De prins die de taal der dieren leerde
Er was eens een koning, die had maar één zoon. En omdat hij wilde dat de zoon alle wijsheid leren zou, die nodig is om de kroon met eer te dragen, stuurde hij hem naar de allerbeste scholen in het buitenland. Maar toen de prins op die scholen studeerde kwam hij tot het inzicht dat hij er niet de juiste dingen leerde, en hij hield op met studeren. Hierna belandde hij boven in de bergen bij een kluizenaar in een grot en van hem leerde hij de taal van de dieren. En toen hij de taal van de dieren kende, ging hij naar zijn vader terug en die vroeg hem wat de wijsheid was, die hij daar in het buitenland op al die scholen geleerd had. Hij zei: "Op die scholen heb ik niets anders geleerd dan ongerechtigheid, maar het wijste wat ik geleerd heb is de taal der dieren." Toen werd zijn vader zo kwaad dat hij zijn zoon wegjoeg, want hij achtte hem niet in staat koning te zijn. En de jongeman vertrok met een kudde schapen naar de heide.
Maar in de tijd dat hij op de hei verkeerde, brak er een oorlog uit en het rijk van zijn vader werd overvallen door een vreemde koning, die het stukje bij beetje veroverde, tot uiteindelijk de stad van de koning zelf ingesloten raakte. En toen de koning geen uitkomst meer zag, stuurde hij heimelijk boodschappers door het hele rijk en liet navragen of iemand soms wijs genoeg was om het land uit deze ellende te verlossen. Toen stuurde de koningszoon van de heide een duif naar zijn vader met een brief waarin stond dat alleen de dieren hem nog konden helpen en dat hij moest afwachten.
De jonge prins wilde de oorlog winnen zonder dat er doden vielen. Hij stuurde de luizen en vlooien om de soldaten van de vijand zo te bijten dat ze niet wisten waar ze moesten blijven; hij stuurde de vogels om over de kampementen te vliegen en alle watertonnen te vervullen, zodat het water niet meer kon worden gedronken; hij stuurde de mieren om allemaal een druppeltje water mee te nemen en in de kruitvaten te kruipen, zodat er niet meer kon worden geschoten; hij stuurde de wespen om, zodra een vijandelijke soldaat een wapen ter hand nam, hem zo te steken dat zijn ogen dicht gingen zitten en hij niet meer kon zien; hij stuurde ongedierte om in de meelvaten te kruipen, zodat er geen brood meer gebakken kon worden; hij stuurde muizen en ratten om de rest van het voedsel op te vreten. En de nood in dat vreemde leger steeg zo hoog dat het er haastig vandoor ging, over de grenzen, en de stad van de vader van de prins weer bevrijd was.
Toen de vijand zich had teruggetrokken en de hoofdstad weer vrij was, liet de koning een oproep uitgaan aan degene die hem een briefje gestuurd had. Toen kwam de prins terug en vertelde zijn vader dat hij het geweest was die met hulp van de dieren het koninkrijk van de vijand verlost had. En zijn vader zag zo hoog tegen hem op, dat hij afstand deed van de troon en de zoon volgde hem op. En hij bestuurde zijn rijk met zo grote wijsheid, dat het land tot bloei kwam en alle mensen tevreden waren. De dieren had hij nog steeds in zijn dienst en met hen kon hij spreken. Hij stuurde ze als boden door het land en van alle windstreken brachten ze hem verslag uit. Hij kreeg van te voren al bericht wanneer de oogst dreigde te mislukken, en dan kon hij juist op tijd ingrijpen. In de winter lieten de raven hem weten dat er wolven uit verre streken op komst waren en dan stuurde hij er zijn eigen wolven op af, en die overreedden de andere wolven om het land niet binnen te vallen.
Toen de jonge koning zeven jaren geregeerd had stierf de paus te Rome en de wijsheid van de koning was zo groot, dat zijn eigen volk hem voordroeg om paus te worden. Maar toen hij in Rome kwam wilde men hem eerst niet tot de verkiezing toelaten. Toen ze toch samengekomen waren in de zaal waar de paus zou worden gekozen, vloog er een witte duif door het raam naar binnen en ging op de schouder van de koning zitten. En opeens waren zij er allemaal van overtuigd dat de Heilige Geest over hem was neergedaald en hij werd tot paus gekozen.
Zeven jaar bleef hij te Rome en in al die tijd was er in het land waar hij vandaan kwam geen koning. Na afloop van die zeven jaar was hij tot het inzicht gekomen dat van al zijn voornemens niets ten uitvoer kon worden gebracht, omdat de ongerechtigheid van de mensen te groot was. En hij keerde terug naar zijn land en werd opnieuw koning.
Maar toen hij zijn rijk overzag, zag hij dat in de zeven jaar van zijn pauselijk bewind alles wat hij voor die tijd had opgebouwd, door begeerte, haat en nijd weer verloren was gegaan. De ellendigen, zieken en zwakken lagen in de straten en werden niet geholpen, de weduwen werden beroofd en de wezen verhongerden, de kooplui gingen te werk met leugen en bedrog, de rijken werden almaar rijker en de armen almaar armer. De koning kwam tot het inzicht dat de slechtheid van de mensen niet tot een rechtschapen bestaan kon leiden.
Toen deed hij afstand van het koningschap en hij trok met zijn kudde schapen naar de heide. De dieren zorgden voor zijn spijs en drank en al wat hij verder nodig had, en tot aan zijn dood toe is hij schaapherder geweest op de heide.
* * *
Samenvatting
Een Fries sprookje over de waarde van vriendschap met dieren. Een koning stuurt zijn zoon naar de beste scholen, maar de prins vindt dat hij niet de juiste dingen leert. De koning verbant hem. De jongen keert terug in het land als dit is overvallen door een vijand. Hij laat zien dat hij wel degelijk iets geleerd heeft.
Toelichting
In dit verhaal staat de waarde van de vriendschap met dieren centraal. Het stamt uit Friesland, maar de precieze bron ervan is niet bekend. Het motief komt echter vaak voor in de volksliteratuur. Zie ook: De drie talen.
Trefwoorden
koning, friesland, dierentaal, volksverhaal, taal der dieren, friesland, oorlog, dier als helper, paus, volkssprookje
Basisinformatie
- Herkomst: Friesland, Nederland
- Verhaalsoort: volkssprookje, sprookje, volksverhaal
- Leeftijd: vanaf 7 jaar
- Verteltijd: ca. 7 minuten
Populair
Verder lezen