De Minotaurus
Lang geleden, op het eiland Kreta, leefde de Minotaurus. De eerste, de enige en laatste. Een andere is er nooit geweest. Het was een bijzonder woest schepsel, half mens, half stier en hij voedde zich met mensenvlees.
Koning Minos, de heerser van Kreta, hield de Minotaurus in een uitgestrekt netwerk van gangen dat het labyrint genoemd werd en dat speciaal gebouwd was onder het koninklijk paleis. Het was een vreselijke plek - het was er zo donker en het was er zo'n wirwar van slingerende, kronkelende gangen dat wie er inging met geen mogelijkheid ooit nog de weg naar buiten kon vinden.
In die tijd was koning Minos oppermachtig in het gebied van de Middellandse Zee en om het woeste beest te voeden vaardigde hij een wrede wet uit: alle landen aan de overkant van de zee moesten elk jaar in de lente om beurten zeven jongens en zeven meisjes sturen, die dan één voor één het labyrint in gedreven zouden worden.
Acht jaren gingen voorbij en de Minotaurus kreeg zijn voedsel. Toen kwam het negende jaar. Het was lente. De zon scheen, de vogels zongen en de amandelbomen waren roze van de bloesem. Maar in Athene heerste droefenis. Het was de beurt van de stad om door het lot zeven jongens en zeven jonge meisjes aan te wijzen en hen naar Kreta te sturen.
Nu was Aegaeus, de koning van Athene, een oude, zwakke man. Maar hij had een enige zoon, Theseus, en dat was een knappe jongen, groot, sterk en een snelle loper. De koning hield heel veel van zijn enige zoon.
Op de ochtend dat het lot geworpen zou worden, verzamelden de koning, zijn zoon en de burgers van Athene zich voor het paleis. Sommigen zwegen. Sommigen huilden. Anderen baden fluisterend tot de goden. "Niet mijn zoon! Niet mijn dochter! Laat hen niet gekozen worden!"
Toen Theseus zag hoe verdrietig iedereen was, zei hij tot zijn vader: "Het is mijn plicht om naar Kreta te gaan en te trachten de Minotaurus te doden!"
"Nee, ga niet!" zei de koning. "Dat betekent een wisse dood. Je kunt dit beest alleen en ongewapend niet doden. En zelfs al zou het je lukken, dan nog zou je nooit de weg uit het labyrint terugvinden."
Maar Theseus wendde zich tot de menigte. "Er wordt slechts geloot voor zes jongens," zei hij. "Ik zal de zevende zijn. En jullie kunnen ervan overtuigd zijn dat ik zal proberen de Minotaurus te doden!"
"Ohhh..." Er klonk een diepe zucht van verbazing. Iedereen was vol bewondering voor Theseus, de enige zoon van de koning, die vrijwillig aanbood om te gaan.
Toen er geloot was, en de zeven meisjes en zes jongens aangewezen waren, verzamelde Theseus de jongelui om zich heen. "Wees dapper," zei hij, "blijf hopen. De Minotaurus heeft niet het eeuwige leven!" Toen leidde hij hen naar de haven, gevolgd door hun huilende moeders en vaders, zusters en broers.
Vlak voordat Theseus aan boord ging van het schip dat hem naar Kreta zou brengen, omhelsde koning Aegaeus zijn zoon. Theseus, beloof me één ding," zei hij. "Het schip is uitgerust met de zwarte zeilen van de dood. Welnu, als je aan boord bent als het schip terugkeert, strijk dan de zwarte zeilen en hijs in plaats daarvan witte. Dan zal ik zelfs van grote afstand al kunnen zien dat je leeft en veilig bent."
En dat beloofde Theseus.
Een paar dagen later kwamen Theseus en zijn metgezellen aan in Knossos, de voornaamste stad van Kreta. Gewapende wachten kwamen hen tegemoet en voerden hen over steile paden en over stenen trappen naar boven en naar binnen in het immense koninklijke paleis dat zich hoog op een heuvel uitstrekte.
Ze kwamen in een prachtige zaal, waarvan alle wanden bedekt waren met kleurige schilderingen, en daar, op zijn troon, zat koning Minos met zijn twee dochters, Phaedra en Ariadne, aan weerszijden van hem.
Dertien gevangenen stonden met het hoofd gebogen. Alleen Theseus stond fier rechtop en keek koning Minos recht aan.
"Stoutmoedige jongeling," zei de koning, "wie ben jij?"
