De verdrietige fluit
"Jij, Canan, en jij, Rezan," zei onze juf. "En Melahat, Nuran, Neset, Mahmut, Ne jat, Gülümsün. Komen jullie allemaal eens hier." (Canan wordt uitgesproken als Djanan.)
Wij gingen naar de juf en op dat moment ging de bel.
"Kom kinderen, pak je schooltassen, het is pauze," zei ze tegen de klas. En, terwijl ze de klas uitliep, tegen ons: "Wachten jullie op mij."
Ik werd een beetje bang, hoewel ik helemaal geen kattekwaad had uitgehaald. Zouden we echt voor straf moeten nablijven?
De andere kinderen begonnen ons zelfs al uit te lachen.
"Jullie hebben straf, jullie hebben straf," riepen ze, terwijl ze de klas uitgingen. Terwijl de juf met de les bezig was had Rezan aan mijn haar getrokken en ik had "au" geschreeuwd. Was ze daar misschien boos over geworden? Terwijl wij stonden na te denken over wat we hadden gedaan kwam de juf binnen. "Kom maar met me mee, kinderen," zei ze.
Ze was helemaal niet boos! We gingen naar de bovenste verdieping van de school, de zolder, waar zich een podium bevond en waar de schoolavonden gehouden werden. Onze school was de eerste lagere school van Bakirköy en werd de "stenen school" genoemd. Ik zat dat jaar in de vierde klas. In de zaal boven waren nog meer docenten en hun favoriete leerlingen. "Kinderen, zoals jullie weten is het binnenkort 23 april," zo begon onze juf. "Ik heb jullie uitgekozen voor de voorstelling die onze school zal geven. Vandaag beginnen we met de voorbereidingen. Ga nu maar in de banken zitten en luister naar wat het hoofd van de school jullie te vertellen heeft." Het hoofd van de school kwam op het podium staan en vertelde over het komende schoolfeest en over onze bijdrage daaraan. Hij eindigde met ons succes te wensen.
Van nu af aan bleven we elke dag na de bel voor de pauze achter in het leslokaal, waarna we naar boven gingen voor de repetities. De een repeteerde zijn monoloog, de ander zijn gedicht, terwijl weer anderen probeerden onze nationale dansen zonder fouten uit te voeren. Ik zou een lied zingen waarbij mijn vriend Neset mij op de piano zou begeleiden. Hij kwam uit een rijke familie en had al pianoles vanaf zijn zesde jaar. In het toneelstuk zou ik de rol van koningin spelen. Van onze nationale dansen studeerde ik de Zeybek en de Harmandali in. Een stap naar voren, twee naar achteren, een knie op de grond... Ik had de figuren door.
Uiteindelijk hadden we dan op de dag voor 23 april de laatste repetitie achter de rug. Iedereen had het goed gedaan en onze leraren waren tevreden. "Onze school zal de eerste prijs halen," zeiden ze. Na de laatste repetitie kregen we allemaal een uitnodiging die we aan onze ouders moesten overhandigen. De volgende middag zou de voorstelling, waaraan ook de andere lagere scholen uit Bakirköy zouden deelnemen, gehouden worden in het Volkshuis.
Wij gingen naar de juf en op dat moment ging de bel.
"Kom kinderen, pak je schooltassen, het is pauze," zei ze tegen de klas. En, terwijl ze de klas uitliep, tegen ons: "Wachten jullie op mij."
Ik werd een beetje bang, hoewel ik helemaal geen kattekwaad had uitgehaald. Zouden we echt voor straf moeten nablijven?
De andere kinderen begonnen ons zelfs al uit te lachen.
"Jullie hebben straf, jullie hebben straf," riepen ze, terwijl ze de klas uitgingen. Terwijl de juf met de les bezig was had Rezan aan mijn haar getrokken en ik had "au" geschreeuwd. Was ze daar misschien boos over geworden? Terwijl wij stonden na te denken over wat we hadden gedaan kwam de juf binnen. "Kom maar met me mee, kinderen," zei ze.
