zaterdag 21 december 2024

Volksverhalen Almanak


De verborgen schat van kasteel Ravenhorst


Op de plek waar bij Winterswijk de Ravenhorster- en de Jachthuisbeek bij elkaar komen, ligt een boerderij die het Ravenhuis heet. Om er te komen moet men de smalle zandweg volgen, dicht langs de beek, die nu gekanaliseerd is. Vroeger lag hier bij het Ravenhuis een stuw in de beek, waardoor een molenrad werd aangedreven. Thans is de stuw verdwenen en kabbelt het water rustig verder en ruisen alleen nog de hoge eiken om het hoge huis. Aan het vroegere kasteel herinnert enkel nog een schuur, een zogenaamde korenspieker. Het is een gebouwtje in vakwerkstijl en de zolder van zwaar eikenhout waarop eertijds de oogst geborgen werd, is nog lang niet versleten. In de weiden rondom het huis zit nog veel puin. Puin waarmee de dubbele gracht rondom het kasteel gedempt is. Van het eigenlijke kasteel is niets meer overgebleven. Enkel een paar verhalen en aantekeningen in oude archieven.
Het moet gebeurd zijn in de duistere middeleeuwen. Op het Ravenhuis, toen de Ravenhorst geheten, gebeurden dingen die niet in de haak waren. Argeloze voorbijgangers, vooral reizende kooplieden, werden overvallen en geplunderd. Op het kasteel immers woonden drie broers, drie roofridders, voor wie geen mens veilig was. De broers moesten onderhand schatrijk zijn, fluisterde men, want al jarenlang hadden zij hun oneerbaar beroep uitgeoefend. En veel mensen hadden het leven moeten laten in de donkere gewelven van het kasteel.
Ook de keizer waren de kwade geruchten ter ore gekomen. En toen het krijgsrumoer in zijn land even verstild was, rustte hij een strafexpeditie uit om de roofridders gevangen te nemen. Een legertje sloeg het beleg voor het kasteel en na korte tegenstand werd het ingenomen.
Maar de drie broers waren spoorloos verdwenen en niemand die kon zeggen hoe ze waren ontsnapt. En wat nog erger was: van alle schatten die in het kasteel opgeslagen moesten zijn, was niets te vinden. Het was onmogelijk dat de drie roofridders alles hadden kunnen meenemen. Nog lang werd naar de schat gezocht. Het hele kasteel werd aan een grondig onderzoek onderworpen, maar het enige wat men vond, was een geheime gang die uit een van de kelders diep het bos in voerde. Nu wist men tenminste hoe de rovers ontkomen waren. Maar de schat van de Ravenhorst was nergens te vinden.
De aanvoerder van het legertje, een trouwe vazal van de keizer, kreeg het kasteel in leen. Met zijn vrouw, twee zoons en een paar dochters nam hij zijn intrek in het roofslot. Maar lang werkeloos in het vuur zitten staren, was hem niet vergund. Dat wenste hij ook niet. Met zijn oudste zoon was hij meer thuis op de vele slagvelden van de keizer. Echte ridders waren het. De jongste zoon, heer Herman, was anders. Hij was huiselijk van aard en de krijgsroem lokte hem minder. Hij had een hekel aan geweld. Wanneer zijn vader en broer op reis waren, beheerde hij het kasteel. Hij trachtte de omliggende landerijen, die erg verwaarloosd waren, uit hun verval op te heffen.
Op een dag kwam een boodschapper melden dat zijn vader en broer gesneuveld waren, gevallen in dezelfde slag. Heer Herman bleef achter met zijn moeder en zusters. Er brak een moeilijke tijd voor hen aan. Hun leenheer, die door zijn vele oorlogen in moeilijkheden was gekomen, eiste hoe langer hoe meer schatting. Er bleef nauwelijks voldoende over voor de bewoners om van te kunnen leven en het machtige kasteel kwam steeds meer in verval. Geld om de nodige herstelwerkzaamheden uit te voeren, was er niet. Vaak had de heer over de verborgen schat horen praten, maar ook hij had niets kunnen vinden. En zo leefden ze in behoeftige omstandigheden verder.
Op een avond, diep in de herfst, terwijl de wind om het hoge kasteel gierde en het water uit de gracht hoog tegen de muur opjoeg, werd er aan de poort van het kasteel geklopt. Gastvrij als de bewoners waren, lieten ze de vreemdeling, die voor de deur stond, binnen en nodigden hem uit op het kasteel de nacht door te brengen. Het was een pelgrim, naar zijn kledij te oordelen, en zijn komst gaf meteen de nodige afleiding aan het eentonige leven op het slot. Wellicht kon de man vertellen over zijn reis naar het Heilige Land. Ze deelden het maal met hem en de pelgrim verhaalde zijn avonturen. Al pratende kwam ook heer Herman met zijn zorgen voor de dag. Ze zouden op deze wijze niet lang door kunnen gaan, zonder helemaal tot armoede te vervallen. Het leek hem beter het kasteel helemaal horig te maken, zodat ze verlost zouden zijn van alle geldzorgen. De pelgrim op zijn beurt luisterde vol belangstelling en het was al laat toen ze naar bed gingen.
De volgende morgen wilde de pelgrim weer verder trekken, maar voordat hij ging, riep hij heer bij zich. "U zult mij wellicht niet kennen en ik kende u niet. Maar deze plaats, dit slot, ken ik maar al te goed. Ik heb hier te lange jaren gewoond om niet elke steen van het kasteel te kennen." Heer Herman schrok van de woorden van de pelgrim. Hij begon te vermoeden wie hier voor hem stond in dit kleed. "Het zou toch niet."
