zaterdag 21 december 2024

Volksverhalen Almanak


De prins en het meisje uit de laurierboom


Soms zit het geluk in een klein hoekje, maar merken de mensen daar niets van en gaat het geluk aan hen voorbij. Zo was er eens een arme vrouw die geen kinderen had. Ze was erg verdrietig omdat ze zo alleen was. Vaak bleef ze voor een hoge laurierboom staan, die in een hoek van de tuin achter het huis stond. Hij droeg elk jaar zoveel vruchten dat de vrouw er jaloers op werd: "Jij hebt zoveel vruchten als je maar wilt, en ik heb niet eens één kind. Ach, had ik er maar één, ook al zou het net zo groot zijn als een van je vruchten."
De arme vrouw had haar woorden niet zo ernstig gemeend, maar toch ging haar wens in vervulling. Uit het niets kwam er een duif naar haar toegevlogen en wierp een laurier in haar schoot. De vrouw was erg verbaasd; ze stopte de vrucht in haar schortzak en zei bij zichzelf, dat ze hem zo spoedig mogelijk moest planten. Maar ze vergat het en na een poosje viel de vrucht uit haar zak. Ze verloor de laurier op een afgelegen weiland, achter het dorp. Hij viel in de aarde en in één nacht groeide daar een hoge gouden laurierboom. Van alle kanten kwamen de mensen aanrennen, en na een paar dagen kwam zelfs de zoon van de koning naar de prachtige gouden laurierboom kijken. Hij had veel onderdanen uit het paleis meegebracht. Nauwelijks had hij de mooie laurierboom gezien, of hij gaf bevel een tent onder de boom op te slaan.
De prins kon er maar niet genoeg van krijgen naar de laurierboom te kijken. 's Morgens ging hij met zijn onderdanen op jacht, maar nauwelijks was hij terug, of hij had zijn plaats onder de boom weer ingenomen. Hij luisterde naar het ruisen van de boom en dan was het net, alsof de boom hem iets wilde zeggen. Wat de gouden laurierboom hem wilde vertellen, dat wist hij niet.
Maar spoedig zou hij het te weten komen. Toen hij op een middag terugkwam en wilde gaan eten, was alles zo zout dat het niet te eten was.
"Wat heb je gedaan?" viel de prins tegen de kok uit. "Het eten is veel te zout!"
Ja, hoe zou het ook anders kunnen! Zodra de kok klaar was met bakken en braden, ging hij het bos in om kruiden te zoeken. Maar nauwelijks was hij achter het eerste bosje verdwenen, of er kwam een stem uit de gouden laurierboom die sprak:
"Laurier boven, laurier beneden,
laat me eens naar buiten treden!"
En daar ging de gouden laurierboom open en kwam er een beeldschoon meisje uit te voorschijn. Ze droeg een prachtige gouden japon. Het meisje keek voorzichtig om zich heen en toen ze nergens iemand zag, nam ze van elk gerecht een flinke hap en strooide daarop een handvol zout in iedere pan. Daarna ging ze naar haar laurierboom terug en riep:
"Laurier boven, laurier beneden,
laat me weer bij je binnentreden!"
De gouden laurierboom gehoorzaamde, en het meisje ging weer naar binnen. Toen de boom zich achter haar gesloten had, was er geen spoor meer van haar te zien, alleen het zout in het eten van de prins.
De arme kok had van dit alles geen flauw idee. Hij zwoer dat hij het eten precies zo had klaargemaakt als alle andere dagen. Maar helaas, het middageten was te zout, en de prins moest zich met een stuk droog brood tevreden stellen. Ook de volgende dag ging het precies hetzelfde. De kok had nog nooit zo zijn best gedaan, maar toen de prins ging eten was het weer zo zout dat hij geen hap kon eten. "Wat heb je nu weer gedaan?" riep de prins woedend. "Het middageten is weer veel te zout!"