Ze was helemaal niet boos! We gingen naar de bovenste verdieping van de school, de zolder, waar zich een podium bevond en waar de schoolavonden gehouden werden. Onze school was de eerste lagere school van Bakirköy en werd de "stenen school" genoemd. Ik zat dat jaar in de vierde klas. In de zaal boven waren nog meer docenten en hun favoriete leerlingen. "Kinderen, zoals jullie weten is het binnenkort 23 april," zo begon onze juf. "Ik heb jullie uitgekozen voor de voorstelling die onze school zal geven. Vandaag beginnen we met de voorbereidingen. Ga nu maar in de banken zitten en luister naar wat het hoofd van de school jullie te vertellen heeft." Het hoofd van de school kwam op het podium staan en vertelde over het komende schoolfeest en over onze bijdrage daaraan. Hij eindigde met ons succes te wensen.
Van nu af aan bleven we elke dag na de bel voor de pauze achter in het leslokaal, waarna we naar boven gingen voor de repetities. De een repeteerde zijn monoloog, de ander zijn gedicht, terwijl weer anderen probeerden onze nationale dansen zonder fouten uit te voeren. Ik zou een lied zingen waarbij mijn vriend Neset mij op de piano zou begeleiden. Hij kwam uit een rijke familie en had al pianoles vanaf zijn zesde jaar. In het toneelstuk zou ik de rol van koningin spelen. Van onze nationale dansen studeerde ik de Zeybek en de Harmandali in. Een stap naar voren, twee naar achteren, een knie op de grond... Ik had de figuren door.
Uiteindelijk hadden we dan op de dag voor 23 april de laatste repetitie achter de rug. Iedereen had het goed gedaan en onze leraren waren tevreden. "Onze school zal de eerste prijs halen," zeiden ze. Na de laatste repetitie kregen we allemaal een uitnodiging die we aan onze ouders moesten overhandigen. De volgende middag zou de voorstelling, waaraan ook de andere lagere scholen uit Bakirköy zouden deelnemen, gehouden worden in het Volkshuis.
Daar stond ik dan met mijn uitnodiging in mijn hand, diep in gedachten. Ik had niemand om mee te nemen naar de voorstelling... Thuis had ik alleen een oude grootmoeder. Maar die begreep niets van deze dingen. Zij was trouwens toch al boos dat ik "s middags laat thuis kwam vanwege de repetities. Ik had zelfs niets durven zeggen over de traditionele kleding die ik nodig had om de Harmandali te dansen, zoals een wijde broek, een gekleurde zakdoek, met zilver geborduurde schoentjes...
Bij elke repetitie zei de juf: "Heb je je kleren nog niet bij je, Canan?" En dan keek ik blozend naar de grond en durfde ik niets over de situatie thuis te vertellen. Alleen al als ik mijn grootmoeder om geld voor een schoolschrift of pen vroeg, zei ze nors: "Altijd moet je maar weer geld hebben."
Op de laatste repetitiedag hadden alle klasgenoten de kleding en de andere din-
gen die voor de voorstelling nodig waren bij zich.
"Hoe zit het met jou, Canan?" zei de juf. "Wat trek jij nou eigenlijk aan?"
Deze reprimande was te veel voor mij en ik begon te huilen.
"Ik heb het niet aan mijn oma durven vragen, juf..."
Ze nam de zakdoek uit mijn zak en droogde mijn tranen.
"Waarom heb je dat niet eerder gezegd mijn liefje," zei ze troostend. "Dan hadden we een oplossing gezocht." Ze streek me over mijn haar. "Jij bent degene die de Harmandali het mooist kan dansen.
Ik heb nog een kleine zijden sjalvar (wijde broek) uit de tijd dat ik net zo jong was als jij. Die zal ik voor je meebrengen. Niet meer verdrietig zijn hoor! Zorg ervoor dat je morgen om twee uur precies in het Volkshuis bent.
