De laars met juwelen
De zoon van een koopman bleef op jonge leeftijd als wees achter met zijn zuster, van wie hij zielsveel hield. Hij had zijn studies voltooid en begaf zich naar het hof van de koning van Portugal. Hij kon zo prachtig schrijven, dat de koning hem tot zijn secretaris benoemde. Nu gebeurde het dat brieven die hij geschreven had, onder ogen van de koning van Spanje kwamen, die verzuchtte: "O, wat een mooi handschrift! Die schrijver zou een goed figuur slaan als secretaris van mij," en hij schreef als volgt aan de koning van Portugal: "Ik heb uw brief gelezen en ben vol bewondering voor het mooie schrift van uw secretaris. Ik verzoek u, om de vriendschap die ons bindt, hem aan mij af te staan als secretaris, want in Spanje is niemand die zo goed kan schrijven."
Deze koningen waren er op bedacht elkaar nooit onaangenaam te zijn. Dus zei de koning van Portugal tegen de secretaris weg te gaan, hoezeer het hem speet dat hij hem zou moeten missen.
"Majesteit," vroeg de jongeman, "wat moet ik doen, want ik weet niet aan wie ik mijn zuster zal toevertrouwen?"
En de koning: "Don Giuseppe, ik weet niet wat ik doen moet, maar jij moet vertrekken. Je zuster is een goed meisje en leeft een teruggetrokken leven. Vertrouw haar toe aan haar kamenierster en dan kan je gerust zijn."
Voor de jongeman bleef niets anders over dan met zijn zuster te praten: "Lief zusje van me, de zaken staan zo: ik moet weg, de koning van Spanje wil mij als secretaris hebben. Jij blijft hier met de kamenierster. Als ik daar eenmaal gewend ben, zal ik je laten halen; dan kun jij ook naar Spanje komen." Het meisje barstte in tranen uit. En hij suste: "Wij laten een portret van ons maken, dan voelen wij ons niet zo ver van elkaar. Ik neem het jouwe met me mee en jij houdt het mijne." En zo deden ze...
De koning van Spanje ontving don Giuseppe erg hartelijk. Hij liet hem dadelijk schrijven en keek vol bewondering naar zijn mooie handschrift. En hij raakte zo aan zijn nieuwe secretaris gehecht, dat hij bij alle staatszaken tegen hem zei: "Don Giuseppe, doe jij het maar... Jij bent er immers? Ik vertrouw je: wat jij doet, is goed gedaan!"
Alle voornaamsten van het hof - de schilddrager, de vorige secretaris, de ridder - werden razend jaloers en zij waren er op uit hem bij de koning zwart te maken. Zo zei de schilddrager tegen de koning: "Daar hebt u me een mooi iemand gevonden, majesteit! Die don Giuseppe, van wie uwe majesteit maar aldoor de goede eigenschappen bezingt. U bekijkt hem met uw ogen, maar wie weet, met wie hij het stiekem houdt!"
"Hoezo? Wat is er?"
"Wat er is? In zijn kamer haalt hij elke dag een portret te voorschijn; dat bekijkt hij en hij kust het en dan huilt hij. En daarna bergt hij het weer weg!"
De koning kwam onverwacht de kamer binnen, toen don Giuseppe het portret kuste. "Mag ik soms weten, wat jij daar kust, don Giuseppe?"
"Het portret van mijn zus, majesteit."
De koning keek naar het portret en zag zo'n mooi meisje, dat hij niet onverschillig kon blijven. En de broer begon al haar goede eigenschappen op te sommen.
Maar daar was ook de schilddrager, die ontzettend het land aan don Giuseppe had. Hij wierp achter de rug van de koning een blik op het portret en zei: "Wat? Die? Maar die ken ik; daar heb ik al eens mee te maken gehad."
"Met mijn zuster?" riep de jongeman uit. "Maar zij is nog nooit het huis uit geweest? Zelfs geen krekel heeft nog ooit haar gezicht gezien!"
"Toch wel, ja, met jouw zuster!"
"Jij bent een leugenaar!"
En zo ging het nog wat door: "Ja, wel waar!" en "Nee, jij bent een leugenaar!" en "Wel waar!" Eindelijk sprak de koning: "De zaak moet opgelost worden. Als het waar is," zei hij tegen de schilddrager, "dat jij met de zuster van don Giuseppe te maken had, dan krijg jij een maand de tijd om met het bewijs te komen. Als jij daarmee komt, dan wordt don Giuseppe onthoofd; zo niet, dan gebeurt dat met jou!"