En hoe kon het ook anders! Nauwelijks was de kok klaar met het eten en was hij op weg om kruiden te zoeken, of daar ging de gouden laurierboom weer open en kwam opnieuw het meisje uit de stam naar buiten. Toen ze even op de uitkijk had gestaan, om er zeker van te zijn, dat er niemand was, nam ze van al het eten weer een flinke hap, en strooide dan een handvol zout in de pannen. Daarna verstopte zij zich weer in de laurierboom.
De arme kok had van dat alles geen flauw idee. Hij zwoer dat hij voor alle zekerheid helemaal geen zout in het eten had gedaan, maar ondanks dat was het middageten veel te zout en moest de prins zich weer tevreden stellen met een stuk droog brood.
Op de derde dag zei de prins tegen zichzelf, dat hij nu eindelijk wel eens achter het geheim wilde komen. 's Morgens stuurde hij zijn onderdanen op jacht, maar hij verstopte zich in de tent. Ook de kok wist daar niets van. Tegen het middaguur was de kok klaar en ging zoals gewoonlijk naar het bos om kruiden te zoeken. Nauwelijks was hij achter het eerste bosje verdwenen, of daar kwam een stem uit de laurierboom, die sprak:
"Laurier boven, laurier beneden,
laat me eens naar buiten treden!"
De prins hoorde dat en geloofde zijn eigen oren niet. Hij gluurde door een spleetje in de tent naar buiten en zijn hart stond bijna stil. De gouden laurierboom ging open en een beeldschoon meisje in een gouden japon kwam uit de stam naar buiten. Het meisje keek voorzichtig om zich heen en toen ze niemand zag, nam ze van alles wat de kok had klaargemaakt een flinke hap. Maar net, toen ze een handvol zout in iedere pan wilde gooien, rende de prins zijn tent uit en pakte haar hand.
Zonder te aarzelen omhelsde hij het meisje en kuste haar. Het meisje maakte zich los uit zijn omarming en liep naar de laurierboom.
"Laurier boven, laurier beneden,
laat me bij je binnentreden!"
Maar de gouden laurierboom gehoorzaamde haar niet meer en sprak: "Nu je door iemand bent omhelsd, nu je door iemand bent gekust, mag je niet meer bij me terug." En op hetzelfde ogenblik verdorde de boom.
Het meisje begon te huilen: "Wat zal er nu van mij worden, waar moet ik naar toe?" De prins nam het meisje in zijn armen en zei: "Huil maar niet, meisje, ik zal voor je zorgen." Ze gingen aan tafel zitten en de prins gaf zijn onderdanen de opdracht zoveel mogelijk dennennaalden te zoeken, zodat het meisje op een zacht bedje kon slapen.
Het meisje sliep een gat in de dag. Maar toen ze wakker werd, haar bed uitsprong en om zich heen keek, waren de prins en zijn onderdanen verdwenen. 's Morgens heel vroeg had de prins de tent laten afbreken en waren ze stilletjes weggegaan. De prins wilde het meisje straffen, omdat ze twee keer zout in zijn eten had gestrooid.
Eerst begon het meisje te huilen, maar ze liet de moed niet zakken en ging op weg om de prins te zoeken. Onderweg ontmoette ze een oude man op een paard. Het meisje groette beleefd en vroeg smekend: "Alstublieft, meneer, zou u zo vriendelijk willen zijn, mij te helpen? Wilt u mijn gouden mantel niet ruilen voor uw gescheurde jas en mijn gouden hoofdband voor uw versleten hoed en mijn gouden ring voor uw kreupele paard?"
De oude man gaf met plezier alles, wat het meisje verlangde. In plaats van zijn gescheurde jas, droeg hij nu een gouden mantel en op de plaats van zijn hoed, met de ontelbare gaten, pronkte nu een gouden hoofdband en voor het kreupele paard had hij een ring gekregen van puur goud. Voor één zo'n gouden ring kon hij wel tien flinke paarden krijgen! Het beeldschone meisje trok de kleren van de oude man aan, sprong op het kreupele paard en reed de prins achterna. 's Avonds had zij de prins ingehaald. De prins herkende zijn achtervolgster niet. En toen de ruiter vlak bij hem was, en hem vriendelijk groette, vroeg de goede prins: "Zo, zwerver, waar gaat de reis naar toe. Wat heb je onderweg allemaal gezien?"