Ik had een vriendin, Fadila. Toen ze zag dat ik maar naar de uitnodiging in mijn hand had stond te staren zei ze "Canan, als er van jou thuis niemand komt, mag ik de uitnodiging dan hebben? Mijn zusters willen ook graag naar het bal."
"Goed, als mijn grootmoeder niet komt neem ik hem morgen voor je mee zei ik.
De volgende morgen stond ik vroeg op.
Door de opwinding had ik de afgelopen nacht niet erg veel geslapen. Ik had geen andere schoenen dan die waar ik elke morgen mee naar school ging. Ik liet ze netjes oppoetsen door de schoenenpoetser die langs de deur kwam. Ik had een blauwe wollen jurk die gemaakt was voor het vorige Suikerfeest Hij was te kort geworden en verkreukeld.
Kon ik hem maar strijken. Mijn grootmoeder maakte nooit vuur voor ons ouderwetse strijkijzer. "Grootmoeder," begon ik aarzelend. "Van school hebben ze een uitnodiging meegegeven voor de voorstelling. Komt u ook naar het Volkshuis?" - "Alsof ik niets anders te doen heb. En dan ook nog eens een keer een voorstelling!"
Ze sprak zo hard dat ik er bang van werd. Als ze kwaad werd zou ze mij wel eens kunnen verbieden om te gaan. Ik trok mijn jurk aan, verkreukeld en wel. En tegen twaalf uur sloop ik stilletjes het huis uit. Fadila"s huis was tamelijk ver van ons vandaan. Ik rende erheen zo hard als ik kon. Fadila deed open. "Van ons thuis komt niemand," zei ik. "Ik heb de uitnodiging bij me." Op dat moment klonk de stem van Fadila"s moeder van binnen: "Wie is daar kind?"
"Mijn vriendin," riep Fadila, "ze heeft de uitnodiging bij zich." - "Vraag haar om binnen te komen, liefje." Fadila"s zus was nu ook naar de deur gekomen.
"Nu kan ik dus ook mee, Fadila," zei ze. "Dan ga ik me omkleden." Ik moest binnenkomen. Fadila had een roze jurk aan. Haar lange blonde haren waren gekruld en versierd met twee roze rozen. Wat schaamde ik mij voor mijn verkreukelde haarband, mijn jurk, mijn schoenen...
"We zijn heel blij met de uitnodiging," zei Fadila"s moeder. "Jouw jurk is ook gekreukt, net als die van mij. Kom, trek hem maar uit, dan strijken we hem even." Ze streken mijn kleren. Ze wasten de
haarband en streken die ook. Ze kamden mijn haar en deden de gestreken haarband opnieuw in. Daarna gingen we met zijn allen aan tafel voor het middageten, dat ondertussen door de dienstmeisjes was klaargemaakt. Tegen half twee gingen we met de auto van de familie naar het Volkshuis.
Toen de juffrouw mij zag omhelsde ze me.
"Je ziet er leuk uit," zei ze. "Ik heb de dingen die je straks aan moet bij me. Zullen we eens kijken of ze passen?" En ze duwde me een kamertje in naast de grote zaal. Een zijden salvar, rode met zilverdraad beslikte schoentjes, een paar nieuwe witte kousen, een aan de randen geborduurd paars jasje, de blouse daaronder en de ceintuur... Het leek allemaal voor mij gemaakt. Ik wist niet hoe haar moest bedanken.
De zaal begon vol te lopen met genodigden. Ook de leerlingen van de andere scholen die zouden deelnemen aan de voorstelling waren gekomen. Het hoofd van onze school beklom het podium en opende de middag met een toespraak. Onderrussen wachtten wij achter de coulissen in spanning tot het onze beurt zou zijn. Het doek ging open en dicht. Sommige kinderen declameerden een gedicht, anderen droegen een verhaal voor. Toen waren wij aan de beurt met onze nationale dansen. Wij zouden ze opvoeren samen met de andere scholen.
