donderdag 21 november 2024

Volksverhalen Almanak


De Poolse en de Russische nachtegaal


Er was eens een tsaar die drie zonen had. Oud geworden dacht hij erover na, aan wie van hen hij de zorg voor zijn rijk zou toevertrouwen. Hij riep zijn zonen bij zich en vroeg aan de oudste: "Zou jij een kerk kunnen laten bouwen, waaraan niemand een foutje zou kunnen ontdekken?" De jongeman dacht lang na en antwoordde toen: "Nee, vader, dat zal ik niet kunnen."
Daarna kwam de tweede aan de beurt die dezelfde vraag kreeg voorgelegd en er even ontkennend op antwoordde.
Ten slotte vroeg de tsaar het aan zijn jongste zoon die even nadacht en daarna vastberaden zei: "Ja, vader, dat lijkt mij wel mogelijk." Deze jongen was eigenlijk nog een broekje en hij had - zoals wij later zullen zien - de zaak iets te licht opgevat. In ieder geval liet hij er geen gras over groeien en trommelde de beste architecten van het land op om hen een plan te laten tekenen. Hij koos het beste ontwerp uit en liet meteen met de bouw beginnen.
Nadat de kerk gereedgekomen was, beval de tsaar zijn rijksgroten en het volk het gebouw grondig te onderzoeken en het hem direct te melden wanneer iemand een fout zou ontdekken.
Na een tijdje vroeg een oude man audiëntie aan bij de tsaar. Deze werd hem toegestaan en hij stak meteen van wal: "Wat een prachtige kerk hebt u laten bouwen! Ik geloof niet dat er een mooiere bestaat in heel Rusland. Het is alleen jammer dat de grondmuur een beetje scheef staat."
"Dat is waarschijnlijk gezichtsbedrog, beste man," meende de vorst, "maar ik zal het in ieder geval laten onderzoeken." Na nauwkeurige metingen bleek inderdaad dat de man gelijk had. De prins liet daarop het gebouw met de grond gelijk maken en liet op dezelfde plaats een nieuwe, zo mogelijk nog mooiere kerk bouwen. De tsaar riep het volk weer op de nieuwe kathedraal nauwkeurig te onderzoeken en hem de geringste fout te melden.
Toen verscheen er een grijsaard bij hem die opmerkte: "De nieuwe kerk is wel heel mooi, maar wat jammer dat er een koepel scheef staat."
"Zijn uw ogen wel helemaal in orde?" vroeg de tsaar, "ik zou zeggen: op uw leeftijd is dit niet zo verwonderlijk."
"Nee, nee," zei de oude, "mijn ogen zijn nog prima. Die koepel staat inderdaad scheef."
De tsaar en zijn jongste zoon gingen naar de kerk en zij moesten helaas constateren dat de oude man gelijk had. "Ik zal weer een nieuwe kerk moeten laten bouwen," zei de prins, "wanneer u mij daartoe de middelen verschaft."
"Dat zal dan ook de laatste keer zijn," zei de tsaar. "Jij maakt mij nog arm!"
De kerk die nu verrees was inderdaad een wonder en werd door iedereen geprezen. Hoe men ook speurde en zocht, er was nergens een fout aan te ontdekken. De kathedraal zou plechtig worden ingewijd in tegenwoordigheid van de tsaar, de tsarina en de gehele hofhouding. Toen de vorst het gebouw wilde betreden, zag hij een jongeman die het gebouw bekeek en daarbij mistroostig het hoofd schudde. Hij stuurde een van zijn begeleiders naar hem toe om te vragen of hij soms aanmerkingen had.
"Ik vind het een prachtige kerk," zei de jongeling, "maar het is jammer dat er geen Poolse en geen Russische nachtegaal op de koepels staan." De jongste zoon werd na het horen van deze woorden zeer bedroefd en besloot zijn land voorgoed te verlaten. Het was hem duidelijk dat hij zijn vader nooit zou opvolgen en bovendien werd hij alom spottend 'Iwan de kerkenbouwer' genoemd. De tsaar gaf hem het nodige geld voor onderweg en een driebenig paard. Daarop gezeten reed hij door de paleispoort naar buiten. Maar langzaam dat beest liep! Iwan kon wel huilen van verdriet.