"Ik ben Theseus, zoon van Aegaeus, de koning van Athene," antwoordde hij. "En ik ben gekomen om de Minotaurus te doden, zodat er niet nog meer van onze jonge mensen hoeven te sterven!"
Toen gaf de koning zijn wachters bevel om Theseus te onderzoeken op wapens. En toen zij merkten dat hij geen wapens bij zich droeg, lachte koning Minos. "Hoe wil je de Minotaurus doden?" vroeg hij. "Met je blote handen?"
"Als het niet anders kan!" antwoordde Theseus.
Ariadne, de prinses, keek Theseus aan. Hij was zo dapper en zo sterk. Ik zal hem helpen, dacht ze. Zo'n man hoort niet te sterven!
Zodra de jonge Atheners waren weggevoerd naar de paleisgevangenis, ging Ariadne naar de keukens, mengde slaappoeders in een paar grote kannen wijn en beval de dienaren om de wijn aan de gevangenbewaarders te brengen. Daarna ging ze naar haar vaders kamer en stal een goed, scherp zwaard.
Ten slotte opende ze een klein beschilderd doosje, waarin ze haar privé-schatten bewaarde, en nam er een kluwen goudgaren uit. Dit was het kluwen garen waarover ze niemand verteld had, zelfs niet haar zusje. Toen ze nog een klein meisje was had ze het gekregen van de knappe Daedalus, de man die het labyrint ontworpen en gebouwd had. Hij had gezegd: "Nu mag je nog met dit glinsterende kluwen spelen, Ariadne. Maar vergeet niet dat het een toverkluwen is..." en toen had hij iets in haar oor gefluisterd.
Die nacht sliepen de wachten natuurlijk als een blok! En ook de gevangenen, die moe waren van hun reis. Maar Theseus lag wakker, en probeerde te bedenken hoe hij de Minotaurus kon doden.
Rond middernacht zwaaide de gevangenisdeur open en daar stond Ariadne, de prinses. "Kom," zei ze. "Volg mij."
Ze nam hem mee door bochtige gangen, lange trappen af, steeds verder naar beneden. Eindelijk ontsloot ze een zware houten deur en deed hem open. Voor hen lag een nauwe gang - en verderop? Daar was duisternis. Ze stonden bij de ingang van het labyrint.
Ariadne gaf Theseus het zwaard van haar vader. "Hiermee kun je de Minotaurus doden," zei ze. En toen gaf ze hem het kluwen goudgaren, maar het losse einde hield ze vast. "Leg het kluwen op de grond," zei ze. "Het zal uit zichzelf voor je uit rollen en je meevoeren naar het hart van het labyrint. Als je terugkeert, wind je het op en dan zal het je naar buiten leiden."
"En zul jij hier wachten tot ik terugkeer?" vroeg Theseus.
"Ik zal mijn uiteinde van de draad vasthouden en ik zal wachten!" zei Ariadne.
Theseus legde het gouden kluwen op de grond en terwijl het wegrolde in de duisternis glansde de draad en gaf een vaag soort schijnsel. Hij volgde het, door koude, nauwe, stenen gangen. Hij ging links en rechts, en weer terug en maakte weer een bocht, verder en verder, het kluwen volgend.
Hij liep door tot het gouden kluwen tot stilstand kwam in een holle, grauwe, duistere ruimte. Hij had het hart van het labyrint bereikt en daar, alsof het beest Theseus opwachtte, was de Minotaurus.
Het woeste dier zwaaide zijn kop naar links en naar rechts. Hij blies en stampte. En toen liet hij zijn schouders zakken en viel aan, zijn hoorns, als dolken zo scherp, vooruitgestoken.
Theseus klemde zijn zwaard stevig vast en stond pal. De Minotaurus was al bijna bovenop hem, toen Theseus met een vlugge beweging opzij sprong, zich omdraaide en het zwaard in de nek van het monster stak. Dat was genoeg. Het monster struikelde, stortte zwaar ter aarde en stierf.
Nu moest Theseus uit het labyrint zien te ontsnappen. In een hoek zag hij vaag het schijnsel van het gouden kluwen. Hij raapte het op en ging op weg, het garen opwindend terwijl hij voortliep. En de draad leidde hem langs dezelfde kronkelende, bochtige weg weer terug naar de open deur en naar Ariadne.
Toen ging alles verder heel snel. Theseus en Ariadne wekten zijn jonge metgezellen en brachten hen buiten het paleis. Onderweg naar de haven besloot Ariadne samen met hen te vertrekken. Ze mocht Theseus graag en wilde bij hem blijven en bovendien besefte ze dat haar vader wel heel boos zou zijn als hij te weten kwam wat ze gedaan had.
Dus gingen ze allemaal aan boord van het schip uit Athene, de zeelieden werden wakkergeschud en de zwarte zeilen werden gehesen. Ten slotte staken Theseus en de andere jongens - vlak voordat ze Kreta verlieten - koning Minos' grootste en snelste schepen in brand, voor het geval de koning hen zou achtervolgen.
Na een paar dagen op zee stak er een storm op en de golven werden wild en ruw. De arme Ariadne was zeeziek en voelde zich zo ellendig dat ze alleen nog maar van boord wilde. Zo gauw mogelijk!
Ze smeekte Theseus, en ten slotte gaf hij de zeelieden bevel om koers te zetten naar het dichtstbijzijnde eiland en haar aan land te brengen. Voordat ze weer voet op vaste bodem zette, namen Ariadne en Theseus teder afscheid van elkaar. Maar het was het einde van hun vriendschap. Ze zagen elkaar nooit weer.
Misschien was het vanwege de ruwe zee en het verdriet om het vertrek van Ariadne... wie zal het zeggen? In elk geval vergat Theseus de belofte aan zijn vader, en hij gaf de zeelieden geen bevel om de zwarte zeilen te strijken en in plaats daarvan witte te hijsen.
Dag na dag had de oude koning Aegaeus vanaf de klippen staan uitkijken, wachtend op de terugkeer van het schip dat Theseus naar Kreta had weggevoerd. Toen hij dan op een ochtend een schip zag naderen met zwarte, in de wind bollende zeilen, dacht hij dat zijn enige zoon dood was. En overmand door verdriet wierp de koning zich in zee en verdronk.
Toen Theseus' schip eindelijk het anker liet vallen en hij en de zes jongens en de zeven meisjes aan land kwamen, heerste er grote vreugde in Athene.
"Theseus, onze held!" riepen de mensen. "Jij hebt de Minotaurus gedood! Jij hebt onze kinderen gered!" en ze hingen bloemenslingers om zijn hals.
Maar Theseus' geluk was van korte duur, want toen kwam er een boodschapper met het bericht van zijn vaders dood.
Theseus' ogen vulden zich met tranen. "De zeilen - de zwarte zeilen!" zei hij. "Waarom ben ik dat vergeten?" Maar het kwaad was geschied en kon niet meer ongedaan gemaakt worden.
Theseus werd koning van Athene en hij was een goede koning, wijs en machtig en geliefd bij het hele volk. Maar nooit vergat hij zijn vader, die hem zo had liefgehad.
Te zijner ere besloot Theseus de zee, waarin koning Aegaeus verdronken was, de Aegaeïsche zee te noemen. En zo is het gebleven. Kijk maar op een kaart en je zult zien dat het brede water ten oosten van Athene nog altijd de Aegaeïsche zee heet.
* * *
Samenvatting
De Griekse mythe over Theseus en het labyrint van Knossos. Elk jaar moeten er zeven jongens en zeven meisjes naar het labyrint om de Minotauros te voeren. Het negende jaar moet Athene het offer sturen. Theseus, de zoon van de koning, besluit om zelf ook te gaan en de Minotauros te doden.
Toelichting
Het Griekse verhaal van de Minotaurus gaat terug tot de tradities van de veel eerdere, grote Kretenzische beschaving. Het eerste paleis in Knossos werd gebouwd rond 1900 v.C. en in de daaropvolgende 500 jaar werd er, telkens als het paleis werd verwoest door een aardbeving of een brand, een nieuw paleis bovenop gebouwd. Archeologen hebben in het hele paleis stierenmotieven aangetroffen als versiering - stierenkoppen, stierenhoorns en een levendige muurschildering die de sport van het stierspringen voorstelt, iets wat elk voorjaar plaatshad. Acrobaten, jonge mannen zowel als vrouwen, moesten een aanvallende stier bij de hoorns vatten, een salto maken over zijn rug en achter hem op de grond neerkomen. Egyptische goden en godinnen uit de oudheid hadden dikwijls een menselijk lichaam met een dierenhoofd, zoals een kat, een havik of - net als de Minotaurus - een stier.
Trefwoorden
minos, kreta, griekenland, beeldhouwer, athene, rode draad, mythe, daedalus, ariadne, labyrint, minotauros
Basisinformatie
- Herkomst: Griekenland
- Verhaalsoort: mythe
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 13 minuten
Thema
Populair
Verder lezen