zaterdag 21 december 2024

Volksverhalen Almanak


De pottenbakker


Eens liet een tsaar alle grote heren van zijn gehele rijk - zoveel als het er waren - bij zich komen om hun een raadsel op te geven. "Wie van jullie," zei hij, "kan dit wel raden? Zo luidt het raadsel: 'Wat is het wreedste en kwaadaardigste ter wereld?'" Ze peinsden en peinsden, ze gisten en gisten, ze dachten zus en ze dachten zo, ze bedachten van alles om er achter te komen - maar nee, niet een kon het raden. Toen liet de tsaar hen heengaan; hij liet hen gaan met de woorden: "Dan en dan, onthoud dit goed, komen jullie weer hier bijeen om dit raadsel op te lossen."
Nu moet je weten dat een van deze heren die bijzonder slim was, in die tussentijd overal navraag begon te doen, op zoek naar iemand die hem hierover iets kon zeggen. Hij probeerde het bij de kooplui, bij de handelaars, bij ons soort mensen; want hij was er op gebrand er achter te komen en het raadsel van de tsaar op te lossen. Toen ontdekte hij een pottenbakker, zo eentje, weet je, die potten verkoopt. "Ik kan dit raadsel oplossen," zei deze.
"Nu, zeg dan hoe?"
"Nee, dat zeg ik niet; alleen tegen de tsaar zal ik het zeggen." De heer trachtte hem er op alle manieren toe te bewegen: "Ik zal je dit en dat geven, broeder." Hij beloofde hem geld en allerlei andere dingen. Maar nee, de pottenbakker bleef op zijn stuk staan en daarmee uit: "Alleen tegen de tsaar zelf zal ik het vast en zeker zeggen, en verder tegen niemand." En de heer moest er maar genoegen mee nemen dat hij het, zoals hij verzekerde, van zijn leven aan niemand zou vertellen, dan alleen aan de tsaar.
Toen nu de heren opnieuw bij de tsaar bijeenkwamen en weer niemand het raadsel kon raden, zei de bewuste heer: "Uwe majesteit, ik ken een pottenbakker," zei hij, "die dit raadsel voor u kan oplossen." Toen liet de tsaar de pottenbakker roepen. Zodoende kwam deze bij de tsaar; en wat hij zei was: "Uwe majesteit, het wreedste en kwaadaardigste ter wereld is het geld; iedereen wil het hebben en de mensen schelden elkaar terwille van het geld uit, ze slaan en vermoorden elkaar om geld, soms met messen en dan weer op een andere manier. En," ging hij voort, "zelfs wie hongerig door de wereld zwerft of bedelen gaat, die ondervindt nog dat de zak van de bedelaar wordt gestolen, zodra hij een paar stukjes heeft verzameld die misschien met boter gebakken zijn. Wat valt er eigenlijk nog over te zeggen? Uwe majesteit heeft zeker ook wel het een of ander moeten verduren omwille van het geld."
"Zo is het broeder," zei de tsaar. "En je hebt het raadsel opgelost. Waarmee kan ik je nu belonen?"
"Ik heb niets nodig, uwe majesteit."
"Is er iets wat je graag zou willen hebben, boertje? Dan zal ik het je geven."
"Ik heb niets nodig," herhaalde de pottenbakker, "maar als het zou kunnen, vaardigt uwe genade dan een verbod uit om in een omtrek van zo en zoveel werst potten te verkopen. Dan zou buiten mij, niemand er in kunnen handelen."
"Goed," zei de tsaar, en vaardigde voor iedereen een verbod uit om potten te verkopen; en zo verkreeg alleen de pottenbakker het recht daarop.
Om hem winst te verschaffen, liet de tsaar bovendien afkondigen dat niemand zich bij hem mocht vertonen zonder een pot. Toen kwam een van de grote heren, die buitengewoon gierig was, bij de pottenbakker om over de aankoop, van een pot te onderhandelen. De pottenbakker zei: "Hij kost vijftig roebel."
"Wat zeg je? Heb je je verstand verloren?"
"Helemaal niet," zei de pottenbakker.
"Nu, dan koop ik hem ergens anders," zei de heer. Een poosje later kwam hij terug: "Hoor eens, geef me een pot."
"Neem er maar een en geef me er honderd roebel voor," zei de pottenbakker.
"Wat? Honderd roebel? Je bent zeker gek geworden," zei de heer.
"Gek of niet, de pot kost honderd roebel."
"Ach, vervloekte kerel, blijf jij maar bij je potten." En de heer ging weer weg. Hij was al half van plan zich zonder pot bij de tsaar te vervoegen, maar bedacht zich: "Het is niet goed," dacht hij, "als ik de enige ben die zonder pot bij hem kom." Weer keerde hij om. "Kom," zei hij, "geef me de pot maar. Hier heb je honderd roebel."
"Nee, hij kost nu honderdvijftig," zei de pottenbakker.
"Ach, jij ongeluk!"
"Nee, ik ben geen ongeluk, maar minder neem ik er niet voor aan."
"Nu, verkoop me dan je hele pottenbakkerij. Wat wil je er voor hebben?"
"Ik verkoop die niet voor geld, en je kunt ze als je wilt voor niets krijgen. Maar dan moet je me op je rug nemen en zo naar de tsaar brengen."
De heer was gierig en zeer afgunstig - hij stemde toe en droeg de pottenbakker op zijn rug naar de tsaar. De handen van de pottenbakker zaten onder de klei, zijn voeten in bastschoenen staken ver naar voren, en toen de tsaar hen zo zag aankomen, moest hij lachen: "Ha-ha-ha! Zo, ben je daar? (Hij had de heer en de pottenbakker allebei herkend.) Wat moet dit betekenen?"
"Ja, dat zit zo..." en de pottenbakker vertelde alles aan de tsaar.
"Wel, wel, broertje, trek nu wat je aan hebt uit en geef het aan deze heer. En jij," zei hij tegen deze, "trek al je mooie kleren uit en geef ze aan hem. Hij zal voortaan in jouw plaats een heer zijn, en jij in zijn plaats pottenbakker."
*   *   *
Samenvatting
Een Russisch raadselsprookje over geld en een gierige heer. Een tsaar geeft aan alle grote heren van zijn rijk een raadsel op, maar niemand kan het raden. Behalve een eenvoudige pottenbakker en die krijgt als beloning het alleenrecht in het handelen in potten. Wanneer een gierige heer een pot wil hebben, moet hij die wel bij hem kopen. Maar de pottenbakker drijft de prijs steeds verder op.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen