De muzikale beer
Er leefden eens een man en een vrouw - ze waren al oud - die twee zoons hadden. De oudste heette Toiwo, maar zijn bijnaam was Lachtnooit; hij was een beste en ijverige jongen die nooit eens lachte of zong, want hij vond het leven een ernstige zaak. Hij rookte graag een pijpje, ging zwijgend op de visvangst, hakte zwijgend hout, maakte zwijgend een paar sneeuwschoenen voor zichzelf - een kalme jongen!
De jongste zoon heette Matti, maar zijn bijnaam was Altijdpret; hij was een beste en ijverige jongen die onder het werk altijd zong uit volle borst en die graag vrolijke verhalen vertelde. Hij kon op de harp spelen en als hij dat deed, kon niemand stil blijven zitten en de beentjes kwamen van de vloer - een vrolijke jongen!
Op een dag ging Toiwo naar het bos om hout te hakken. Hij zette zijn slee langs de kant, zocht een flinke boom uit en begon te hakken. De echo van de bijlslagen klonk van diep uit het bos.
Vlak naast de boom, die Toiwo bezig was om te hakken, was een berenhol. Daarin lag een beer te slapen. Maar de bijlslagen maakten hem wakker. "Wie maakt daar zoveel lawaai?" gromde de beer. Hij kroop uit zijn hol en keek in het rond met slaperige oogjes. Toen ontdekte hij Toiwo, die zo kranig stond te hakken dat de spaanders overal heen vlogen. Hij droeg een bontmuts tot over zijn oren. Hij keek heel ernstig en pafte zijn pijpje. De beer zag hem bezig en werd vreselijk kwaad.
"Wat kom jij hier doen in mijn bos? Herrie maken? Mij wekken? En wat stinkt die pijp! Het hele bos hangt vol vieze rook! Smeer hem!"
Grommend gaf de beer Toiwo een por. Toiwo liet de bijl vallen en duikelde achterover in de sneeuw. Hij krabbelde overeind, sprong in de slee en maakte dat hij weg kwam. Hij kwam thuis zonder hout, zonder bijl, zonder pijp, meer dood dan levend van schrik. Alles goed en wel, maar wie moest er nu voor hout zorgen? De kachel was al bijna uit. Dus werd Matti het bos ingestuurd. Hij nam zijn harp mee en spelend en zingend liet hij zich door het paard naar het bos trekken; het leek alsof de slee danste over de sneeuw op de tonen van de harp.
Hij kwam in het bos en zag de boom waarin al door Toiwo gehakt was. De bijl en de pijp lagen er nog naast. Matti sprong van de slee en raapte de bijl op. Hij stond op het punt te gaan hakken toen hem iets inviel. Hij dacht: "Eerst speel ik een stukje op de harp. Daarna gaat het werk nog vlotter." Ja, zo was die Matti!
Hij ging op een boomstronk zitten en begon te spelen. Het vrolijke plink-plank-plonk was tot ver in de omtrek te horen. De beer, die juist weer was ingeslapen, werd er door gewekt. "Wat nou weer?" gromde de beer, maar dan luisterde hij eens goed en hij voelde een soort kriebel in zijn zware poten. Of hij het nou wilde of niet, de beer kon niet anders doen dan zijn hol uitkruipen en dansend door de sneeuw gaan. Matti hield op met spelen en de beer gromde: "Zeg eens, jongen, ik wil óók op de harp leren spelen. Dan kunnen mijn kindertjes in het voorjaar de hele dag dansen!"
"Best!" zei Matti. "Waarom zou je het niet leren. Je poten zijn wat grof, maar geduld overwint alles."
Hij gaf de harp aan de beer. De beer begon langs de harp te strijken, maar het lukte hem natuurlijk niet om de harp goed te laten klinken.
"Hou maar op," zei Matti. "Dat is geen muziek, dat is herrie. Ik denk dat je poten toch wat te grof zijn. Kom eens mee naar deze dikke boom. Dan sla ik er met mijn bijl een spleet in en daar zet ik een wig tussen. In die opening moet jij dan je poot steken. Denk erom dat je je poot niet terug trekt voordat ik het zeg!"
Zo gezegd, zo gedaan. Met een paar bijlslagen hakte Matti een spleet in de boom. Hij zette een wig tussen het hout en de beer stak zijn poot in de spleet. Matti sloeg in één klap de wig uit de spleet en de poot van de beer zat muurvast tussen het hout geklemd. De beer brulde van pijn, maar Matti lachte: "Als je zo een paar weken blijft staan, zullen je kinderen misschien nog eens hun vader op de harp horen spelen!"
"Ik wil geen harp meer aanraken!" brulde de beer. "Ik wil geen muzikant worden! Ik wil een vrije beer zijn."
"Zodat je weer de mensen kunt bang maken en wegjagen uit het bos?" vroeg Matti nu.
"Nee, dat zal ik nooit meer doen!" brulde de beer. "Dat beloof ik plechtig. Iedereen kan hier vrij hakken en roken!"
Matti sloeg de wig weer tussen de spleet. De beer trok snel zijn poot terug en verdween in zijn hol.
Matti hakte in alle rust verder. Toen hij een slee vol hout had, ging hij zingend en spelend weer op huis aan.
Vanaf die dag werden de mensen in dat bos niet meer lastig gevallen door uit hun slaap gehaalde beren. En de beren? Ze bleven graag muziek horen en dansen, maar speelden alleen op hun poot.
* * *
Samenvatting
Een volkssprookje uit Rusland.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Rusland
- Verhaalsoort: volkssprookje
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 6 minuten
Thema
Populair
Verder lezen