De roman van de Jakhals
DE JAKHALS EN DE GEIT
"Ik hoef alleen maar een rondje om mijn as te draaien om genoeg te eten te hebben," zei het Schaap. "Ik moet zeven landstreken doortrekken om verzadigd te worden," sprak de Geit. Op een dag dwaalde de Geit af van de kudde en begaf zich naar het diepst van de vallei. Het was midden op de dag, wanneer het net zo eenzaam en vol gevaren is als rond middernacht. DeJakhals die juist voorbij kwam zag het spiegelbeeld van de Geit in het water en, omdat hij dacht dat het de Geit zelf was, sprong hij in het water om haar te grijpen. Maar hij tastte in het niets. Hij kroop weer uit de rivier en zag de Geit in een vijgeboom waar ze de jonge loten afknabbelde. "God zij geloofd, mijn zuster!" riep hij uit, "ik dacht dat je in het water verdronken was. Kom naar beneden, dan kunnen we samen onze weg vervolgen!"
"Maar Si Mohammed," sprak zij, "ik ben bang dat je me zult verslinden, zweer dat je me zult sparen." Hij beloofde het. Daarop klom de Geit naar beneden en samen gingen ze op weg. De Jakhals liep voorop en de Geit volgde. Ieder moment stond hij stil en draaide zich om, want hij was bang dat ze ervandoor zou gaan. "Jij drijft de spot met de manier waarop ik loop en met mijn rare benen," zei hij na een poosje. "God verhoede het!" protesteerde ze. "Laat mij dan maar voorop lopen."
Zo vervolgden ze hun weg. De Jakhals liep nu achter de Geit en de spieren van haar achterwerk dansten voor zijn ogen op en heer. De verleiding werd hem te groot, hij moest ervan watertanden. "Je gooit steeds stof in mijn gezicht," gromde hij. "Daarnet stak je de gek met me en nu dit weer, ik moet je wel verslinden!"
"God bewaar me," antwoorde de Geit, "jij zoekt steeds ruzie met me." Toen de Jakhals kwaad bleef kijken, voegde ze eraan toe: "Geef me eerst je erewoord, dat je me niet nu maar straks pas zult opeten." - "Waar dan?" - "Bij de Witte Steen."
Ze vervolgden hun weg en kwamen bij de Witte Steen, waar de kudde gedurende de heetste uren van de dag verbleef. Op dat moment besprong de Hazewind de Jakhals, rolde hem door het stof en nam hern zo te pakken dat hij er erbarmelijk uit kwam te zien. De Jakhals nam de vlucht en die drommelse Geit was gered!
DE JAKHALS EN DE HAAN
Op een dag waren de Hazewind en de Haan samen vertrokken voor een lange reis. Ze liepen door bergen en heuvels, staken rivieren over en rustten uit in de velden en de valleien. Op een keer werden zij in een groot bos overvallen door de nacht. De Haan ging in een hoge eik zitten en de Hazewind kroop in een holte in de boom om te schuilen en te waken. Toen de ochtend aanbrak begon de haan te kraaien en met de vleugels te slaan. Hij had zijn lied nog niet uitgezongen toen de Jakhals aan de voet van de boom verscheen.
"Loof de Heer," zei hij, "die jou zo'n prachtige stem gegeven heeft! Alleen door ernaar te luisteren krijgt men de behoefte om een beter leven te leiden en veel te bidden. Jouw stem was nog maar nauwelijks tot mij doorgedrongen of ik rukte mij uit mijn slaap en ben komen aansnellen. Hadji, nu je je oproep tot het gebed beëindigd hebt, kom naar beneden zodat we samen kunnen bidden."
De Haan begreep snel dat vroomheid heel weinig te maken had met het doen en laten van de Jakhals en dat enkel en alleen het verlangen hem de kop af te bijten hem hierheen had gevoerd.
