De mooie Giovanna
Er was eens een boer die een verrukkelijke dochter had met de naam Giovanna. Het meisje was pienter, gevat en vol sprankelende humor. In de hele streek werd geen feest gevierd waar ze niet welkom was, want zo vrolijk als zij kon niemand de gasten bezighouden.
In de nabijgelegen stad stond het paleis van een koning die ook een dochter had. Haar schoonheid deed niet onder voor die van Giovanna, maar verder was ze in alle opzichten haar tegenpool. Ze liep altijd rond met een treurig gezicht. Niets, maar dan ook helemaal niets, kon haar opvrolijken.
Toen de koning over Giovanna hoorde, stuurde hij een boodschapper uit om het meisje te laten weten dat ze op het paleis moest komen. De boer sloeg de schrik om het hart: "Dat komt ervan, als je je brutale mond niet houdt. De koning is zeker iets ter ore gekomen."
"Laat mij m'n gang maar gaan, vadertje," stelde het meisje hem gerust. "Ik weet al waarom ik word ontboden."
"Trek eerst schoenen aan en een schone jurk. En je spinnewiel zul je toch zeker niet nodig hebben."
"Ik heb nog nooit schoenen gedragen. En mijn spinnewiel neem ik in elk geval mee."
Toen Giovanna bij het paleis aankwam, wilden de poortwachters haar de weg versperren. Ze was echter bepaald niet op haar mondje gevallen en ze overblufte hen zodanig, dat een van hen naar de koning liep: "Majesteit, buiten staat een knap meisje op blote voeten. Ze draagt een grove boerenkiel en heeft een spinnewiel onder haar arm. Het is er eentje met haar op de tanden en ze wil uw dochter spreken."
"Stuur haar hierheen."
Giovanna betrad het vertrek en vroeg onomwonden naar de prinses. Aan de koning besteedde ze nauwelijks aandacht. Hij was daarover zo verbluft, dat hij geen woord kon uitbrengen en alleen automatisch naar de juiste deur wees. Zo ontmoetten de boerendochter en de prinses elkaar. Hun achtergrond had niet verschillender kunnen zijn, maar toch mochten ze elkaar vanaf het eerste moment. Giovanna vertelde haar vrolijke verhalen, die ze zo beeldend onderstreepte met allerlei grappige gebaren, dat de prinses er hartelijk om moest lachen. Toen het ijs eenmaal was gebroken, wilde de prinses haar voortdurend aan haar zijde hebben en zo werd Giovanna benoemd tot hofdame. Haar verhalen, haar liedjes en haar grappen vrolijkten de prinses op, zodat er steeds een helder gelach door het paleis klonk, wat men daar nooit eerder had gehoord.
De oude koning was innig verheugd over deze verandering. Hij bewees de gezelschapsdame van zijn dochter dan ook allerlei gunsten. Ze mocht zich kleden als een voorname dame en de beste leraren werden aangesteld om haar te onderwijzen. Zo genoot ze vele voorrechten die een lui leventje in rijkdom en luxe haar kon bieden. Na een poosje kreeg ze echter genoeg van het strenge en stijve ceremonieel aan het hof, want in haar hart bleef Giovanna een boerenmeisje. Ze had heimwee naar de vrijheid en de ruimte van het open land.
"Vind je het niet vreselijk om dag in dag uit opgesloten te zijn in deze gouden kooi?" vroeg ze de prinses bij een wandeling in het park. "Laten we op reis gaan. Dan kunnen we andere streken en nieuwe mensen leren kennen. Dat zou toch heerlijk zijn?"
"Wat haal je je in je hoofd?" antwoordde de prinses. "Mijn vader zal ons nooit toestaan zonder anderen op reis te gaan."
"Dan zal ik hem beloven dat we tien vriendinnen meenemen. Met twaalf meisjes kan niemand gemakkelijk iets uithalen."
Aanvankelijk wilde de koning er niets van weten. "Ik ben een oude man en ik wil mijn dochter om me heen hebben," zei hij. "Bovendien is het ongehoord dat vrouwen in hun eentje op reis gaan. Wat zouden de mensen wel zeggen?" Giovanna gooide al haar welsprekendheid in de strijd. Daarbij wist ze hem zo handig stroop om de mond te smeren, dat hij uiteindelijk toch zijn toestemming gaf.