Een bevel van de koning; daar was niets tegen in te brengen. De schilddrager vertrok. In Palermo aangekomen, ging hij informeren wat men van dat meisje zei en iedereen beweerde dat zij zeldzaam mooi was, maar niemand had haar ooit gezien, omdat zij altijd in huis bleef. De dagen gingen voorbij en elke dag voelde de schilddrager zijn hoofd minder vast op zijn hals zitten: Hij trok zich de haren uit het hoofd en zo dwaalde hij eens een avond rond en zei bij zichzelf: "Wat kan ik doen?" toen hij een oud vrouwtje tegenkwam. Zij zei: "O, heer ridder, alstublieft, ik sterf van de honger. Geef me een aalmoes!"
"Maak dat je wegkomt, oud wijf!"
"Geef het alstublieft en u zult zien, dat ik u help."
"Wie zou mij kunnen helpen?"
"Ik, mijnheer. Zegt u maar wat u scheelt en ik help u."
En de schilddrager vertelde haar alles.
"O, is dat alles? Laat mij maar begaan en reken maar, dat u haar al te pakken hebt; probeer maar eens!"
Die avond goot het dat het plensde, het bliksemde en donderde. Het oude vrouwtje ging schuilen bij een voordeur, ze bibberde van de kou en huilde erbarmelijk. De vrouw des huizes, die don Giuseppe's zuster was, hoorde dat gejammer en zei: "Och, die stakker. Laat haar binnenkomen!" De deur werd opengedaan en het oude vrouwtje glipte naar binnen: "O, o, o, ik ga dood van de kou!" En de dame liet haar dadelijk naast de haard zitten en zorgde dat er eten voor haar klaargemaakt werd. Het handige oudje had al gauw in de gaten waar de vrouw des huizes haar slaapkamer had. Toen de dame naar bed ging en moe van dat noodweer dadelijk in slaap viel, sloop het oude vrouwtje de kamer binnen, tilde voorzichtig het dek op en bekeek de jonge vrouw van het hoofd tot de voeten. Deze had op haar rechterschouder drie haartjes, die op drie gouddraadjes leken. Het oude vrouwtje knipte ze met een schaartje af, stopte ze in een knoop van haar zakdoek, dekte de jonge vrouw weer toe en liep heel zachtjes terug naar de plaats die haar toegewezen was.
Zij kromp weer ineen en begon te jammeren en met haar tanden te klapperen: "O, o, o, ik kan geen adem halen; ik kan het hier niet uithouden; maak de deur voor me open!"
De dame werd wakker en beval de kamenierster: "Laat die oude vrouw naar buiten; anders slaapt ze niet en laat ze ons ook niet slapen!"
Buiten het palazzo liep de schilddrager te ijsberen. Het oude vrouwtje gaf hem de drie haartjes en daarvoor kreeg zij een grote fooi. De volgende dag ging de schilddrager scheep naar Spanje.
Toen hij zich bij de koning meldde, zei hij: "Majesteit, dit is het teken van don Giuseppe's zuster! Drie gouden haartjes van haar rechterschouder!"
"Wat ben ik nu toch ongelukkig!" zei don Giuseppe en bedekte zijn gezicht met de handen.
De koning sprak: "Nu geef ik jou een maand de tijd: of jij verdedigt je, of het vonnis zal uitgevoerd worden. Soldaten!"
De soldaten kwamen; zij namen de secretaris in hun midden en brachten hem naar de gevangenis. Zij gaven hem daar brood en water. De gevangenbewaarder echter, die zag hoe 'n beste vent de gevangene was, ging hem heimelijk het eten van de gevangenbewaarders brengen. Maar wat don Giuseppe het meest deed lijden, was het feit dat hij geen enkele regel aan zijn zuster kon schrijven. En tenslotte sloeg hij zijn armen om de hals van de gevangenbewaarder en vroeg hem: "Wilt u mij alstublieft een dienst bewijzen? Toe, laat me een paar woorden aan mijn zuster schrijven en post die brief dan voor me?"
De gevangenbewaarder, een man met een braaf hart, zei: "Goed!" en don Giuseppe schreef aan zijn zuster en vertelde haar alles wat gebeurd was en dat hij spoedig om haar onthoofd zou worden. De gevangenbewaarder nam de brief en postte die.