"De Maraboet zit in de holte van de boom," antwoordde hij. "Maak hem maar wakker terwijl ik naar beneden kom." De Jakhals wierp een blik in het gat in de boom en ontdekte er de Hazewind die na een lange doorwaakte nacht tegen de ochtend even in slaap gevallen was. "Wacht, wacht!" stamelde hij dodelijk verschrikt. "Ik ga snel even weg om mijn rituele wassingen te doen en dan kom ik zo terug." Hij sloeg op de vlucht, zoals de Slang wegglijdt door het hoge gras...
DE SCHOOL VAN DE JAKHALS
De Ooievaar had de Jakhals hoog uit de hemel naar beneden laten vallen in een vijver. De Jakhals kroop er trillend van angst en kou weer uit. Daar vond hij een oude zeef langs de oever. Toen hij de Everzeug zag aankomen, hield hij de zeef vast alsof het een tamboerijn was, en zichzelf begeleidend begon hij te zingen:
Dit gat is doorboordDe Zeug die hem zag bibberen terwijl hij zong, dacht dat hij in een mystieke trance was. "Ben je misschien verdiept in de heilige schrift, Si Mhemmed?" vroeg ze. "Moeder Varkenskop, Moeder Mooisnuit," antwoordde hij. "Weet je dan niet dat ik geletterd ben, kleinzoon van een geleerde? Daar op de heuvel kun je het mausoleum van mijn voorvader zien."
Dat andere niet
Wij hebben geen nieuwere kunnen vinden.
De Zeug geloofde hem en besloot aan hem de opvoeding en het onderwijs van haar jongen toe te vertrouwen, tegen honorarium. Ze bracht ze dus alle twaalf naar de school in een grot. Ze waren lekker mollig en knorden allervriendelijkst: Wanneer hun moeder naar hen keek voelde ze haar hart volstromen met vreugde en trots. Si Mhemmed deJakhals aaide de zwijntjes een voor een over de bol en waarschuwde de moeder.
"Edele Dame," sprak hij, "wanneer de kleintjes echt willen profiteren van mijn onderwijs dan moet je ze niet elk moment komen storen. Je moet de etensvoorraden maar op de drempel neerzetten en je dan terugtrekken." - "Dat is goed," zei ze. En vertrok alleen, de ogen vol tranen.
De Jakhals keerde terug naar de jonge zwijntjes en vrat ze op. Hij stopte de botjes in hun kleine afgestroopte velletjes die hij aan de binnenkant van de grot ophing. Hele zwermen wespen en dikke groene vliegen kwamen er omheen zoemen. Toen de Zeug haar voorraden kwam brengen, zei hij tegen haar:
"Luister naar het gebrom! Wat studeren die kinderen toch hard! Luister toch!" Op een dag kon zij haar moederliefde niet langer bedwingen en stapte naar binnen om te proberen haar kleintjes te zien, maar zij kwam oog in oog te staan met de verschrikke!ijke werkelijkheid. De Jakhals vluchtte de grot in naar een tweede uitgang. De Zeug achtervolgde hem in het donker en greep hem bij een poot. De Jakhals begon te grinniken en zei: "Jij houdt een wortel vast en denkt dat het mijn poot is." De Zeug dacht echt dat ze zich had vergist, ze liet los en de Jakhals vloog ervandoor.
IN DE MOESTUIN
De Jakhals met de honderd listen sloot vriendschap met de Egel, die een hele list heeft om zich ergens uit te redden en een halve list die hij aan zijn vrienden leent. Op een dag gingen ze samen eensgezind uit stelen in een moestuin die ze al eerder hadden verkend. De eigenaar had de tuin al tweemaal omgespit en bemest; hij had de planten stevig geplant en zorgvuldig besproeid. De groenten schitterden er als sterren aan de lnemel. Hij had de tuin omheind met een hekwerk waar een hazewind niet overheen zou kunnen springen. De twee kameraden ontdekten een opening tussen twee paaltjes en gingen naar binnen.