Op de laatste repetitiedag hadden alle klasgenoten de kleding en de andere din-
gen die voor de voorstelling nodig waren bij zich.
"Hoe zit het met jou, Canan?" zei de juf. "Wat trek jij nou eigenlijk aan?"
Deze reprimande was te veel voor mij en ik begon te huilen.
"Ik heb het niet aan mijn oma durven vragen, juf..."
Ze nam de zakdoek uit mijn zak en droogde mijn tranen.
"Waarom heb je dat niet eerder gezegd mijn liefje," zei ze troostend. "Dan hadden we een oplossing gezocht." Ze streek me over mijn haar. "Jij bent degene die de Harmandali het mooist kan dansen.
Ik heb nog een kleine zijden sjalvar (wijde broek) uit de tijd dat ik net zo jong was als jij. Die zal ik voor je meebrengen. Niet meer verdrietig zijn hoor! Zorg ervoor dat je morgen om twee uur precies in het Volkshuis bent.
Ik had een vriendin, Fadila. Toen ze zag dat ik maar naar de uitnodiging in mijn hand had stond te staren zei ze "Canan, als er van jou thuis niemand komt, mag ik de uitnodiging dan hebben? Mijn zusters willen ook graag naar het bal."
"Goed, als mijn grootmoeder niet komt neem ik hem morgen voor je mee zei ik.
De volgende morgen stond ik vroeg op.
Door de opwinding had ik de afgelopen nacht niet erg veel geslapen. Ik had geen andere schoenen dan die waar ik elke morgen mee naar school ging. Ik liet ze netjes oppoetsen door de schoenenpoetser die langs de deur kwam. Ik had een blauwe wollen jurk die gemaakt was voor het vorige Suikerfeest Hij was te kort geworden en verkreukeld.
Kon ik hem maar strijken. Mijn grootmoeder maakte nooit vuur voor ons ouderwetse strijkijzer. "Grootmoeder," begon ik aarzelend. "Van school hebben ze een uitnodiging meegegeven voor de voorstelling. Komt u ook naar het Volkshuis?" - "Alsof ik niets anders te doen heb. En dan ook nog eens een keer een voorstelling!"
Ze sprak zo hard dat ik er bang van werd. Als ze kwaad werd zou ze mij wel eens kunnen verbieden om te gaan. Ik trok mijn jurk aan, verkreukeld en wel. En tegen twaalf uur sloop ik stilletjes het huis uit. Fadila"s huis was tamelijk ver van ons vandaan. Ik rende erheen zo hard als ik kon. Fadila deed open. "Van ons thuis komt niemand," zei ik. "Ik heb de uitnodiging bij me." Op dat moment klonk de stem van Fadila"s moeder van binnen: "Wie is daar kind?"
"Mijn vriendin," riep Fadila, "ze heeft de uitnodiging bij zich." - "Vraag haar om binnen te komen, liefje." Fadila"s zus was nu ook naar de deur gekomen.
"Nu kan ik dus ook mee, Fadila," zei ze. "Dan ga ik me omkleden." Ik moest binnenkomen. Fadila had een roze jurk aan. Haar lange blonde haren waren gekruld en versierd met twee roze rozen. Wat schaamde ik mij voor mijn verkreukelde haarband, mijn jurk, mijn schoenen...
"We zijn heel blij met de uitnodiging," zei Fadila"s moeder. "Jouw jurk is ook gekreukt, net als die van mij. Kom, trek hem maar uit, dan strijken we hem even." Ze streken mijn kleren. Ze wasten de
haarband en streken die ook. Ze kamden mijn haar en deden de gestreken haarband opnieuw in. Daarna gingen we met zijn allen aan tafel voor het middageten, dat ondertussen door de dienstmeisjes was klaargemaakt. Tegen half twee gingen we met de auto van de familie naar het Volkshuis.
Toen de juffrouw mij zag omhelsde ze me.