En toen sprak het mooie meisje, verkleed in mannenkleren: "Ik kom van heel ver en onderweg heb ik een gouden laurierboom gezien, die helemaal verdord was."
Toen de prins dat hoorde, zuchtte hij diep en zei: "Zeg eens, zwerver, wat heb je nog meer gezien?"
En het mooie meisje, verkleed in mannenkleren antwoordde: "Toen zag ik een beeldschoon meisje. Ze liep langs de weg en riep klagend: 'Wat heb ik gedaan dat het geluk mij verlaten heeft?'"
Toen de prins dat hoorde, zuchtte hij nog eens heel diep, en de tranen stonden hem in zijn ogen. Hij zei echter geen woord. Na een poosje vroeg hij voor de derde maal: "Zeg eens, zwerver, wat heb je nog meer gezien?" En het mooie meisje, verkleed in mannenkleren antwoordde: 'Ik zag dat het meisje achter een berg verdween en weg was ze, alsof ze van de aardbodem was verdwenen.'"
Toen de prins dat hoorde, zuchtte hij diep en de tranen rolden over zijn wangen: "Nu zal ik haar mijn hele leven wel niet meer zien. Ga met mij mee, zwerver, dan heb ik tenminste iemand, met wie ik over haar kan praten."
Zo keerde de prins bedroefd naar het koninklijk paleis terug. Daar was men intussen bezig met de voorbereiding van het huwelijk. De koning en de koningin hadden een jaar geleden al een bruid voor de prins uitgezocht en nu was de tijd gekomen dat hij zou gaan trouwen. Over drie dagen zou de bruid komen en dan zou het grote bruiloftsfeest beginnen. Maar de arme prins had er totaal geen plezier in. De hele dag liep hij met gebogen hoofd rond en dacht hij alleen maar aan dat mooie meisje uit de laurierboom. Nu had hij spijt, dat hij het meisje zo zwaar gestraft had.
Toen zijn nieuwe vriend dat merkte, vroeg hij aan de prins: "Zeg, lieve prins, waarom loop je de hele dag met gebogen hoofd rond en waar denk je steeds aan, zodat je 's nachts bijna niet kunt slapen?"
Toen zei de prins bedroefd: "Waarom zal ik het je vertellen, beste zwerver, je kunt me toch niet helpen met mijn verdriet. Ik heb mijn geluk verspeeld en zal het nooit meer terugkrijgen." Maar de vriend van de prins glimlachte alleen maar: "Ach, eens zul je het weer krijgen, dat zul je zien, maar je moet geduld hebben."
En de prins kreeg het nog eerder dan hij verwacht had. Toen de mensen al in de kerk waren en hij zijn bruid naar het altaar leidde, wierp het mooie meisje uit de laurierboom haar zwerverskleren af, trok haar gouden japon weer aan en ging bij de kerkdeuren staan. Nauwelijks had de prins haar gezien, of hij riep blij: "Daar is mijn geluk, zij is mijn echte bruid!" En hij liep naar het lauriermeisje toe, omhelsde haar en kuste haar innig.
Zo vond de prins toch nog zijn geluk, zoals zijn kameraad de zwerver hem voorspeld had. De prins trouwde met het meisje waar hij van hield. De vreemde prinses trouwde met een jongere broer van de prins, en zo werden er die dag in plaats van één, twee huwelijken gesloten. En ze leefden nog lang en gelukkig. Tot op de dag van vandaag weten ze, dat het geluk in een klein hoekje kan zitten. Dat van hen had zich verstopt in een laurier.
*   *   *
Samenvatting
Een sprookje over verliefdheid, verlangen en trouwen. Uit een lauriervrucht groeit een gouden boom en daaronder zet een koningszoon zijn tent. De prins komt erachter dat in de boom een meisje woont. Als de man haar omhelst, kan ze niet meer terug naar waar ze vandaan komt. Het meisje wordt achtergelaten, als straf voor wat ze met het eten heeft gedaan. Zij doet zich voor als zwerver en komt erachter dat de prins spijt heeft dat hij haar achtergelaten heeft.
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen