De nachtmerrie
Niet alleen een mens, maar ook een paard kon bezocht worden door de nachtmerrie. Zoiets was altijd duidelijk te zien. Als de nachtmerrie op de rug van een paard had gezeten, zaten altijd de manen de volgende morgen dooreen gevlochten, en hingen de zweetdruppels nog op de glanzende vacht. Voor de boer, die dat paard 's morgens voor z'n kar wilde spannen, was dat bepaald lastig.
Een Bunschoter boer had er op een gegeven moment genoeg van. Voor het vallen van de schemering sloot hij zorgvuldig de staldeur en de raampjes. Daarna dichtte hij de spleten en besteedde extra aandacht aan het geutgat, want hij had horen vertellen dat dat de plek was waarlangs nachtmerries het liefst binnen kwamen.
Hoopvol ontsloot hij de volgende morgen zijn stal. Een warme, broeiende atmosfeer sloeg hem tegemoet. Zijn ogen moesten even aan het duister wennen, maar toen zag hij het goed. De manen van zijn paard waren weer volledig verward. Met zijn hand streek hij over de rug van het dier. Deze was kletsnat. Het stond vast, de nachtmerrie was toch binnengedrongen.
De boer besloot het laatste middel toe te passen. De nachtelijke bezoekster zou gevangen worden. Die avond bleef hij op. Nauwkeurig telde hij de slagen van de torenklok. Toen het twaalf had geklonken naderde hij zonder licht te maken de stal. Af en toe hoorde hij het paard schuiven en stampen. Hij was alleen, zijn vrouw had allang de bedstee opgezocht. Bang voor de nachtmerrie hoefde hij niet te zijn; als er licht gemaakt werd, zou zij onmiddellijk de benen nemen. Maar er konden nog andere spoken rondwaren. Had hij het al niet twee uur geleden tien uur horen slaan...?
Met een ruk opende hij de staldeur en zette zijn paard in het volle licht van de stallantaarn. Daar stond het dier, dampend van het zweet, de flanken bedekt met grote vlokken schuim. Weer was de nachtmerrie hem te vlug afgeweest.
Toch is het een enkele boer gelukt de mare te betrappen, wanneer ze nog te paard zat. Toen hij naderbij kwam, merkte hij dat hij haar gezicht vaker had gezien. Naakt en bevend stond zij voor hem, de schone deerne uit de omgeving. Smekend drong ze er op aan om vooral haar naam niet bekend te maken. Nooit zou ze meer naar zijn erf terugkeren. Alleen moest hij haar beloven om voortaan het stalraam open te laten, als teken van hun afspraak. En zo gebeurde het. Maar bij hen die haar willen weren, spookt de nachtmerrie nog steeds.
* * *
Samenvatting
Een Bunschoter volksverhaal over een vrouwelijke nachtgeest. Een paard van een boer wordt elke nacht door een nachtmerrie, een vrouwelijke nachtgeest, bezocht en bereden. De boer besluit haar te vangen, maar dit lukt niet omdat ze hem te snel af is. Een andere boer heeft ooit wel een nachtmerrie in de ogen gekeken...
Toelichting
Bewerkt naar J. Hopman, 'De Nachtmerrie', in Eigen Volk I (1929), pp. 280-281.
De woorden 'mare' en 'merrie' zijn van oorsprong totaal verschillend. Het tot 'merrie' verbasterde 'mare' betekent (nachtelijke) kwelgeest; merrie betekent vrouwelijk paard. Het woord 'mare' duidt ook op een ineen vlechting (zoals bij de manen van een merrie), in maretak (Viscum), een woekerplant met sterk vervlochten takken op populieren en appelbomen, en in Mahrenest (Duits voor: heksenbezem), een abnormale takkenvorming in berken, veroorzaakt door zwamdraden.
In het oud-Iers komt het woord 'mare' voor in Morrigain (mor = mare, rigain = koningin), marenkoningin. Dit was één van de drie (of alle drie) vrouwelijke demonen, die men zei op de slagvelden te toeven. Ditzelfde woord is gebruikt als vertaling voor het Latijnse lamia (= spook, vampier) in de bijbeltekst Jesaja 34:14. Het Hebreeuwse woord is lilit (vrouwelijke nachtgeest).
In Duitsland heet dat dier ook Alp (zodoende in verband gebracht met de Alpen, zware bergen die 's nachts op de slaper drukken), hetgeen hetzelfde is als 'alf', of 'elf'. In België is de uitdrukking 'Van de mare bereden' synoniem aan 'Van d'alf geleid'.
De nachtmerrie komt bij mensen voor tijdens het slapen, als gevolg van ademhalingsstoornissen, te weinig lucht in het slaapvertrek, spijsverteringsstoornissen, en bepaalde ziekten. De slapende voelt een drukkende last op zich, die tot angstvisioenen leidt. Deze kunnen alleen verbroken worden, wanneer men gaat verliggen of wakker wordt. Vaak voelt het als een wezen, een ruig ondier, of een demon.
Middelen die tegen de nachtmerrie gebruikt werden, zijn o.a. zout strooien voor het bed, de kousen gekruist ervoor leggen, de schoenen omgekeerd voor het bed zetten (zodat de mare er niet in kan stappen), paardenkoppen aan de gevel of op de nok, en vliertakken. Ook zijn er spreuken in omloop:
O Maer, gy lelyk dier,De nachtmerries bij paarden kwamen als kwelgeest of als goedgezinde geest. Ze vlochten de manen en voederden en verpleegden de dieren. In Frankrijk waren het kabouters (lutins), geesten van stalknechten, die het dier tijdens hun leven hadden verwaarloosd.
komt toch dezen nacht niet weêr:
alle waters zult gy waenen,
alle hoornen zult gy blaenen,
alle spieren gerst zult gy tellen,
komt my toch dezen nacht niet kwellen.
Vergelijk: De boze geest van Hoge Duvel en Met de nachtmare getrouwd. Zie ook Vrouw Trui, de naam voor de nachtgeest die de nachtmerries veroorzaakt (volgens het volksgeloof in het Opperduitse gebied).
Trefwoorden
volksverhaal, vangen, utrecht, middernacht, nachtmerrie, merrie, paard, mythe, slapen, stal, sage, mare
Basisinformatie
- Herkomst: Utrecht, Nederland
- Verhaalsoort: volksverhaal, mythe, sage
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 3 minuten
Bron
"Volksverhalen uit Utrecht en het Gooi" samengesteld door Willem de Blécourt. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1979. ISBN: 90-274-7083-9
Populair
Verder lezen