Ze aten zich vol met pompoenen, meIoen, boontjes en tomaten en maakten alles op smaak met paprika, ui en basilicum. De Egel ging, slim als hij was, van tijd tot tijd proberen of hij nog door de doorgang in de omheining kon, terwijl de Jakhals zich zo vol zat te proppen dat hij een buik kreeg als een trommel.
Toen hoorden ze geluid: het was de eigenaar die een kijkje kwam nemen; ze maakten zich uit de voeten. De Egel ging door de opening in het hek; maar de Jakhals lukte het niet: hij raakte helemaal de kluts kwijt. "Doe alsof je dood bent," gaf de Egel hem als raad. De eigenaar, die hem uitgestrekt en opgezwollen als een waterzak zag liggen, dacht dat het om een dode Jakhals ging. Nadat hij op de grond gespuwd had en een spreuk had gezegd, greep hij de Jakhals bij z'n staart en wierp hem buiten de tuin; het dier vluchtte weg maar zijn staart bleef in handen van de man achter.
DE STAART VAN DE JAKHALS
Vol schaamte kwam de Jakhals met zijn stompje staart bij de Egel en zei tegen hem: "Voor het moment ben ik gered. Maar de man van de tuin zal me aan m'n afgebroken staart herkennen en me zeker doodschieten."
"Wees maar gerust," antwoordde de Egel hem. "Ook daarvoor hebben we een oplossing die je uit de problemen zal halen!" Toen verzamelde de Egel lege slakkehuizen. Hij maakte er een gaatje in, reeg ze aan een snoer en maakte zo honderd snoeren met slakkehuizen. Vervolgens zei hij tegen de Jakhals dat hij al zijn soortgenoten uit de streek bijeen moest roepen en bood aan de staarten van alle jakhalzen gelijk te maken.
Toen de jakhalzen hun bijeenkomst begonnen, werden ze helemaal in beslag genomen door hun ontmoetingen, de gesprekken en de geweldige omhaal van woorden bij de uitgebreide begroetingen. De Egel profiteerde daarvan en bond aan alle staarten een slakkesnoer vast. Vervolgens trok hij zich terug en terwijl hij deed alsof hij op de uitkijk stond, gaf hij zelf een vals alarm en een teken dat iedereen op de vlucht moest slaan.
De jakhalzen stoven in alle richtingen uiteen, maar iedereen maakte met het slakkesnoer aan de staart een hels kabaai. Ze raakten zo van streek dat ze zich tot bloedens toe beten en zo verwijderden ze tegelijk met het slakkesnoer hun staart. En zo kwam het dat alle jakhalzen uit die streek er net zo bijzonder gingen uitzien als de kameraad van de Egel met z'n afgebroken staart.
EEN KWESTIE VAN LEEFTIJD
De winter brak aan: regen, wind, hagel en sneeuw. Dat betekende een einde aan de overvloed van de herfst. De Egel en de Jakhals liepen samen te wandelen en vonden toch nog een vijg die door een herder verloren was. "Laten we hem delen," stelde de Egel voor. "Nee," antwoordde de Jakhals gevat, "de oudste van ons mag hem opeten." - "Wanneer ben jij geboren?" vroeg de Egel. "De dag waarop de zee in brand werd gestoken!" (Wie heeft de herinnering aan een dergelijke ramp bewaard?)
De Egel zei: "Ik ben het die het vuur heeft aangestoken," en hij at de vijg op. Terwijl ze hun weg vervolgden, vonden zij een stuk lever, dat ongetwijfeld verloren was door iemand die van de markt terugkwam. De Jakhals beweerde eerst dat het een platte steen was; want hij wilde het stuk alleen opeten. "Nee," zei de Egel, "het is lever; laten we het verdelen!" - "Geen sprake van," zei de Jakhals, "de jongste mag het opeten." - "Wanneer ben je geboren?" vroeg de Egel. "Gisteren," zei de Jakhals. "Wel, kijk mij eens," zei de Egel, "ik ga nu geboren worden!"