Niet lang daarna gingen twee koetsen met twaalf identiek geklede meisjes op weg. De eerste dagen legden ze bezoeken af bij diverse kastelen in de omgeving, maar toen ging het de straatweg op, waar de paarden er flink de pas inzetten. Na enige tijd bereikte het gezelschap een grote stad en de meisjes besloten daar voorlopig te blijven. Ze namen hun intrek in een herberg en waren vast van plan zoveel mogelijk plezier te maken. Ze bezochten alle feesten en bals van de stad, ze maakten de heerlijkste uitstapjes en geen dag was gelijk aan de vorige. Al snel praatte iedereen in de stad over de twaalf mooie, onbekende meisjes. Ze bewaarden het geheim van hun afkomst echter zorgvuldig.
De meisjes hadden geen dienaressen bij zich en zorgden voor zichzelf, alleen Giovanna zorgde voor de prinses. Op een dag haalde ze in de kamer van de prinses een schilderij van de wand om het af te stoffen. Tot haar verbazing ontdekte ze dat er een raampje achter zat, waardoor ze in een rijk voorziene keuken kon kijken. Daar was een kok bezig met het toebereiden van een maaltijd zoals die in de herberg zeker niet te krijgen was. Giovanna herinnerde zich dat de herberg grensde aan de buitenmuur van het paleis waarin de koning van deze stad woonde. Ze besloot een streek uit te halen met de kok. Toen de man de keuken uitliep, klom ze zo lenig als een kat door het raampje. Ze nam naar hartenlust van de lekkerste gerechten mee en bestrooide de rest met een grote hoeveelheid zout. Vervolgens ging ze langs dezelfde weg naar de herberg terug en hing ze daar het schilderij weer op zijn plaats. Die avond hielden de meisjes een smulpartij, maar Giovanna verried niet waar al die heerlijkheden vandaan kwamen.
Diezelfde avond ontving de koning veel voorname gasten voor een feestelijk banket. Er werd rijkelijk geserveerd, maar niemand slaagde erin de veel te zoute gerechten door zijn keel te krijgen. De arme kok kon de koning niet overtuigen van zijn onschuld en werd voor enkele dagen in de kerker gegooid. Een week later moest hij hetzelfde menu opnieuw bereiden, maar weer haalde Giovanna haar streek met hem uit. Deze keer werd de koning razend op de kok. "Ellendige kerel!" riep hij. "Je hebt me voor al mijn gasten belachelijk gemaakt. Ik laat je op de grote piazza het hoofd afslaan."
De kok viel op zijn knieën: "Alstublieft, heer, hoor mijn verhaal aan. Er moet iemand aan het hof zijn die dit doet omdat hij mij kwaad gezind is. Bovendien verdwijnt er steeds een deel van de gerechten. Laten we proberen de spitsboef te pakken te krijgen. Als het ons niet lukt, dan mag u me terechtstellen."
De koning ging akkoord met dit voorstel. Hij besloot de zaak tot op de bodem uit te zoeken. Een paar dagen later verstopte hij zich in een grote keukenkast, terwijl de kok ijverig bezig was bij het fornuis. Daarop deed de kok alsof hij de keuken verliet en direct gebeurde waarop ze hadden gewacht. Het raam ging open en Giovanna glipte de keuken in. Meteen kwam de koning in actie. Hij sprong uit de kast, stoof op haar af en slaagde erin het volslagen verraste meisje bij haar been te grijpen: "Nu heb ik je, vervloekte dievegge. Daar zul je voor boeten!"
Giovanna was haar schrik gauw te boven: "Ik ben geen dievegge, majesteit. Dat heb ik godzijdank niet nodig. Ik heb dit alleen gedaan om de kok een poets te bakken. Kunt u het me vergeven?"
Dat kostte de koning weinig moeite, want de schoonheid van het onbekende meisje had zijn hart al in vuur en vlam gezet: "Ik zal het je vergeven als je me vertelt wie je bent, waar je vandaan komt en wat je hier doet."
Daarop vertelde Giovanna hem haar hele geschiedenis. Ten slotte zei de koning: "Vandaag over een week verwacht ik jou en je metgezellen voor het avondeten in mijn paleis. Ikzelf en mijn elf voornaamste ridders zullen jullie gastheren zijn."
Die avond deed Giovanna in de herberg verslag van haar belevenissen. De meisjes giechelden en vonden het hele verhaal hoogst amusant. Alleen de prinses was nogal boos over het gedrag van haar lievelingshofdame. Het kostte Giovanna vele goede woorden om haar ertoe te bewegen de uitnodiging van de koning aan te nemen.
