De vampier
Er was eens een visser die hard moest werken voor de kost. Op een goede dag zat het hem mee en ving hij een reusachtige vis in zijn net. "Geef me mijn vrijheid terug. Je zult er geen spijt van krijgen," zei het dier. De visser liet hem ontsnappen en werd beloond met een rijkelijke vangst. Daar had hij lange tijd genoeg aan, maar tenslotte moest hij toch weer uitvaren en voor de tweede keer kwam de reusachtige vis in zijn net terecht. Opnieuw liet de man hem vrij en werd hij ruimschoots schadeloos gesteld. Toen de vis voor de derde keer door hem werd gevangen, zei het dier: "Nu weet ik dat mijn tijd is gekomen. Wanneer je me doodmaakt, breng dan de helft naar de koning en geef van de rest een stuk aan je vrouw, aan je merrie en aan je geit. Hang de graten op in de keuken, ze zullen gaan bloeden zodra een van je zonen iets overkomt."
De visser deed wat hem was opgedragen. Na korte tijd brachten zijn vrouw, zijn geit en zijn merrie in dezelfde nacht drie gezonde mannelijke nakomelingen ter wereld.
De tijd verstreek. De drie zonen van de visser groeiden op tot krachtige jongemannen. Op een dag zei de oudste: "Ik wil eens gaan rondkijken in de wijde wereld."
Op zijn reis zag hij een leeuw, een adelaar en een mier die ruzie maakten om een dode ezel. Het drietal benoemde hem tot scheidsrechter. Hij gaf de mier de hersenen, de adelaar het zachte beenmerg en de leeuw de rest. "Je hebt onze ruzie beslecht," zei de leeuw. "Als dank daarvoor mag je elke keer wanneer dat gunstig voor je is een van onze gedaanten aannemen."
Vervolgens bereikte de visserszoon de zeekust. Daar lag een enorme haai op het strand. Hij pakte de vis bij zijn staartvin en sleepte hem het water in. De haai bedankte hem met de woorden: "Mocht je ooit mijn hulp nodig hebben, kom dan naar de zeekust en roep me."
De jongen trok verder. Hij kwam bij een stad waarin alle huizen met zwarte doeken waren behangen. Op zijn vragen antwoordden de mensen: "Weet je dan niet dat wij eenmaal per jaar een jonge maagd aan het wolkenmonster moeten offeren? Anders zal het monster onze hele stad verwoesten. Deze keer is de dochter van de koning aan de beurt."
Een lange treurstoet begeleidde de prinses naar de top van een berg. Daar stond een stenen stoel. Het meisje werd erin gezet en vervolgens maakte iedereen dat hij wegkwam. De visserszoon verstopte zich ergens in het struikgewas op de berg. Het duurde niet lang, of er kwam een onheilspellende donkere wolk die zijn slachtoffer omhulde, het bloed uit haar vinger zoog en het bewusteloze meisje meenam. De jongen aarzelde geen moment:
"Adelaar, laat me vliegen,Hij veranderde in een machtige adelaar en vloog pijlsnel achter de wolk aan. Zo zag hij dat de wolk bij een paleis aankwam. De zware poorten openden zich en vielen krakend achter de wolk in het slot. De adelaar streek neer op een hoge boom. Vandaar kon hij in een ruim vertrek kijken, waar vele meisjes op een lange rij bedden lagen. Ze zagen er heel zwak en krachteloos uit, want hun bloed diende het monster als voedsel. Onder hen bevond zich ook de prinses. De visserszoon besloot de arme meisjes te helpen:
laat me met de wind mee wiegen."
"Maak van mij een mier,En direct veranderde hij in het kleine insect dat onopgemerkt onder alle deuren door tot in de zaal met de bedden kroop. Daar nam hij zijn menselijke gedaante even aan: "Blijf rustig en laat niets merken," zei hij kalmerend tegen de geschrokken meisjes. "Ik kom jullie bevrijden, maar jullie moeten eerst uitzoeken op welke manier ik jullie kwelgeest kan doden."
zo'n klein en fijn dier,
dan kan ik door deze deur hier."
Daarop werd hij snel weer een onopvallende mier en wachtte af. Ineens ging de deur open en de wolk kwam in de gedaante van een boze fee binnen. Nadat ze zich tegoed had gedaan aan het bloed van haar gevangenen, begonnen de meisjes haar allerlei vragen te stellen: "Ach, meesteres, wij zijn zo klein en zwak. Wat moet er van ons worden als u ooit iets mocht overkomen?"
"Wat zou mij kunnen overkomen? Ik ben geen menselijk wezen en dus heeft de dood geen macht over mij."
"Dreigt er dan geen enkel gevaar voor u?"