De zuster die niets meer van haar broer gehoord had en niet wist, wat zij daar van denken moest, las de brief. "Ach, lieve broer van me!" riep zij uit, "wat een vreselijk ongeluk komt er nu toch over mijn huis," en zij ging zitten denken hoe zij hem kon helpen.
Zij ging al hun bezittingen verkopen en van het verkregen geld kocht zij zoveel prachtige juwelen als zij maar kon. Zij zocht een kundige goudsmid op en zei tegen hem: "Wilt u een mooie laars voor me maken met al mijn juwelen er in gevat?" Vervolgens liet zij een rouwkostuum maken, helemaal zwart. Zij ging scheep en vertrok naar Spanje.
In Spanje aangekomen bij het hof van de koning hoorde zij trompetgeschal en zag soldaten die een geblinddoekte man naar het schavot brachten.
Zij was gekleed in een statige zwarte japon. Aan haar ene voet droeg zij alleen een kous. Haar andere voet was in een laars gestoken, die een wonder was, zo mooi.
Zij stortte zich midden in de menigte die op de been was en riep: "Genade, majesteit! O, genade!"
Alle mensen weken opzij, toen zij die schone dame zagen in rouwkleren met aan een voet de prachtige laars en de andere ongeschoeid.
De koning had haar gehoord. "Halt!" beval hij zijn soldaten. "Wat betekent dit?"
"Genade, majesteit, en gerechtigheid! Genade en gerechtigheid!"
De koning zei, toen hij die knappe verschijning zag: "Genade wordt u geschonken. Spreek!"
"Majesteit, uw schilddrager heeft, nadat hij van mij geprofiteerd heeft, de laars gestolen die bij deze past!" En zij toonde de in diamanten en andere kostbare stenen gevatte laars.
De koning was ontdaan. Hij wendde zich tot de schilddrager: "Dus zo iets heb jij kunnen doen? Na van dit knappe meisje geprofiteerd te hebben, heb jij een laars met juwelen van haar gestolen! En jij hebt nog het lef, om je voor mijn ogen te vertonen!"
De schilddrager liep in de val. Hij zei: "Maar majesteit, ik heb deze dame nog nooit gezien!"
"Wat zeg je daar? Heb je mij nog nooit gezien?" zei de jonge vrouw. "Let goed op wat je zegt!"
"Ik zweer u, dat ik u nog nooit heb gezien!"
"Waarom zei jij dan dat jij eens met mij te maken had?"
"En wanneer zou ik dat gezegd hebben?"
"Toen je zei dat je don Giuseppe's zuster kende. Je zei dat om hem de dood in te jagen!" en met die woorden maakte zij zich bij de koning bekend.
De schilddrager moest zijn bedrog nu wel bekennen.
Toen de koning had gezien dat don Giuseppe's zuster onschuldig was, liet hij don Giuseppe van zijn boeien ontdoen en beval hem naast hem plaats te nemen. Hij liet de schilddrager geblinddoekt het schavot bestijgen.
Broer en zuster omhelsden elkaar.
"Onthoofd hem!" zei de koning en de schilddrager verloor onmiddellijk zijn hoofd.
De koning keerde met broer en zuster naar zijn paleis terug, en, omdat hij zag dat de zuster van don Giuseppe zo mooi en deugdzaam was, wenste hij haar tot zijn gemalin...
* * *
Samenvatting
Een Italiaans sprookje over een secretaris en zijn zuster. Een broer en zus verliezen hun vader en blijven alleen achter. Wanneer de broer als secretaris voor de koning van Spanje gaat werken worden ze gescheiden. Uit jaloezie voor de kwaliteiten van de secretaris, beweert de schilddrager van de koning dat hij omgang met de zus heeft gehad. Door bedrog overtuigt hij de koning en dreigt de secretaris onthoofd te worden. Zijn zus komt te hulp...
Trefwoorden
broer, haar, jaloezie, palermo, bedrog, laars, italië, zwart, portugal, broertje-en-zusje, secretaris, haren, schilddrager, juwelen, zus, spanje, onthoofden, volksverhaal, volkssprookje, rouwkleed, italo calvino, schrijven
Basisinformatie
- Herkomst: Italië
- Verhaalsoort: sprookje, volkssprookje, volksverhaal
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 13 minuten
Bron
"Italiaanse volkssprookjes" door Italo Calvino. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1969. ISBN: 90-274-0944-7
Populair
Verder lezen