De slimme Giovanna kon de gedachte echter niet loslaten dat de koning wraak wilde nemen voor de veel te zoute maaltijd en daarom kocht ze stiekem twaalf flessen koppige wijn, waaraan een verdovend middel was toegevoegd. Die wilde ze als geschenk meenemen naar het paleis. Op de afgesproken avond kwam elk meisje naast een voorname edelman te zitten en Giovanna kreeg de plaats naast de koning toegewezen. Ze was in haar element. Met haar grapjes en haar lichtzinnige verhalen wist ze het gezelschap aan tafel uitstekend te vermaken. Tegelijkertijd lukte het haar de verliefde koning nog meer in te palmen. De overvloed aan verrukkelijke spijzen en dranken op tafel werkte eraan mee dat iedereen in een uitgelaten stemming was. Naarmate de avond vorderde, werden de complimenten van de cavaliers echter steeds ondubbelzinniger en toen achtte Giovanna het juiste ogenblik gekomen.
"Heren," riep ze in het rond, "als bescheiden geschenk hebben we twaalf flessen goede wijn uit ons vaderland meegebracht. Elk van jullie moet nu een fles leegdrinken ter ere van zijn tafeldame."
Dat lieten de gastheren zich niet tweemaal zeggen en het duurde niet lang of ze hingen stuk voor stuk snurkend in hun stoel. En wat deed de brutale Giovanna? Ze haalde haar schaar te voorschijn en knipte bij alle twaalf mannen keurig netjes de halve snor af. Daarop maakten de meisjes dat ze wegkwamen. Ze pakten hun koffers en zochten hun toevlucht in een villa enkele mijlen buiten de stad.
De volgende ochtend werden de heren in het paleis wakker met een stevige hoofdpijn. Het duurde even voordat het tot hen doordrong dat ze allemaal op dezelfde manier waren ontsierd, maar toen zwoeren ze ook luidkeels wraak. De spionnen van de koning hadden de schuilplaats van de meisjes al snel ontdekt. De koning vermomde zich als pelgrim, liet zich een mand met twaalf gebakken appels brengen en ging ermee op weg naar de villa, terwijl zijn elf ridders hem op gepaste afstand volgden. Ondanks alles wat hij het onbekende meisje kwalijk nam, voelde de koning toch iets in zijn hart dat veel sterker was.
Bij het vallen van de duisternis klopte de pelgrim aan bij de villa. Giovanna deed open, zonder de koning te herkennen. Ze bracht de pelgrim naar de keuken en wees hem een warm plekje bij het vuur.
"Jongedame, ik ben een arme verdwaalde bedevaartganger en ik vraag u om onderdak voor de nacht. Deze mooie appels wilde ik vandaag naar een familielid in de stad brengen, maar morgen zullen ze bedorven zijn. Daarom schenk ik ze u als dank voor uw gastvrijheid." Giovanna bracht de mand met appels naar de andere meisjes, maar haar wantrouwen was gewekt. Waarom waren het precies twaalf appels? Ze sloop terug naar de keuken en opende de deur om door een kiertje te gluren. Bij het raam stond de zonderlinge pelgrim met gedempte stem iets naar buiten te roepen. Zonder ook maar een moment te aarzelen, stormde Giovanna de keuken in. Ze greep de man bij zijn benen en kieperde hem met zijn hoofd naar beneden het raam uit. Hij had nog geluk bij een ongeluk. Hij kwam in struikgewas terecht, verloor het bewustzijn, maar raakte niet ernstig gewond. Zijn metgezellen droegen hem terug naar het paleis. Daar werd de koning getroffen door een ernstige ziekte, waarvan de artsen de oorzaak niet konden verklaren.
Giovanna vermomde zich als rondtrekkende arts. Ze ging terug naar de stad en beweerde dat ze de koning kon genezen: "Ik moet de patiënt mijn geneesmiddel wel zelf toedienen. Daarbij mag niemand anders aanwezig zijn."
Aanvankelijk wilde men hier niets van weten, maar omdat er verder geen hoop meer scheen te zijn, kreeg ze tenslotte haar zin. Giovanna ging de kamer van de koning binnen. Zonder aarzelen haalde ze een zweep te voorschijn en ranselde de zieke af tot hij zijn bewustzijn verloot. Daarna dekte ze hem zorgzaam toe en vertrok. Enkele dagen later was de koning genezen.
Intussen waren de meisjes halsoverkop naar huis gegaan. Onder de hoede van de oude koning kon ook Giovanna zich veilig voelen en aan het hof zorgde het relaas van haar avonturen voor de nodige vrolijkheid.
De vernederde koning werd echter heen en weer geslingerd tussen wraakgevoelens en zijn hartstocht voor het mooie meisje. Het zal niemand verwonderen dat de laatste emoties de overhand kregen. Hij trok met een groot gevolg naar het buurrijk en vroeg formeel om de hand van Giovanna. Die wist heel goed waar ze aan begon, maar ze kon de verleiding niet weerstaan: "Om koningin te worden, moet iemand zoals ik wel enkele dingen op de koop toe nemen," zei ze tegen de prinses. De oude koning schonk haar een vorstelijke uitzet en na een prachtige huwelijksfoto volgde onder veel tranen het afscheid. Daarop vertrok het jonge paar naar de residentie van de bruidegom.
Giovanna had een levensgrote pop van deeg laten maken, die aanvoelde als een echte vrouw, maar het niet was natuurlijk. Deze pop moesten een paar trouwe dienaren stilletjes in haar kersverse bruidsbed leggen. Toen de eerste nacht aanbrak, liet Giovanna haar echtgenoot beloven dat er in de slaapkamer geen licht zou worden aangestoken, omdat ze te verlegen was. De koning beloofde het. Hij kleedde zich in het donker uit en glipte in bed. Zijn vrouw liet zich echter aan de andere kant van het bed op de grond zakken. Na enige tijd wendde de koning zich tot de gedaante aan zijn zijde, die hij voor zijn vrouw hield: "Ach, mijn geliefde Giovanna," verzuchtte hij, "je hebt me al zo vaak vernederd en beledigd. Als je me toch maar één enkele keer om vergiffenis zou vragen, wat zou ik je dan graag alles vergeven."
"Ik heb nergens spijt van," beweerde Giovanna op een veilige afstand. "En ik zou het bij de eerstvolgende gelegenheid weer doen."
De koning raakte hierover buiten zichzelf van woede. Hij greep zijn zwaard, dat altijd op dezelfde plek naast zijn bed lag, en sloeg daarmee de dame van deeg haar hoofd af. Toen zijn eerste woede was bekoeld, tastte hij in het duister naar zijn vrouw, maar zodra hij het levenloze lichaam voelde, kreeg hij een verschrikkelijk vermoeden. Hij stormde de kamer uit en brulde om licht. Ondertussen sprong Giovanna overeind. Ze gooide de vernielde pop uit het raam, smeerde haar hals in met bloed uit een meegebrachte varkensblaas en ging in bed liggen. De koning kwam terug met dienaren die licht bij zich hadden. De aanblik van zijn echtgenote bracht hem tot wanhoop. Hij wierp zich languit op het bed, jammerde onafgebroken en maakte zich de bitterste verwijten.
Tot verrassing van iedereen begon Giovanna zich te bewegen: "Dat was wat je noemt een fraaie ontvangst in mijn eerste bruidsnacht," zei ze met een zwak stemmetje. "Maar ik zal mijn echtgenoot zijn plotselinge woedeaanval vergeven. Roep nu mijn trouwe dienares en laat me uitrusten."
Haar wens was een bevel. Giovanna hield zich enkele dagen ziek. Toen ze zich weer hersteld had verklaard, was er op de hele wereld geen gelukkiger mens dan de koning. In het vervolg las hij elke wens van haar gezicht. Van wraak was geen sprake meer. Zo werd het arme boerenmeisje uiteindelijk nog een echte koningin.
* * *
Samenvatting
Een Toscaans sprookje over een vrolijk en ondeugend boerenmeisje. Een mooi, vrolijk en ondeugend boerenmeisje wordt de hofdame van een prinses. Met twaalf anderen meisjes trekt ze door het land en houdt ze een kok en een koning voor de gek. Ondanks haar streken wordt de koning stapelverliefd op haar.
Toelichting
Een Toscaans sprookje.
Trefwoorden
lachen, prinses, kok, trouwen, italië, liefde, verliefdheid, dief, streken uithalen, toscane, deugniet, schelmenverhaal, volkssprookje, boerenmeisje, koning, zout
Basisinformatie
- Herkomst: Italië
- Verhaalsoort: volkssprookje, sprookje, schelmenverhaal
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 18 minuten
Thema
Populair
Verder lezen