De lelie en de alsem
In het rode keizerrijk woonde de rode keizer en omdat hij een keizer was had hij een keizerin tot vrouw. Al vele jaren hadden ze een goed leven. Aan hun geluk ontbrak nog één ding, ze hadden geen kinderen. En ze zouden er ook nooit een gehad hebben, als er op een dag niet twee grijsaards bij de paleispoort gestopt waren.
De eerste vroeg: "Weet je wel, wie er in dit paleis woont?"
En de tweede grijsaard antwoordde: "Ik weet het, broeder, hier woont de keizer met zijn keizerin en ze hebben geen kinderen."
"Maar ze zouden best een kind kunnen hebben," zei de eerste grijsaard. "Als de keizerin 's morgens vroeg de dauw van de lelie en de alsem zou afhalen en daar een glas van op zou drinken, dan zou ze een beeldschone dochter op de wereld brengen en eindelijk volmaakt gelukkig zijn."
"Ja, maar het geluk zou van korte duur zijn," sprak de tweede grijsaard. "Want wie uit een bloem ontstaat, zal ook weer tot bloem terugkeren. Als haar tijd gekomen is, zal het dochtertje weer in een bloem veranderen."
"En daarom is het beter als niemand daar iets van weet en niemand het de keizerin vertelt," sprak de eerste grijsaard. "Ze zou er veel verdriet van hebben."
"Je hebt gelijk, broeder," knikte de tweede grijsaard en ze vervolgden hun weg.
De grijsaards dachten dat niemand het gehoord had. Maar bij de poort zat een oude bedelaarster die niet lang aarzelde. Ze ging naar het paleis om aan de keizerin te vertellen, wat ze gehoord had. "Als u een glas dauw van de lelie en de alsem opdrinkt, zult u een beeldschoon dochtertje krijgen."
Maar van wat het prinsesje in het leven te wachten stond, zei de oude vrouw geen woord. De keizerin overlaadde de oude bedelaarster met goud en gaf haar de opdracht om haar de volgende morgen de dauw van de lelie en de alsem te brengen. Na negen maanden bracht de keizerin een beeldschone dochter ter wereld. En omdat ze door de dauw van de lelie en de alsem geboren was, was het prinsesje zo blank als een lelie en roken haar haren naar alsem. Zo'n schoonheid had niemand ooit gezien. Ze werd elke dag mooier, maar het prinsesje werd er niet hoogmoedig door, integendeel, hoe ouder ze werd, des te meer ontweek ze de mensen; ze was veel liever in de tuin. Daar voelde ze zich op haar gemak, ze liep tussen de bloemen door en praatte met hen en de bloemen gaven haar antwoord.
Zo gingen er jaren voorbij en de keizer en de keizerin gingen op zoek naar een bruidegom voor de prinses. Dat was niet eenvoudig. Bewonderaars waren er genoeg. Ze kwamen uit alle landen, daar haar schoonheid over de hele wereld bekend was.
Maar de prinses wilde van geen trouwen weten. Iedere bewonderaar ontving ze vriendelijk, praatte gezellig met hem, maar zodra hij over een huwelijk begon zei de prinses: "Ik kan niet met je trouwen, prins, je zou niet gelukkig met me worden." En ze zei het altijd zo treurig en geloofwaardig dat iedereen het geloofde.
Het aantal bewonderaars werd minder en al gauw kwam er niet één meer. De prinses werd weer vrolijk, maar de keizer en de keizerin waren er erg verdrietig over. "Wat moet er van je worden, als wij sterven en jij alleen blijft, zonder man?"
Maar op een dag verscheen er toch weer een nieuwe bewonderaar. Hij was de zoon van een koning uit een ver land. Ook hij had van de mooie prinses gehoord en kwam zijn geluk beproeven.
De lieve prinses ontving hem als alle anderen, praatte vrolijk met hem, maar toen de prins over een huwelijk begon werd ze meteen treurig en zei: "Nee prins, ik kan niet met je trouwen. Met mij zul je niet gelukkig worden!"
En ze zei het zo oprecht, dat ieder ander het geloofd zou hebben. Maar deze prins wilde daar niets van horen: "Waarom zou ik met jou niet gelukkig worden?"
En de prinses antwoordde: "Omdat de lelie in de tuin tegen me zei: 'Als jij je bruidsjapon aantrekt, dan is je tijd gekomen.' En de alsem zei: 'Als men jou de huwelijkskrans op het hoofd zet, zul je bij ons terugkeren.'"
Maar de goede prins lachte: "Dat geloof ik niet, lieve prinses."
En toen boog de prinses haar hoofd en zei: "Als je het niet gelooft, trouw me dan, maar beklaag je later niet. Er zal gebeuren, wat moet gebeuren!"
En zo begon men tot grote vreugde van de oude keizer en de oude keizerin met de voorbereidingen van het huwelijk. De naaisters naaiden haar bruidsjapon, de tuinmannen vlochten haar huwelijkskrans. Heersers uit alle landen waren gekomen om het huwelijk bij te wonen. En toen alle gasten er waren en de bruidsjapon en de krans klaar waren, werd de bruid mooi gemaakt voor haar huwelijk.
Toen men haar de bruidsjapon aantrok werd de prinses bleek en begon ze te huilen. Toen men haar de huwelijkskrans op het hoofd zette, sloot ze haar ogen, alsof de dood haar aanraakte. En toen de prins haar omhelsde en kuste hield hij een gewone veldbloem in zijn armen. De prins huilde om zijn verloren geluk, in plaats van de mooie prinses had hij nu een witte geurende bloem.
Deze bloem groeit nu overal. De mensen noemen haar 'kamille'. Maar het is een prinses met een witte huwelijkskrans op haar gouden hoofd.
* * *
Samenvatting
Een Chinees sprookje over het ontstaan van kamille. In het rode keizerrijk wonen een kinderloze keizer en zijn vrouw. De keizerin komt erachter hoe ze een dochter kan krijgen; door de dauw van de lelie en de alsem op te drinken. Als het meisje oud genoeg is, gaat ze onwillig trouwen. De bloemen hebben haar gewaarschuwd over wat er zal gebeuren als ze de trouwjurk aantrekt en de trouwkrans op krijgt.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: China
- Verhaalsoort: sprookje, natuurverklarend sprookje, natuursprookje
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 6 minuten
Thema
Populair
Verder lezen