En de Egel, die zich tot een bol had opgerold, verliet even later zijn pantser; hij at het stuk lever op. De Jakhals bewaarde zijn honger voor zich en voor de Egel een zekere wrok.
IN DE VLEESKRUIK
Een man had voor het Offerfeest een goed vet schaap geslacht. Met zijn gezin at hij er een deel van op; het overgebleven deel sneed hij in stukken, zoutte het en legde het in de zon. Toen het vlees gedroogd was, stopte zijn vrouw het in een kruik. Op een dag, toen ze gemerkt had dat er ongedierte in was gaan zitten, nam ze de kruik met vlees, zette hem in de zon en ging kletsen met de buurvrouw.
De Jakhals, die haar had bespied, waarschuwde de Egel en samen gingen ze het vlees stelen. De Jakhals at er het eerst van, en toen hij verzadigd was, pakte hij de Egel en zette hem in de kruik. Die at op zijn beurt, maar toen hij zijn deel op had, weigerde zijn metgezel hem weer uit de kruik te trekken, hoe hij hem ook smeekte.
"Dit is mijn wraak!" zei de Jakhals tegen hem. "Blijf daar maar en wacht op je bazin! Een Egel kan als een goede avondmaaltijd dienen!"
"Goed," zei de Egel, "maar nu ik moet sterven, moet ik je bekennen dat ik een schat verborgen heb. Kom dichterbij, dan kan ik je aanduiden waar hij zich bevindt, zodat je hem met mijn zonen kunt verdelen." - "Wat? Wat?" zei de Jakhals. "Een schat?" - "Ja, een schat, ik wil het je in je oor fluisteren; kom dichterbij!"
Toen de Jakhals een oor gespitst had, zette de Egel er stevig zijn tanden in en beet tot het bloed eruit spoot. De Jakhals sprong achteruit en trok de Egel gezond en wel uit de kruik. En wat de vrouw betreft, uit angst geslagen te worden door haar echtgenoot, sprak ze met geen woord over het gebeurde.
* * *
Samenvatting
Een fabel uit Marokko. Een variant uit de Maghreb op "Van de vos Reynaerde." In deze vijf verhalen krijgt de jakhals constant de kous op zijn kop en zijn de andere dieren (vooral de egel) hem steeds te slim af.
Toelichting
Verklarende woordenlijst:
Si Mohammed = edele heer
Maraboet = voorbidder
hadji = iemand die de bedevaart naar Mekka heeft gemaakt
Si Mhemmed = edele heer
Maraboet = voorbidder
hadji = iemand die de bedevaart naar Mekka heeft gemaakt
Si Mhemmed = edele heer
In het Arabisch is er een woord voor het kraaien van een haan en de oproep tot het gebed. Vandaar de vroomheid van de jakhals in de tweede fabel.
In de Noordafrikaanse volsverhalen heeft de jakhals zo'n beetje de rol van de vos in het epos 'Van den Vos Reynaerde'. Maar nog vaker dan zijn Europese soortgenoot krijgt hij de kous op zijn kop en is een ander (vaak de egel) hem te slim af.
De episodes die hier zijn weergegeven zijn onderdelen van een uit de vorige eeuw stammend epos uit Noord-Algerije. Andere versies, elders opgetekend onder andere in Marokko vindt men bij: J. Scelles-Millie, Contes arabes du Maghreb, Parijs, 1970, pp. 17 e.v.
Dit verhaal is vertaald van: P. Reesink, Contes et récits maghrébins, Quebec, 1977, 'Le roman de Chacal' pp. 13 e.v.
Trefwoorden
egel, islamitisch-verhaal, jakhals, marokko, ooievaar, hazewindhond, geit, schaap, haan, fabel, varken
Basisinformatie
- Herkomst: Marokko
- Verhaalsoort: fabel, islamitisch-verhaal
- Religie: islam
- Leeftijd: vanaf 7 jaar
- Verteltijd: ca. 16 minuten
Thema
Populair
Verder lezen