De sterke Nicolaas
Tussen Harreveld en Halle, aan de grens van de vroegere Halse heide en het Melkveen woonde in de 19e eeuw een sterke man. Van oorsprong kwam hij uit Duitsland en zijn naam was Nicolaas. Wie nu daar rondrijdt, treft bij een van de kleine weggetjes het naambordje Nicolaasweg aan, als herinnering aan deze sterke man.
Nicolaas moet geweldig sterk zijn geweest. De buren vertelden van hem, dat hij zijn vrouw zo op de vlakke hand droeg, wanneer ze in de schuur de hoendernesten, die in de hilde zaten, wilde uithalen. Vlak voor zijn dood, toen een buurman hem kwam vragen hoe het hem ging - Nicolaas lag ziek op bed en was oud geworden - zei hij, dat hij zijn kracht een beetje verloren had. Maar voor de ogen van de buurman draaide hij nog de knoppen van een ouderwetse knopstoel af.
Op een dag, toen Nicolaas nog in de fleur van zijn leven was, kwam een man, die in Hupsel onder Eibergen woonde, naar Harreveld toe. Deze man was ook knap sterk en had al heel wat verhalen over Nicolaas gehoord. En omdat hij nogal een hoge dunk van zichzelf had, wou hij eens proberen, wie van tweeën het sterkste was. Te voet ging hij naar Harreveld en toen hij dacht ongeveer in de buurt te zijn van het huis waar Nicolaas woonde, besloot hij de weg te vragen aan een boer op het land, die daar met twee ossen voor de ploeg aan het werk was. "Ik ben die en die," zei hij tegen de man achter de ploeg. "Ik ben nogal sterk en er gaan heel wat verhalen over Nicolaas. Nu zou ik wel eens met hem willen worstelen, want ik heb ook aardig wat in de mouwen. Maar ik weet niet precies, waar Nicolaas woont. Kun je me dat ook vertellen."
De man keek hem even aan, pakte de ploeg achter bij de staart en tilde het hele geval met de beide ossen er nog voor in de hoogte. Hij wees met de ploeg en de spartelende ossen op een dak aan de rand van de es en zei: "Daarginds woont Nicolaas en hier staat hij."
Maar de man, die met hem wilde worstelen had opeens geen tijd meer en was rap verdwenen, want tegen zo'n sterke vent kon hij niet op.
Op een andere keer was Nicolaas achter zijn huis op de kamp aan het rogge maaien. Toen kwam er een kalverkoopman uit Lichtenvoorde aan, die vroeg of Nicolaas nog wat in de schuur had staan, waarover te handelen viel.
"Jawel," zei Nicolaas. "Ga zelf maar even kijken in de schuur. Ik heb nou geen tijd om mee te gaan. Kom dan dadelijk maar terug, als je de kalveren hebt gezien, die daar staan. Dan kunnen we dan wel handelen."
De koopman ging naar de schuur, bekeek in het donkere hok de kalveren en ging terug naar het roggeland. Daar zag hij vanuit de verte Nicolaas al op zijn knieën liggen. Hij liep een beetje sneller, want hij was nieuwsgierig, wat Nicolaas aan het doen was. Toen zag hij dat Nicolaas een nest met eieren had gevonden. Een van de kippen had zich kennelijk aan de kant in de rogge te broeden gezet. Er lagen al tien lege doppen naast het nest. Van eieren, die Nicolaas al opgegeten had. Nicolaas knikte zich juist weer een ei, maar toen hij de inhoud naar binnen wilde slokken, klonk het van 'piep, piep, piep'. Dit ei was een beetje te lang bebroed. Maar Nicolaas trok er zich niks van aan, sloeg de inhoud naar binnen en zei: "Dat had je eerder moeten zeggen." Toen begreep de kalverkoopman waarom Nicolaas zo sterk was.
Met een vriend was Nicolaas eens een keer in Groenlo en ze gingen in een café zitten, waar gedanst werd, want het was kermis. Nicolaas en zijn kameraad gingen aan de kant zitten en elke keer waren er een paar jongens uit Groenlo, die onder het dansen Nicolaas en zijn maat op de voeten probeerden te trappen. Soms lukte dat bijna en de vriend van Nicolaas dacht: "Ongelukkig voor degene, die het lukt hem op de tenen te trappen. Dan zul je eens zien wat er gebeurt," want hij kende Nicolaas. De Grolse jongens hadden geen succes, want Nicolaas hield zijn voeten vlak voor zich. Maar nadat de dans uit was, kwamen de jongens, die kennelijk ruzie zochten, naar hun tafeltje toe. Een van hen, gaf Nicolaas een klap in het gezicht.