"Jawel, er is een gevaar. Ik zal het jullie verklappen, want jullie kunnen het toch aan niemand verder vertellen. Op een heuvel aan de zeekust woont een verschrikkelijke tijger met zeven koppen. Wie erin slaagt dit beest al zijn koppen af te rukken, die moet hem zijn buik opensnijden. Daar zal hij een ei aantreffen. Brengt hij dit ei hier en slaat hij mij ermee tegen mijn voorhoofd, dan zal ik sterven. Geeft hij me het ei echter in mijn hand, dan wordt de tijger weer tot leven gewekt en overkomt mij helemaal niets."
De visserszoon in mierengedaante wist genoeg. Hij krabbelde het kasteel uit en deed zijn wens:
"Een leeuw wil ik zijn,Ogenblikkelijk veranderde hij in een verscheurende leeuw. Hij sprong de heuvel op en vocht met de tijger. Zeven dagen vochten ze, totdat ook de laatste tijgerkop afgebeten was. De leeuw sneed de buik van zijn dode tegenstander open, maar hij kon het ei niet vinden. Daarom nam hij zijn menselijke gedaante weer aan, liep van de heuvel naar het strand en riep:
met een kracht,
groter dan de boze tijgermacht."
"Grote haai, kom en help mij,Direct dook de haai uit de golven op. In zijn bek hield hij het ei. De visserszoon pakte het aan en haastte zich terug naar het paleis van de donkere wolk. Op zijn kloppen werd de deur geopend door de boze fee. Ze bracht hem naar de zaal met de bedden.
bij het vinden van het ei."
"Meesteres, ik breng u dit ei als geschenk."
"Geef het me dan."
"Eerst moet u de meisjes weer gezond maken."
De fee raakte de vloer aan met haar toverstaf en onmiddellijk zagen de meisjes er weer uit als bloeiende jonge vrouwen. Op hetzelfde moment verpletterde de jongen het ei met zo'n kracht tegen haar voorhoofd, dat ze morsdood op de grond viel. Daarna bracht hij de bevrijde jonge vrouwen naar huis. De koning en de koningin waren hem zo dankbaar, dat ze hem zonder aarzelen tot hun schoonzoon maakten.
Het jonge paar leefde een poosje gelukkig met elkaar, maar op een dag trok er een schaduw over de stad. De nieuwbakken koningszoon wilde er het fijne van weten en daarom nam hij zijn wapens, zijn paard en zijn jachthond mee. De schaduw die hij najoeg week uit naar een berg, waar hij twee wonderschone vrouwen aantrof. Zij ontvingen hem in een schitterend kasteel met een rijkelijk gedekte tafel. Daarna nodigden ze hem uit voor het damspel. Hij speelde en verloor. Vervolgens brachten ze hem naar de tuin, maar daar werden hij, zijn paard en zijn hond ogenblikkelijk in een koud en levenloos marmeren beeld veranderd.
In het vissershuisje aan de zee begonnen de graten van de reuzenvis te bloeden. Zo wist men dat de oudste zoon in ernstig gevaar verkeerde. De middelste zoon ging snel op onderzoek uit. In de koningsstad hoorde hij wat er was voorgevallen. Toen achtervolgde ook hij de schaduw. Hij kwam op de berg, ontmoette de beide vrouwen en verloor het damspel. Daarna moest hij hetzelfde lot ondergaan als zijn broer en vele anderen voor hen.
Uit de graten in de visserskeuken stroomde nog meer bloed. Nu was het de jongste zoon die op pad ging. Hij deed hetzelfde als zijn twee oudere broers, maar aan de voet van de berg kwam een oude man hem twee damstenen brengen: "Maak er goed gebruik van. Als je wint, dan moeten de geesten jouw dienaren zijn."
Ook de derde broer trof de twee mooie vrouwen aan. Hij zette de stenen in, speelde en won. Het tweetal wierp zich aan zijn voeten. Ze smeekten om genade, maar hij beval hen allereerst de versteende mensen te verlossen. Zodra deze weer tot leven waren gewekt, stortten ze zich op de twee verraderlijke vrouwen. Ze hakten hen in zulke kleine stukjes, dat er nog geen oor van hen heel bleef. Daarmee was de nachtmerrie voorbij. De drie broers keerden terug naar de stad, waar de prinses de grootste moeite had hen uit elkaar te houden, zo sterk leken ze op elkaar.
* * *
Samenvatting
Een Toscaans sprookje over een bloedzuigend wolkenmonster. Een visserszoon krijgt op zijn reis door de wijde wereld van allerlei dieren de macht om in hun gedaante te veranderen. Wanneer een prinses door het wolkenmonster (een vampier) wordt ontvoerd om als bloedbank te dienen, komen die gedaanteveranderingen goed van pas.
Toelichting
Toscaans sprookje.
Trefwoorden
dier als helper, wondersprookje, zevenkoppig, tijger, vampier, haai, zeven (getal), visser, leeuw, toscane, italië, damspel, mier, fee, veranderen in beeld, bloed, dammen, fee, adelaar, volkssprookje, visgraat
Basisinformatie
- Origineel: La fiaba del vampiro
- Herkomst: Italië
- Verhaalsoort: wondersprookje, sprookje, volkssprookje
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 10 minuten
Populair
Verder lezen