gelukkig gevoel en hij berekende reeds, dat de vaas in de bazaar gemakkelijk tien dinars zou opbrengen, waarvoor hij wat koren zou kunnen kopen.
Toen trok hij zijn mes, opende het lid en hield het voorwerp ondersteboven. Maar er viel niets uit. De man legde het neer en bleef er oplettend naar staan kijken. Er begon rook uit te komen, welke zich eerst als mist verspreidde, toen dichter werd en de vorm aannam van een reusachtige Ifrit. Deze was zó groot, dat zijn hoofd tot de wolken reikte, terwijl zijn voeten nog op de grond stonden. De arme visser was doodsbenauwd en wilde vluchten, maar zijn voeten weigerden hem te dragen. Hij beefde over z'n hele lichaam.
Met een geweldige harde stem brulde de Ifrit: "Salomo, grote Profeet van God, ik zal nooit weer uw wil weerstaan. Al uw bevelen zal ik gehoorzamen."
Nadat de visser deze woorden had aangehoord, voelde hij zich wat geruster en zei: "Verheven geest, waar praat u over? Salomo stierf achttienhonderd jaar geleden. Vertel mij a.u.b. waarom u in deze vaas werd gevangen gehouden."
"Praat een beetje beleefder, vóór ik je doodmaak," schreeuwde de Ifrit.
"Waarom zou u dat doen?" antwoordde de ander. "Bent u al vergeten, dat ik u bevrijd heb?"
"Nee, maar dat is nu juist de reden, dat ik je zal doden. Maar ik zal je eerst een gunst toestaan en die is, dat je mag kiezen, hoe je wilt sterven. Weet nu, dat ik één van de rebellen ben, die Gods wil weerstaan hebben. Alle andere djinns onderwierpen zich aan de grote Salomo. Om zich te wreken, liet de machtige vorst mij arresteren. Toen ik voor zijn troon verscheen, beval hij mij, mijn leven te beteren, zijn macht te erkennen en zijn bevelen op te volgen. Ik weigerde echter. Als straf werd ik in deze vaas opgesloten. Koning Salomo zelf sloot hem en zette zijn zegel erop, waarna hij de vaas door zijn bedienden in zee liet gooien. Gedurende de eerste eeuw van gevangenschap zwoer ik, dat wie mij zou bevrijden, door mij tot rijkdom zou komen. Maar er daagde niemand op. Gedurende de volgende vierhonderd jaar besloot ik, alle schatten van de aarde te schenken aan hem, die de vaas zou openen. Maar niemand deed het. Gedurende de volgende honderden jaren maakte ik een plan om van het wezen, dat me zou bevrijden, een groot koning te maken en elke dag drie van zijn wensen te vervullen. Maar ik bleef opgesloten. Toen werd ik zó woedend, dat ik een dure eed zwoer om de man te doden, die de vaas zou vinden."
De visser pleitte en smeekte om zijn leven te mogen behouden, doch tevergeefs. Nood echter maakt vindingrijk en hij bedacht een list om aan de djinn te ontsnappen. Hij zei: "Als ik moet sterven, onderwerp ik mij aan Gods wil. Maar voordat ik de manier kies, waarop ik zal sterven, wil ik u vragen, mij in de naam van God naar waarheid te antwoorden op één vraag."
De djinn bromde: "Vraag, wat je wilt. Maar doe het vlug."
"Was u werkelijk in die vaas? Durft u bij God te zweren, dat dat waar is?"
"Ja," zei de djinn, "ik zweer bij God, dat ik in die vaas was."
"Maar dat is onmogelijk, hernam de visser. Zelfs niet één van uw voeten zou er in kunnen. Ik geloof u niet, voordat u me hebt laten zien, dat u het kunt doen."
Toen nam de djinn opnieuw de vorm van mist aan en verdween langzaam in de vaas. En nadat het laatste spoor van de mist was verdwenen, riep hij uit de diepte van de vaas: "Geloof je me nu, visserman?"
In plaats van antwoord te geven, sloot de visser vlug de vaas en riep uit: "Djinn, nu mag jij je dood kiezen. Nee, ik weet nog iets beters, ik zal je hier weer in zee gooien. Daar mag je blijven tot de dag van het laatste oordeel. In de naam van God, de Barmhartige, heb ik je gevraagd, mijn leven te sparen en je hebt mijn smeken verworpen. Nu doe ik hetzelfde met jou..."
* * *
Samenvatting
Een Duizend-en-één-Nacht verhaal over een geest in een vaas.
Trefwoorden
vaas, islamitisch-verhaal, volksverhaal, opgesloten zijn, djinn, perzië, salomo, visser, wens, bevrijden, vissen, net
Basisinformatie
- Herkomst: Perzië
- Verhaalsoort: volksverhaal, islamitisch-verhaal
- Religie: islam
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 8 minuten
Bron
"Oosterse verhalen en hun geheime betekenis" door W. van Beek. East-West Publications Fonds, 1968.
Populair
Verder lezen