"Je ziet er leuk uit," zei ze. "Ik heb de dingen die je straks aan moet bij me. Zullen we eens kijken of ze passen?" En ze duwde me een kamertje in naast de grote zaal. Een zijden salvar, rode met zilverdraad beslikte schoentjes, een paar nieuwe witte kousen, een aan de randen geborduurd paars jasje, de blouse daaronder en de ceintuur... Het leek allemaal voor mij gemaakt. Ik wist niet hoe haar moest bedanken.
De zaal begon vol te lopen met genodigden. Ook de leerlingen van de andere scholen die zouden deelnemen aan de voorstelling waren gekomen. Het hoofd van onze school beklom het podium en opende de middag met een toespraak. Onderrussen wachtten wij achter de coulissen in spanning tot het onze beurt zou zijn. Het doek ging open en dicht. Sommige kinderen declameerden een gedicht, anderen droegen een verhaal voor. Toen waren wij aan de beurt met onze nationale dansen. Wij zouden ze opvoeren samen met de andere scholen.
"Trek het kromzwaard niet,
jongeman, trek het kromzwaard
niet
Breek de rijen niet jongeman,
breek de rijen niet,"
jongeman, trek het kromzwaard
niet
Breek de rijen niet jongeman,
breek de rijen niet,"
zongen wij terwijl wij allen in een kring de Zeybek dansten.
De dans was afgelopen. Nu was ik aan de beurt om het podium op te gaan en in mijn eentje de Harmandali te zingen en te dansen. Eerst trilde mijn stem en mijn passen waren onzeker, maar gaandeweg ging het beter.
De dans was afgelopen. Nu was ik aan de beurt om het podium op te gaan en in mijn eentje de Harmandali te zingen en te dansen. Eerst trilde mijn stem en mijn passen waren onzeker, maar gaandeweg ging het beter.
"Daar komt hij, mijn efe
Hei... het bloed stroomt naar mijn hart,"
Hei... het bloed stroomt naar mijn hart,"
zong ik, en ik voelde mij meegesleept door de schoonheid van de melodie. De dans was ten einde. Het publiek applaudisseerde. Ze bleven maar klappen. Het doek ging open en dicht en weer open.
"Ga nog een keer op," drong onze juf aan van achter de coulissen. Met zijn allen kwamen we nog een keer op.
"Ga nog een keer op," drong onze juf aan van achter de coulissen. Met zijn allen kwamen we nog een keer op.
"Op de berg van Palan Dogen
Klinkt de stem van mijn fluit
Ik zit geleund tegen een den
Het water van een beek klatert melodieus,"
Klinkt de stem van mijn fluit
Ik zit geleund tegen een den
Het water van een beek klatert melodieus,"
zongen wij in koor.
Toen de dansen voorbij waren kwam het hoofd van de school het podium op en zei: "Wij hebben beoordeeld wie van de kinderen onze nationale dansen het beste weet te vertolken. Met de instemming van u, toeschouwers, kondig ik als winnares aan onze leerlinge Canan." Ik werd op het podium geroepen. Voor het podium stond een tafel met daarop een grote stapel cadeaus. Iemand nam er een van de stapel af en overhandigde het aan het hoofd van de school. Het was
een reusachtige pop. Het hoofd van de school gaf hem mij en kuste mij op mijn voorhoofd. Ik werd vuurrood. De hele zaal applaudisseerde. Mijn stem bleef steken in mijn keel en ik kon nog juist uitbrengen: "Dank u wel, meneer." En ik maakte een revérence, en weer een... en weer
een..
De juf kwam naar me toe. "Kom, er is nog een wedstrijd," zei ze terwijl ze me bij de hand nam en de zaal uitduwde. We gingen naar de benedenverdieping. Daar gingen we een kamer binnen. Er werden nog andere kinderen uitgekozen, maar aan de finale konden maar twintig kinderen deelnemen, jongens en meisjes.
We gingen weer naar de zaal met het podium op de bovenverdieping. De wedstrijd begon. Op de maat van een wals die door het orkest gespeeld werd, werden de kinderen stuk voor stuk aan het publiek gepresenteerd. Aan deze wedstrijd nam Fadila ook deel. Met haar roze jurk viel ze direct op te midden van de meisjes. Omdat ik geen geschikte jurk had deed ik in Salvar en jasje mee aan de wedstrijd.
