De stadsmuis en de veldmuis
Eens nodigde een brave, verstandige veldmuis zijn goede vriend, die in de naburige stad woonde, uit voor een bezoek. Deze nam de uitnodiging, om over een paar weken te komen, aan. De veldmuis bekeek zijn nederige woning, een holletje aan de voet van een grote eikeboom, eens goed. Hoewel niet rijk, was deze toch wel gerieflijk ingericht. Alles wat de muis zelf nodig had, was er.
Hij begon met de boel netjes op te ruimen en hoewel zuinig van aard, wilde hij toch zijn voorraad edelmoedig ter beschikking stellen aan zijn vriend. Elk zorgvuldig bij elkaar gezocht hapje eten werd uit de voorraadkamer te voorschijn gehaald. Rogge en gerstekorrels, kaaskorstjes en noten. Al het voedsel, dat hij had lag tenslotte hoog opgestapeld in afwachting van de komst van zijn gast. De veldmuis hoopte, dat er genoeg te eten zou zijn voor zijn vriend. Die had vast keurige manieren, veronderstelde hij. Hij vreesde, dat de kwaliteit van zijn voedsel misschien niet zou voldoen aan de verfijnde smaak van de stadsmuis.
Eindelijk was het bezoek er. En nadat ze elkaar hadden begroet, gingen ze aan tafel. De stadsmuis verwaardigde zich hier en daar wat te pikken. Hij trok zijn neus op en scheen helemaal niet onder de indruk van het vele voedsel vóór zich. De veldmuis at bijna niets en knabbelde op een korenaar. Hij deed of hij geen honger had voor 't geval er voor zijn vriend eens niet genoeg zou zijn.
Eindelijk ging de stadsmuis achterover zitten en veegde hij met een verachtelijk gebaat wat kruimels van zijn jas. "Beste vriend," begon hij, "laat ik eens openhartig met je praten. Hoe kun jij dit eenvoudige en saaie leven toch verdragen?" Hij pauzeerde even en de veldmuis begon langzamerhand de moed te verliezen.
"Hoe kun je het verdragen zo te wonen?" ging hij verder, terwijl hij in het kleine, donkere hol, waar ze zaten, rondkeek. "Je kunt deze vochtige bossen toch echt niet liever hebben dan de drukke straten vol wagens en mensen! Is het praten van mensen niet aangenamer om te horen dan het gesjilp van vogels? Is de warm aandoende pracht van een rijk huis niet te verkiezen boven die wilde, winderige woestenij?"
De veldmuis was terneergeslagen. Hij keek eens om zich heen en voor het eerst zag hij zijn eenvoudige woning, zoals anderen die zagen. De stadsmuis stak zijn borst vooruit: "Je moet niet langer treuzelen!" zei hij. "Je moet direct met mij vertrekken. Bedenk wel, dat aan alles een eind komt. Je kunt je leven onmogelijk altijd hier slijten."
Hij stond op en ging naar de deur. "Kom op, ik zal je het leven in de grote stad laten zien." Zulke mooie, overtuigende woorden overdonderden de eenvoudige veldmuis. Hij stemde vlug toe met zijn vriend mee te gaan. Samen vertrokken ze naar de stad, waar ze in de buitenwijken aangekomen, even wachtten. Toen de duisternis was ingevallen, slopen ze de stad in.
Midden in de nacht bereikten de muizen het voorname huis, waar de stadsmuis woonde. Hier waren rood fluwelen banken, hier was heel mooi houtsnijwerk. Alles duidde inderdaad op rijkdom. Op tafel lagen de restjes van een heerlijk diner. Nu was het de beurt aan de stadsmuis om voor gastheer te spelen. Hij rende heen en weer om aan de wensen van zijn vriend te voldoen. Stapelde schaal op schaal, hapje op hapje, alsof hij de koning verwachtte.
De veldmuis, van zijn kant, deed alsof hij thuis was. Hij prees het geluk, dat zulk een verandering in zijn manier van leven had gebracht. Toen, midden in zijn vreugderoes, waarbij hij er zich over verbaasde hoe hij tevreden had kunnen zijn met het armzalige voedsel thuis, ging de deur plotseling open. Een gezelschap dames en heren kwam de kamer binnen.
De twee vrienden sprongen in doodsangst van de tafel en verstopten zich in het eerste het beste hoekje. Toen het weer helemaal rustig was in de kamer waagden ze het om te voorschijn te komen. Maar het geblaf van honden dreef ze nog angstiger dan eerst terug.
Eindelijk, toen alles in huis sliep, sloop de veldmuis uit zijn schuilplaats te voorschijn. Hij wilde weer naar zijn eigen huis. Bij het afscheid fluisterde hij zijn gastheer in het oor: "Beste vriend, deze fijne manier van leven zal degenen, die hier wonen, wel bevallen. Geef mij echter maar gerst en brood, dat ik in alle rust en veiligheid kan eten. Ik geef daar de voorkeur aan boven het fijnste feestmaal, waar angst en zorg op de loer liggen."
Een eenvoudig leven in vrede en rust
is beter dan een weelderig leven met gevaar en risico.
is beter dan een weelderig leven met gevaar en risico.
* * *
Samenvatting
Een fabel van Aesopus. Een stadsmuis komt op bezoek bij een veldmuis. Hij verbaast zich over de soberheid en eenvoud op het platteland en nodigt de veldmuis bij hem thuis uit. Daar is tenminste weelde en luxe in overvloed...
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Italië
- Verhaalsoort: fabel
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 5 minuten
Thema
Bron
"De fabels van Aesopus" door Robert Mathias. Thieme, Zutphen, 1984. ISBN: 90-03-98320-8
Populair
Verder lezen