Na een tijdje reed, of liever kroop, Iwan op zijn ongelukkige paard langs een weide, waar een grijsaard zijn maïs stond te begieten. De oude man zag de huilende ruiter en vroeg hem: "Waarom zo treurig, jongeman? Wat is er gebeurd?" Iwan vertelde hem van zijn wedervaren en over de ellende zich op een kreupel paard te moeten voortbewegen. "Dat paard is helemaal niet zo slecht," meende de oude. "Je moet hem alleen duidelijk maken dat je hem erg nodig hebt, dan zal hij wel weten wat hij moet doen. Hij zal jou vliegensvlug naar het strand van de zee brengen. Daar zul je een meisje ontmoeten dat in het bezit is van de Poolse en de Russische nachtegaal. Je moet haar ontvoeren, want anders zul je de beide vogels niet kunnen meenemen. Pas wel op dat het meisje jou niet ziet! Je mag haar alleen maar in haar slaap naderen. Bind dan haar gouden haar los en wikkel het om jouw hand, hoe hard zij ook schreeuwen mag: 'Ik brand!' Hoe zij jou ook bij hemel en aarde bezweren mag haar los te laten, geloof haar niet! Alleen wanneer ze bij de Poolse en de Russische nachtegaal zweert jou tot echtgenoot te nemen, mag je haar loslaten, eerder niet. Je moet ook voorzichtig zijn met de baardeloze luitspeler die al vier jaar op een wolk zit en haar ontvoeren wil, maar wat hem tot nog toe niet is gelukt. Ga nu in vrede en denk aan alles wat ik jou gezegd heb."
De prins bedankte de oude man voor zijn raad en zei tegen zijn paard: "Zo, nu heb ik je echt nodig!" Van nu af aan vloog het dier als de wind over de steppen en rivieren tot zij aan het strand van de zee kwamen. Zoals de grijsaard voorspeld had, vond hij hier het meisje met het gouden haar. Iwan wachtte tot zij sliep en begon toen haar haar om zijn hand te winden.
"Ik brand!" riep het meisje uit. "Wat wil je van mij?"
"Ik wil met je trouwen," zei de prins, terwijl hij haar stevig vasthield. Zij zwoer bij hemel en aarde dat zij het zou doen, maar dat was Iwan niet genoeg. "Zweer bij de Poolse en de Russische nachtegaal dat je met mij zult trouwen, anders laat ik je niet los."
Eindelijk, na veel tegenstribbelen, gaf zij hem haar jawoord. Toen reden zij weg. Iwan vergat niet de twee bijzondere nachtegalen, die in een kooi waren opgesloten, mee te nemen. Onderweg ontmoetten zij de baardeloze luitspeler die het meisje van het paard sleurde en met haar onder de aarde verdween. "Daar heb ik weer eens pech gehad," dacht Iwan, "maar de Poolse en de Russische nachtegaal zijn in ieder geval in mijn bezit.
Hij zette zijn weg voort en kwam in een grote stad. Hij had een geweldige dorst gekregen en vroeg aan een vrouw die voor haar huis stond of zij hem wat water kon geven. "Ik heb zelf niets meer," zei de vrouw. "In het meer voor de stad huist een verschrikkelijk monster dat ons alleen maar toestaat dagelijks een beetje water te scheppen, wanneer hem elke dag een jonge maagd wordt geofferd."
"Geef mij maar een emmer, moedertje, dan zal ik wat water gaan halen."
"Doe het niet, beste jongen, want de draak zal ook jou verslinden!" Iwan ging toch, maar voor hij zich naar het meer begaf, kocht hij een pijl en boog.
Aan de oever van het meer aangekomen zag hij een jong meisje zitten dat geheel in het zwart was gekleed. Grote tranen rolden over haar bleke wangen. "Lief kind, huil maar niet," zei Iwan. "Ik zal ervoor zorgen dat de draak je geen kwaad zal doen." Hij had het amper gezegd of zij hoorden vleugelgeklap en zagen een grote groene draak door de lucht vliegen en vlak voor hen neerdalen. Het meisje rende hard weg, maar Iwan spande onverschrokken zijn boog en schoot een pijl in de buik van het monster. Daarna sloeg hij met één slag van zijn zwaard de kop van het ondier af.
Het meisje, dat had gezien hoe haar redder de draak doodde, vertelde het overal rond. Een zucht van verlichting ging door de stad en de bewoners haastten zich naar het meer om water te putten. Sommige mensen waren zo uitgedroogd dat zij te veel en te haastig dronken en ter plaatse stierven. Zij die het overleefden, jubelden echter: De draak is dood, de draak is dood! Zij trokken naar de markt om de held die hen gered had, te huldigen.
De prins was echter nergens te vinden, totdat het meisje hem onder de aanwezigen ontdekte en hem aanwees. Met luid gejuich werd Iwan begroet, op de schouders genomen en in triomf rondgedragen. De vorst ontving hem op zijn paleis en gaf te zijner ere een groot banket. "Er is nog iets dat ik u wilde vragen," zei de vorst tegen Iwan. "Hier in de buurt heeft een gier haar nest, maar telkens wanneer zij jongen heeft, komt er een adelaar en neemt ze weg. Zoals u weet zijn gieren zeer nuttige dieren. Het is nog aan geen van mijn jagers gelukt de adelaar neer te schieten. Misschien wilt u het eens proberen."