Ieder kind kwam aan de hand van een heer naar voren, stapte het podium op en voerde dan, aangemoedigd door de betoverende melodieën van de wals, een aantal dansfiguren uit.
Eindelijk kwam ik aan de beurt en met knikkende knieën liep ik het podium op. Een applaus weerklonk. De beurt was weer aan anderen. Nadat alle kinderen gepresenteerd waren was het woord aan de jury. Wij wachtten de uitslag af tussen de coulissen. De juf kwam naar me toe en zei, terwijl ze me snel een kus gaf: "Ik weet zeker dat jij zult winnen."
Het leek wel of ze nog opgewondener was dan ikzelf. Ze liep maar heen en weer en wreef steeds in haar handen. En ja, ik had gewonnen. Weer ging ik het podium op. Applaus. Ik kreeg een groot boeket bloemen en moest op de foto. Het regende confetti op het podium. Bij de jongens had Melik gewonnen, die bij ons op school in de vijfde klas zat. Hij kreeg een grote bal en een doos chocola cadeau. Toen kwam onze juf op het toneel en zei: "Canan zal nu voor u met haar mooie stem een lied zingen." Ik was nogal van mijn stuk. Smekend keek ik de juf aan. Maar zij bracht de microfoon op de goede hoogte voor mij en zei: "Wij willen graag dat jij de zangwedstrijd opent met een lied dat jij mooi vindt. Of wil je alleen maar cadeautjes krijgen?" grapte ze erachteraan. Ne§et was achter de piano gaan zitten. "Kom, zing eens De verdrietige fluit," zei de juf.
Een jaar geleden, in de derde klas, had onze juf ons dit lied tijdens de muziekles geleerd, waarbij ze ons op de viool begeleidde.
Ik zong, met van opwinding trillende stem:
Toen de dansen voorbij waren kwam het hoofd van de school het podium op en zei: "Wij hebben beoordeeld wie van de kinderen onze nationale dansen het beste weet te vertolken. Met de instemming van u, toeschouwers, kondig ik als winnares aan onze leerlinge Canan." Ik werd op het podium geroepen. Voor het podium stond een tafel met daarop een grote stapel cadeaus. Iemand nam er een van de stapel af en overhandigde het aan het hoofd van de school. Het was
een reusachtige pop. Het hoofd van de school gaf hem mij en kuste mij op mijn voorhoofd. Ik werd vuurrood. De hele zaal applaudisseerde. Mijn stem bleef steken in mijn keel en ik kon nog juist uitbrengen: "Dank u wel, meneer." En ik maakte een revérence, en weer een... en weer
een..
De juf kwam naar me toe. "Kom, er is nog een wedstrijd," zei ze terwijl ze me bij de hand nam en de zaal uitduwde. We gingen naar de benedenverdieping. Daar gingen we een kamer binnen. Er werden nog andere kinderen uitgekozen, maar aan de finale konden maar twintig kinderen deelnemen, jongens en meisjes.
We gingen weer naar de zaal met het podium op de bovenverdieping. De wedstrijd begon. Op de maat van een wals die door het orkest gespeeld werd, werden de kinderen stuk voor stuk aan het publiek gepresenteerd. Aan deze wedstrijd nam Fadila ook deel. Met haar roze jurk viel ze direct op te midden van de meisjes. Omdat ik geen geschikte jurk had deed ik in Salvar en jasje mee aan de wedstrijd.
Ieder kind kwam aan de hand van een heer naar voren, stapte het podium op en voerde dan, aangemoedigd door de betoverende melodieën van de wals, een aantal dansfiguren uit.
Eindelijk kwam ik aan de beurt en met knikkende knieën liep ik het podium op. Een applaus weerklonk. De beurt was weer aan anderen. Nadat alle kinderen gepresenteerd waren was het woord aan de jury. Wij wachtten de uitslag af tussen de coulissen. De juf kwam naar me toe en zei, terwijl ze me snel een kus gaf: "Ik weet zeker dat jij zult winnen."
Het leek wel of ze nog opgewondener was dan ikzelf. Ze liep maar heen en weer en wreef steeds in haar handen. En ja, ik had gewonnen. Weer ging ik het podium op. Applaus. Ik kreeg een groot boeket bloemen en moest op de foto. Het regende confetti op het podium. Bij de jongens had Melik gewonnen, die bij ons op school in de vijfde klas zat. Hij kreeg een grote bal en een doos chocola cadeau. Toen kwam onze juf op het toneel en zei: "Canan zal nu voor u met haar mooie stem een lied zingen." Ik was nogal van mijn stuk. Smekend keek ik de juf aan. Maar zij bracht de microfoon op de goede hoogte voor mij en zei: "Wij willen graag dat jij de zangwedstrijd opent met een lied dat jij mooi vindt. Of wil je alleen maar cadeautjes krijgen?" grapte ze erachteraan. Ne§et was achter de piano gaan zitten. "Kom, zing eens De verdrietige fluit," zei de juf.
Een jaar geleden, in de derde klas, had onze juf ons dit lied tijdens de muziekles geleerd, waarbij ze ons op de viool begeleidde.
Ik zong, met van opwinding trillende stem:
"Verdrietige fluit, blijf klagen
zoals mijn hart
Breng de pijn in mijn hart
tot zwijgen
Wees balsem voor mijn wond met
je klaaglijke stem
Klaag fluit, breng de pijn in
mijn hart tot zwijgen
Zie de rivieren waarin ik mij gewassen heb
Zie de toppen die ik beklommen
heb
Ergens anders zijn deze wonden
ongeneeslijk
Klaag fluit, breng de pijn in mijn
hart tot zwijgen
Hoog is deze berg, maar de berg
van toen is het niet
Groen is deze wijngaard, maar de
wijngaard van toen is het niet
Wat zal ik doen nu mijn moedertje
niet meer leeft
Klaag fluit, breng de pijn in mijn
hart tot zwijgen."
zoals mijn hart
Breng de pijn in mijn hart
tot zwijgen
Wees balsem voor mijn wond met
je klaaglijke stem
Klaag fluit, breng de pijn in
mijn hart tot zwijgen
Zie de rivieren waarin ik mij gewassen heb
Zie de toppen die ik beklommen
heb
Ergens anders zijn deze wonden
ongeneeslijk
Klaag fluit, breng de pijn in mijn
hart tot zwijgen
Hoog is deze berg, maar de berg
van toen is het niet
Groen is deze wijngaard, maar de
wijngaard van toen is het niet
Wat zal ik doen nu mijn moedertje
niet meer leeft
Klaag fluit, breng de pijn in mijn
hart tot zwijgen."
In het applaus van de zaal leek hetzelfde verdriet door te klinken als bij mij van binnen.
Mijn juf kon haar tranen niet meer bedwingen. Ze omhelsde en kuste me. De andere kinderen die een mooie stem hadden kwamen een voor een het podium op om een lied te zingen. Daarna kwamen we met zijn allen op om in koor schoolliedjes te zingen. Nadat ik in het toneelstuk met succes de rol van koningin gespeeld had kwam het orkest op het podium. Op de dansvloer voor het podium dansten de meisjes, die er met hun witte, blauwe en roze jurkjes als vlindertjes uitzagen, met hun kleine donkere cavaliers. Mijn blik gleed naar het raam, naar buiten. Het was al behoorlijk donker. Ik dacht aan mijn grootmoeder. Ze was vast boos omdat ik er nog niet was.
"Juf," zei ik, "het is al donker. Mag ik naar huis gaan?"