"Ja," zei de pelgrim en hij glimlachte, "ik ben een van de roofridders die hier op het kasteel gewoond hebben. Toen we moesten vluchten, hebben we eerst met ons drieën rondgezworven en ons leven op dezelfde wijze voortgezet. Rovend en moordend. Tot het berouw kwam over onze slechte daden. Om van onze zonden verlost te worden, zijn we naar het Heilige Land gegaan, maar op de terugweg zijn mijn twee jongere broers gestorven. Mij, de oudste, liet God in leven om een hard werkend en eerlijk mens de schat te tonen, die hier in het kasteel nog steeds verborgen ligt. U hebt het zonder uw schuld moeilijk gekregen. Om een klein beetje van mijn oude schuld af te lossen, zal ik u wijzen waar de schat van de Ravenhorst verborgen ligt."
Heer Herman wist niet wat hij hoorde. Maar hij volgde de pelgrim naar een van de diepe kelders van de Ravenhorst. Hier drukte de pelgrim in een van de hoeken op de muur. Er sprong een deur open en in het gat van de muur glinsterde het van goud en zilver. "Dat is onze roversbuit," zei de pelgrim. "Ik schenk hem u, want ik weet dat het geld een goede bestemming zal krijgen. Ons bloedgeld kan in uw handen tot een zegen worden voor de gehele streek."
Na die woorden ging de pelgrim weg. Blijven wilde hij niet. Het was zijn lot om verder te zwerven en te trachten rust te vinden voor zijn gemoed. Heer Herman heeft de schat goed gebruikt. De welvaart keerde terug op het kasteel en tot ver in de omtrek roemde men de weldadigheid van de bewoners van de Ravenhorst. En nu, zoveel eeuwen nadien, weten de mensen nog dit verhaal te vertellen. Maar een schat vinden ze er niet meer. Of het moeten een paar oude kannetjes zijn, die misschien vroeger nog aan een heer hebben toebehoord.
*   *   *
Samenvatting
Een sage over hoe rovers hun buit hebben verstopt in Winterswijk. Vroeger stond er in Winterswijk een kasteel dat berucht was om de drie rovers die er woonden. Wanneer echter de keizer zijn mannen er op af stuurt treffen die rovers noch schatten aan. Een uitgebreide zoektocht levert niks op. Als jaren later het kasteel bewoont wordt door een arme man, komt er plots een pelgrim langs die het kasteel wel heel goed kent...
Toelichting
Het verhaal staat ook in J.R.W. Sinninghes 'Geldersch Sagenboek' en in 'Gids voor de dorpen langs de Slingebeek' (Doetinchem, 1916) van G.J. Meinen.
Het enige tastbare bewijs van de schat, bevond zich in het archief van de graven Van den Berg, de leenheer van de heer Herman uit het verhaal. Daar bevond zich een bundel procesakten, die handelden over de vondst van een schat en gedagtekend waren: februari en oktober 1700.
Ravenhorst of Travenhorst is een voormalige havezathe en kasteel in de Nederlandse gemeente Winterswijk, even ten noorden van de bebouwing van het dorp Winterswijk.
De havezathe Ravenhorst was het middeleeuwse stamhuis van de ridderfamilie Van Rhemen. Het is in de twaalfde eeuw in het bezit van deze familie gekomen. Evert van Rhemen noemde zich 1375 Heer van Ravenhorst, hoewel ook zijn broer Gert van Rhemen als bezitter werd aangeduid. In de middeleeuwen stond hier een aanzienlijk slot dat inmiddels verdwenen is. Rond 1500 brandde het volledig af tijdens een toen woedende oorlog. In 1712 werd het herbouwde huis samen met 14 onderhorige boerderijen gekocht door Scholte Hesselink. Het kasteel moet omstreeks die tijd zijn afgebroken.
Links op het erf heeft een watermolen gestaan, die voor het eerst voorkomt op een kaart uit 1654 van de Graafschap Zutphen. Deze watermolen leidde tot klachten, het zou leiden tot overstromingen van stroomopwaarts gelegen land. In 1847 is de situatie door W.C.H. Staring onderzocht. Hij beschreef de molen met een rad met een diameter van 4,4 meter en 42 schoepen. En hij adviseerde in plaats van kostbare aanpassingen het gehele werk weg te ruimen. In 1870 is de molen afgebroken. Tot in de jaren '20 van de 20e eeuw was er nog een stuw, maar thans is niet meer te zien waar de molen heeft gestaan.
De Ravenhorst is altijd het toneel geweest van schermutselingen tussen diverse edelen die meenden aanspraak te kunnen maken op deze oorspronkelijke roofridderburcht. De dieperliggende reden om de burcht in bezit te krijgen is de legende van de legendarische schat van de Ravenhorst die tot op heden nog nooit is gevonden, maar waarvan het bestaan niet wordt betwist. De roofridder van de Ravenhorst ging een alliantie aan met de omliggende vrije boeren. De midwinterhoorn ging daarbij fungeren als basis van trouw aan de alliantie. In de 17de en 18de eeuw was de landadel in de omgeving van Winterswijk in financiële moeilijkheden gekomen, waardoor ze zelfs het recht verloor om als leden van de ridderschap deel te nemen aan de Kwartier en Landdagen. Waarschijnlijk hielden ze er een te luxe levensstijl op na om te kunnen meedoen met de veel rijkere adel in de westelijke Achterhoek.
De Korenspieker is een rijksmonument in Winterswijk en onderdeel van de oude havezate. De spieker is een gebouwtje in vakwerk waar in het verleden het koren werd opgeslagen. De zolder van zwaar eikenhout, waarop eertijds de oogst geborgen werd, is nog lang niet versleten.
Trefwoorden
Basisinformatie
Feest / viering
Populair
Verder lezen