"Weest u maar gerust," zei Iwan, "ik zal ervoor zorgen dat u er geen last meer van heeft." De vorst gaf hem een flinke beloning en de prins nam hartelijk afscheid van hem.
Na enig zoeken vond hij het gierenest, verborg zich in het struikgewas en wachtte de komst van de adelaar af. Toen het dier verscheen, trof Iwan hem met een pijl midden in het hart. De jonge giertjes namen Iwan in hun nest op en liefkoosden hem. Vermoeid door de tocht sliep hij weldra in.
Na verloop van tijd kwam de moeder terug bij het nest en zag daar een mensenkind liggen. Zij wilde hem te lijf gaan, maar de jonge gieren vertelden haar dat hij hen van de dood gered had. "Wat kan ik voor je doen om je te bedanken?" vroeg zij Iwan, toen deze wakker werd. "Breng mij maar naar huis," antwoordde hij, "want ik ben onderweg mijn driebenig paard kwijtgeraakt en het is naar huis voor mij te ver om te lopen."
"Ik kan mijn jongen nu niet in de steek laten," meende de gier, "maar wanneer je over twee weken terugkomt, zal ik je naar huis brengen. Vergeet echter niet dan een hapje mee te nemen voor onderweg."
Op de afgesproken tijd kwam Iwan terug met een hele zak vol rauw vlees. "Nu, dan gaan wij maar," zei de gier. "Jongens, zullen jullie goed oppassen en geen gevaarlijke dingen doen?" De jonge gieren, die intussen al flink gegroeid waren, knikten bevestigend met hun kopjes.
Iwan had nog nooit op een gier gevlogen - en ik denk ook niemand van ons - maar het beviel hem opperbest. Alleen vond hij wel dat de vogel erg gulzig was. Het ene stuk vlees na het andere verdween in zijn onverzadigbare bek. Op een gegeven moment zei de gier: "Nu word ik toch echt moe. Ik wist niet dat het zó ver was. Mag ik nog een hapje?" Iwan merkte dat de zak helemaal leeg was. Hij sneed daarom een stuk vlees uit zijn eigen kuit en stopte het in de bek van de vogel. "Verrukkelijk!" vond de gier. "Zo iets lekkers heb ik van mijn leven nog niet gegeten."
"Dat zal ook het laatste zijn," zei Iwan, "want ik heb verder niets meer."
"Wat heb je mij het laatst te eten gegeven?" wilde de gier weten.
"Dat was een stuk vlees van mijn eigen been," antwoordde Iwan.
Gelukkig was de reis spoedig ten einde. De gier bemerkte de gapende wond aan het been van zijn metgezel, trok een van zijn veren uit en streek ermee over de gewonde plek die meteen, als door een wonder, genezen was. "Wanneer je mij nog eens nodig mocht hebben, dan weet je mij te vinden," zei de gier terwijl zij wegvloog.
De tsaar was zeer verheugd zijn jongste zoon gezond en wel terug te zien. "Ja, vader, ik heb mijn gelofte toch waar kunnen maken," zei Iwan. "Zelfs die zeurkous met zijn Poolse en Russische nachtegaal kan nu niets meer op de kerk aanmerken, want beide vogels heb ik meegebracht. Ik heb wel gemerkt dat de Russische nachtegaal veel mooier zingt dan de Poolse, maar daar gaat het niet om. Ik zal de vogels, een beetje vergroot, door een ijzergieter laten namaken en ze daarna elk op een koepel van de kerk laten plaatsen."
En zo gebeurde het ook. Van heinde en ver kwamen de mensen naar de kathedraal, want een kerk met twee van die wonderlijke vogels erop zag men niet elke dag. De tsaar zag nu wel in dat een jongeman, die zo vasthoudend was en zoveel gevaren had weten te overwinnen, het meest geschikt was om hem later op te volgen.
*   *   *
Samenvatting
Een Russisch wondersprookje over doorzettingsvermogen. Om te bepalen wie hem zal opvolgen, vraagt de koning aan zijn zonen een kathedraal te bouwen waar niemand een foutje aan kan ontdekken. Alleen de jongste zoon gaat de uitdaging aan, maar telkens ontdekt iemand een tekortkoming. De jongste zoon wil toch slagen en doorstaat de grootste gevaren om de kathedraal foutloos te maken.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen