De stier
Vol van Krishna en zijn spel, zongen de meisjes van Vrindavan hun liedjes over hem. Zo verstreken de dagen in volmaakte vrede en vreugde. Tot er op een middag een hoefgestamp klonk dat niet van een gewoon beest kon zijn. Het hele dorp dreunde ervan. Het was een huizenhoge stier, die een geloei liet horen waarvan de bomen afknapten. Met zijn hoeven zo groot en als rotsblokken krabde hij geulen in de grond. Hij stak zijn horens in de aarde en smeet halve weilanden in de lucht. Terwijl hij zo tekeerging, vlogen er onder zijn staart, die als een paal in de lucht stak, flappen mest in het rond. En het is misschien raar om zoiets in een heilig boek te zeggen, maar hij plaste dikke stralen.
Van angst kregen koeien te vroeg hun kalf en moeders te vroeg hun baby. We waren het bijna vergeten, maar Kamsa loerde nog steeds op een kans om Krishna te doden. De gruwelijke stier was een van zijn tovermakkers. Het beest wilde het hele dorp vertrappen.
Dan was Krishna er óók geweest! Toen de stier alles en iedereen in Vrindavan dreigde te verwoesten, riepen de dorpelingen Krishna te hulp. "Geen paniek!" riep hij. Uitdagend stelde hij zich met zijn vrienden voor het monster op. "Hier ben ik!" riep hij omhoog. "Ik zal jou die akelige brutaliteit eens gauw afleren!" En met zijn vlakke handen kletste Govinda zich als een gorilla op de blote borst. Toen legde hij kalmpjes een arm om de schouder van zijn vriend Sridama. Wat ging de stier nu doen? Het beest boog zijn kop. Zijn bloeddoorlopen ogen rolden in hun kassen. Onder oorverdovend gebrul daverde het op Krishna af.
De Heer haalde zijn arm van Sridama's schouder. Hij zette zich schrap en ving de horens met zijn twee lotushanden tegelijk op. Je zou denken dat de stier Krishna voor zich uit zou schuiven. Maar de Heer stond muurvast. Het monster kon niet verder. Toen duwde Krishna het stap voor stap achttien passen achteruit. Zoals de ene olifant met zijn kop een andere olifant achteruit schuift.
De stier wankelde en sloeg om. Een wolk van stof steeg om hem op. Maar daar was hij al weer op de hoeven. Het zweet glinsterde in zijn smerige vacht. Hij vloog op Govinda af.
Dat had hij beter kunnen nalaten. Weer ving God de horens op. Over zijn hoofd heen slingerde hij de stier plat op zijn reuzenrug neer dat het kraakte. Hij veranderde zijn handen in reuzenhanden en wrong het beest uit als een dweil. Hij brak het een horen af en roffelde ermee op zijn kop. Uit de stierenmuil golfde bloed. Uit het stierenlijf droop mest. Met uitpuilende ogen liet het monsterlijf de zuivere ziel, die erin gewoond had, los. Bevrijd reisde de ze naar Brahma, de eindeloze zee van zuiver licht.
De hemelingen strooiden wolken bloesems omlaag.
De herders juichten.
De Heilige vrouwen konden hun ogen niet van Krishna afhouden en zongen hem toe:
"Al is een monster nog zo vals,
Al doodt het wat het doden kan,
Al stampt en loeit het nog zo woest,
Govinda maakt er mosterd van."
* * *
Samenvatting
Een hindoe-mythe over het gevecht van Krishna met een stier. Het boze wezen Kamsa loert op een kans om de god Krishna te vermoorden. Kamsa stuurt een van zijn tovermakkers in de gedaante van een stier naar het dorp Vrindavan (Noord-India). In de gedaante van Govinda verslaat Krishna het dier.
Trefwoorden
brahma, godenverhaal, india, rund, govinda, mythe, kamsa, gevecht, krishna, vrindavan, stier, hindoeistisch-verhaal
Basisinformatie
- Herkomst: India
- Verhaalsoort: mythe, hindoeistisch-verhaal, godenverhaal
- Religie: hindoeïsme
- Leeftijd: vanaf 11 jaar
- Verteltijd: ca. 4 minuten
Thema
Bron
"De wonderbaarlijke avonturen van Krsna en Balarama. Verhalen uit het Bhagavata Purana. Opnieuw verteld voor de jeugd" uitgegeven door Uitgeverij Miranda.
Populair
Verder lezen