"Zo doen we dat met boeren," zei de jongen.
Maar Nicolaas pakte de beide jongens in één greep bij het kruis van hun broek, stootte ze een paar keer geducht met het hoofd tegen de zoldering en smeet ze vervolgens in een zwaai beide door het raam heen naar buiten.
"En zo doen we dat met de stadsen," zei Nicolaas, die weer rustig ging zitten.
De kastelein was erbij gekomen en Nicolaas vroeg wat hij hem schuldig was, omdat hij zijn ruiten had vernield. Maar deze wilde daarvoor niets hebben en zei: "Als je wilt kun je wel hier blijven. Je hebt dan voor niks drinken en je krijgt dan nog een rijksdaalder toe, als je alleen maar de ruziemakers eruit smijt." En zo zijn Nicolaas en zijn maat daar de hele avond blijven zitten.
Een andere keer was er in Zieuwent een bruiloft, waar ook Nicolaas was uitgenodigd. Ze hadden hem er altijd graag bij, omdat hij gemakkelijk de orde kon bewaren, als er eens een paar ruzie kregen.
Hij zat rustig te kaarten in de keuken met een paar andere mensen en op de deel werd gedanst. De speelman zat in de hilde en het was er een vrolijke boel. Maar opeens kwamen een paar meisjes de keuken binnenstuiven.
"Nicolaas, je moet gauw op de deel komen. Daar hebben een paar jongens ruzie met mekaar."
"Zeg ze maar, dat ik nog gauw genoeg kom," zei Nicolaas bedaard en hij ging rustig door met kaarten.
De meisjes gingen terug naar de deel om de boodschap over te brengen, maar even later waren ze er al weer. "Nicolaas, nou moet je gauw komen. Ze zijn nog aan het ruzie maken en ze slaan mekaar als arme duivels."
"Ik kom nog vroeg genoeg," was het antwoord en weer maakte Nicolaas geen aanstalten om naar de deel te gaan. Even later waren de meisjes er al weer, nu nog meer overstuur dan de eerste beide keren.
"Nicolaas, nou moet je toch werkelijk komen. Ze hebben beiden een mes en dadelijk beginnen ze mekaar daarmee te steken."
"Dan wordt het tijd, dat ik kom," zei Nicolaas. Hij ging mee naar de deel om daar een beetje orde te scheppen. In de stal stond nog wat jongvee, een paar jonge stiertjes en toen Nicolaas de beide vechtersbazen met het mes in de hand tegenover elkaar zag staan, greep hij een van de stalpalen, waaraan de stiertjes vaststonden en sloeg daarmee op de jongens in. In één ruk had hij de paal losgetrokken en de beide stiertjes hingen nog aan het touw te bungelen, waaraan ze vastzaten. En zo wist Nicolaas in één keer weer orde te scheppen op de bruiloft.
Hij had ook nog twee broers, die elders woonden en even sterk waren als hij. Eén keer per jaar kwamen ze bij elkaar en ze ontmoetten zich in de buurt van de bierbrouwerij in Grolle. Elk haalde zich daar een ton bier, hield die in de hand alsof het glazen waren en stootten ze tegen mekaar aan. "Proost, broer," zeiden ze dan tegen elkaar en dan dronken ze. Zo ging dat met de sterke Nicolaas.
* * *
Samenvatting
Volksoverleveringen over een sterke man uit Halle (Achterhoek). In de 19e eeuw woonde er tussen Halle en Harreveld een zeer sterke man. In dit verhaal vier overleveringen waaruit respect voor zijn kracht blijkt. Men beweert dat de Nicolaasweg naar hem is vernoemd.
Toelichting
De Nicolaasweg via Google Maps.
Trefwoorden
gelderland, harreveld, volksverhaal, verzameling volksverhalen, achterhoek, halle, sage, eibergen, sterk, hupsel
Basisinformatie
- Herkomst: Gelderland, Nederland
- Verhaalsoort: verzameling volksverhalen, sage, volksverhaal
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 9 minuten
Bron
"Volksverhalen uit Gelderland" samengesteld door G.J.H. Krosenbrink. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1979. ISBN: 90-274-7082-0
Populair
Verder lezen