donderdag 21 november 2024

Volksverhalen Almanak


De mythe van Stinsterloo


In het gehucht Stinsterloo stond een kwaad huis, waar het geslacht Ten Horke woonde. Deze Ten Horkes hadden altijd de beschikking over grote sommen geld, daar zij een verbond waren aangegaan met de boze duivel die Satan heette. Op elke zaterdagnacht werden er duistere bijeenkomsten gehouden, waar men in de gestalte van wolven of konijnen dansen deed, welke nog stammen uit de tijd voordat de heilige christenpredikers hun zaligmakende geloof verkondigden.
De bewoners van het gehucht verkeerden dan ook dagelijks in grote angsten, want om een bepaalde tijd verdween een hunner, en men fluisterde dat deze ongelukkige tot offer diende aan de heidense machten. Slechts een oude vrouw die op de heide de schapen van de dorpelingen hoedde, was niet bevreesd voor de schaduw die zich van het huis uitstrekte. Maar ook zij werd hoe langer hoe meer gemeden, en alleen omdat niemand anders zich op de heide durfde te begeven, werden haar de schapen nog toevertrouwd.
Deze verschrikking duurde een aantal jaren, totdat op zekere dag een boer, Steven Willems ter Amer, bijgenaamd Bulck, verdween zonder daarover enige mededeling bij zijn familie te hebben achtergelaten. Deze Bulck was een van de weinige die nog had durven spreken over het duivelsverbond dat de onderdrukkers op het huis hadden gesloten. Hierop overwon de priester, die een vriendelijke man was, doch niet opgewassen tegen de duivelse verschrikkingen, zijn vrees, en zond bericht naar zijn oude vriend, de duivelbanner Cyriacus. Deze, een eerbiedwaardige dominicaan, begreep dat talmen rampzalige gevolgen zou kunnen hebben en hij kleedde zich in een ruwe pij en begaf zich blootsvoets op weg naar Stinsterloo.
Onderweg werd hij belaagd door duivelen in de gedaante van schone maagden en allerlei ander onzalig gedierte, maar onophoudelijk zijn gebeden prevelend en vroom vastend, schreed hij voort en bereikte het duistere oord. Zijn tocht was niet tevergeefs geweest. Bij de hut van de priester kwamen de mannen bijeen. Op aanraden van de dominicaan hadden zij zich gewapend met stokken van vlier- en wilgenhout, zulks ter ondersteuning van de gebeden die de beide priesters aan de Heer zonden. Cyriacus haalde toen een geheimzinnig poeder (duivelsdrek) onder zijn pij te voorschijn en wierp dat op het ontstoken vuur. De gevolgen hiervan deden zich al spoedig gelden.
Omstreeks middernacht verscheen de aanvoerder der Ten Horkes, Karloman geheten, als door een wonderbaarlijke macht gedreven, bij de hut.
De geplaagde dorpelingen hadden nu hun angst overwonnen en hieven zo vaak de zware stokken, dat de tovenaar door hun geknuppel een wrede dood vond. Hierna begaf de schare zich naar het huis en deed het tot de grond toe afbranden, zodat alle volgelingen van de Satan een verschrikkelijke dood stierven.
*   *   *
Samenvatting
Een Utrechts volksverhaal over het uitdrijven van duivels. De omgeving van Stinsterloo wordt geteisterd door een familie die zich bezighoudt met satanisme. De priester schakelt een duivelbanner in om de volgelingen van satan onschadelijk te maken.
Toelichting
Het poeder dat wordt gebruikt om de tovenaar te roepen is misschien het zogenaamde duivelsdrek geweest: de gedroogde hars van Asafoetida (Ferula assafoetida). Dit poeder heeft een sterke zwavelgeur en wordt gebruikt om het kwaad (de duivel) te verdrijven.
De ligging van Stinsterloo is betwist. Volgens de overlevering was het een gehucht, drie uur gaans ten noorden van Amuthon, dat door verschillende vloedgolven ten onder is gegaan en waarvan alle sporen zijn uitgewist. Er wordt verteld dat de bewoners van het gehucht na de afrekening met de Ten Horkes wegtrokken en dat de enkeling die niet van wijken wilde weten, een aantal jaren daarna getroffen werd door de pest.
Trefwoorden
Basisinformatie
Bron
"Volksverhalen uit Utrecht en het Gooi" samengesteld door Willem de Blécourt. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1979. ISBN: 90-274-7083-9
Populair
Verder lezen