De sneeuwmeisjes
Als er lichte nevelsluiers om de hoge rotsen van de Tiroler bergen waaiden, en als er door de zon beschenen zilveren wolkjes onbeweeglijk aan de donkere bergflanken hingen, dan zeiden de herders en boeren altijd: "Kijk, de sneeuwmeisjes hebben weer hun was te drogen gehangen."
Het waren hulpvaardige en liefelijke feeën, die op de zonnige plaatsen van de hoogste toppen woonden. Daar, waar in het voorjaar de gerafelde klokjes van de soldanelle bloeiden, vlak bij het ijs van de gletsjer, daar waren zij het liefst.
Zij beschermden de kudden op de hoogste alpenweiden en waarschuwden de herders op tijd voor naderend onweer, zodat zij naar de bergweiden konden afdalen en het vee in veiligheid konden brengen. In luchtige sneeuwgewaden gehuld of met glinsterende ijskristallen bedekt, leken deze toverachtige wezens op de alpenfeeën van Zwitserland met hun donkere haren.
De witte meisjes hadden de herders al veel weldaden bewezen, maar haast niemand kreeg er ooit een te zien, want alleen een onschuldige jongeling kon het er gewoonlijk op wagen tot in hun regionen door te dringen.
In het zachte schemerlicht zaten zij 's avonds op de warme rotsblokken en zongen zó onbeschrijfelijk mooi, dat geen menselijke stem deze welluidende klanken kon evenaren. Zelfs de vogels zwegen en luisterden naar hun sprookjesachtige liederen.
Eens hoorde een herder dit gezang. Als betoverd bleef hij onder de rotsen staan tot de donkere nacht over de bergen daalde. Pas toen de maan hoog aan de hemel stond en zijn zachte licht over dalen en hoogten goot dacht hij aan zijn kudde. Ook zijn jonge vrouw zat vast en zeker al in angstige spanning op hem te wachten. Vlug haastte hij zich dus naar de Hochalm. Maar de volgende avond werd hij opnieuw op onverklaarbare wijze naar de blonde feeën getrokken en weer luisterde hij aandachtig naar hun gezang. De herder was dolgelukkig toen de sneeuwmeisjes hem plotseling omringden. Vriendelijk nodigden zij hem uit in hun onderaardse paleis te komen. Daar leidden zij hem rond en lieten hem grote schatten aan goud en edelstenen zien en ook hun ontelbaar vele gemzen.
De herder kwam als betoverd thuis, maar repte met geen woord over wat hij beleefd had.
Als hij overdag zijn schapen hoedde en 's avonds weer in zijn eenvoudige hutje kwam, werd hij vervuld van een onuitsprekelijke droefheid. De wereld scheen hem oneindig saai en leeg, en de gezangen van de blonde sneeuwmeisjes met hun blauwe ogen klonken nog steeds in zijn oren. Hij droomde van hun schitterende paleis in de berggrot en vergeleek het met zijn eigen eenvoudige thuis.
De jonge vrouw van de herder was erg verdrietig over de plotselinge verandering die zich bij haar man voorgedaan had. Zij kon gewoon geen verklaring vinden voor zijn merkwaardig gedrag. Dikwijls kwam de herder pas 's avonds laat thuis, of hij ging 's nachts weg, maar zij kon niet ontdekken waar hij zo rusteloos naar toe gedreven werd. Dag en nacht tobde de arme vrouw erover hoe zij het doel van de geheimzinnige uitstapjes van haar man te weten zou kunnen komen. Tenslotte verzon zij er iets op! Toen de herder op een avond weer wegging, stopte zij, zonder dat hij het merkte, een garenklosje in zijn zak en hield het einde ervan stevig vast. De herder ging nietsvermoedend op weg en de draad werd langzaam afgewikkeld. Het duurde een hele tijd, toen merkte de jonge vrouw opeens, dat het afwikkelen ophield. Vlug volgde zij de draad en kwam zo bij de grot van de witte meisjes. Voorzichtig ging zij naar binnen en zag vol verbazing haar man te midden van de mooie tovenaressen en omgeven door een kudde gemzen, terwijl hij luisterde naar de prachtige liederen van de feeën.
Toen begon zij vreselijk te huilen en in haar wilde vertwijfeling verwenste zij de sneeuwmeisjes, die zoveel ongeluk over haar nog zo jonge huwelijk gebracht hadden.
Nauwelijks had zij deze vloek uitgesproken of de zangeressen waren met hun kudden verdwenen uit de van edelstenen fonkelende grot en keerden nooit weer terug.
De herder echter ging met zijn verstandige jonge vrouw terug naar de berghut. Met tederheid en liefde lukte het haar zijn treurige gedachten te verdrijven. Langzaam maar zeker ging het leven weer zijn gewone gang, de herder vergat zijn toverachtige avontuur en werd zo vrolijk en gelukkig als nooit tevoren.
* * *
Samenvatting
Een sage uit Tirol over de hulpvaardige feeën van de Alpen. Wanneer een jonge herder het gezang van de Alpenfeeën hoort, wordt hij als betoverd daardoor aangetrokken. Zijn ontmoeting met hun schoonheid zorgt ervoor dat hij het gewone leven met een onuitsprekelijke droefheid ervaart. Zijn vrouw helpt hem uiteindelijk van zijn depressie af.
Trefwoorden
gems, sage, oostenrijk, alpen, fee, droefheid, zingen, depressie, herder, garen, gezang, draad, tirol
Basisinformatie
- Herkomst: Oostenrijk
- Verhaalsoort: sage
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 5 minuten
Populair
Verder lezen