"Goed, kleed je maar om. Je bent helemaal bezweet..." In het kamertje naast het podium kleedde ik me om. De zijden Sjalvar en de geborduurde schoentjes deed ik uit. Ik trok mijn jurk weer aan. "Heel erg bedankt, juf," zei ik. Ze keek me aan en streelde me over mijn rug.
"Allemaal voor jou, Canan," zei ze, "je hebt me niet teleurgesteld." Ik kon al mijn cadeaus bijna niet dragen. Op straat waren de lampen al aan. Ik holde om zo snel mogelijk thuis te zijn. Mijn grootmoeder deed verwonderd en geïrriteerd open.
"Zo, waar heb je zo lang gezeten? Kom maar eens binnen,, dan zullen we eens kijken wat we met jou zullen doen. Verduiveld, waar zat je, het is al donker." - "Ik was bij de voorstelling, echt waar grootmoeder," antwoordde ik, terwijl ik begon te huilen. "Ik heb alle wedstrijden gewonnen," zei ik, maar mijn grootmoeder luisterde niet en stuurde mij naar bed.
Mijn verdrietigste en mooiste 23 april herinnering is de herinnering aan deze dag uit mijn tiende levensjaar.
Mijn juf kon haar tranen niet meer bedwingen. Ze omhelsde en kuste me. De andere kinderen die een mooie stem hadden kwamen een voor een het podium op om een lied te zingen. Daarna kwamen we met zijn allen op om in koor schoolliedjes te zingen. Nadat ik in het toneelstuk met succes de rol van koningin gespeeld had kwam het orkest op het podium. Op de dansvloer voor het podium dansten de meisjes, die er met hun witte, blauwe en roze jurkjes als vlindertjes uitzagen, met hun kleine donkere cavaliers. Mijn blik gleed naar het raam, naar buiten. Het was al behoorlijk donker. Ik dacht aan mijn grootmoeder. Ze was vast boos omdat ik er nog niet was.
"Juf," zei ik, "het is al donker. Mag ik naar huis gaan?"
"Goed, kleed je maar om. Je bent helemaal bezweet..." In het kamertje naast het podium kleedde ik me om. De zijden Sjalvar en de geborduurde schoentjes deed ik uit. Ik trok mijn jurk weer aan. "Heel erg bedankt, juf," zei ik. Ze keek me aan en streelde me over mijn rug.
"Allemaal voor jou, Canan," zei ze, "je hebt me niet teleurgesteld." Ik kon al mijn cadeaus bijna niet dragen. Op straat waren de lampen al aan. Ik holde om zo snel mogelijk thuis te zijn. Mijn grootmoeder deed verwonderd en geïrriteerd open.
"Zo, waar heb je zo lang gezeten? Kom maar eens binnen,, dan zullen we eens kijken wat we met jou zullen doen. Verduiveld, waar zat je, het is al donker." - "Ik was bij de voorstelling, echt waar grootmoeder," antwoordde ik, terwijl ik begon te huilen. "Ik heb alle wedstrijden gewonnen," zei ik, maar mijn grootmoeder luisterde niet en stuurde mij naar bed.
Mijn verdrietigste en mooiste 23 april herinnering is de herinnering aan deze dag uit mijn tiende levensjaar.
* * *
Samenvatting
Een belevenis uit Turkije. Een jongen die door zijn grootmoeder wordt opgevoed krijgt de hoofdrol in een schooluitvoering op de Turks nationale kinderfeestdag (Çocuk Bayramı). Zijn oma wil niet meewerken, maar de onderwijzeres steunt hem. Dit verhaal is geschreven door Necla Carpan, onderwijzer in Turkije. Het geeft een kijkje in het schoolleven van kinderen in Turkije en op de manier waarop dit feest wordt gevierd.
Toelichting
Literatuur Turkije 20e eeuw. Dit verhaal is geschreven door Necla Carpan, onderwijzer in Turkije.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Turkije
- Verhaalsoort: belevenis
- Leeftijd: vanaf 7 jaar
- Verteltijd: ca. 18 minuten
Thema
Feest / viering
Populair
Verder lezen