De helpende hand van Bakroe
Baas Pé had geen werk en wilde in de landbouw zijn geluk beproeven. Daarom besloot hij naar het district te gaan om een stuk grond te zoeken. Hij liep de stad uit, maar eerst moest hij nog een brug over. Nauwelijks had hij zijn voet op die brug gezet of hij hoorde een stem die riep: "Wie is daar?"
Baas Pé zag niemand maar hij herinnerde zich dat zijn vriend Frederik had gezegd dat bij bruggen Bakroes wonen. Een week geleden hadden ze elkaar ontmoet bij de Bokkenbrug op de hoek van de Zwartenhovenbrugstraat en de Steenbakkersgracht, en ook daar zou zo'n geest huizen.
"Geloof je dat echt," had Baas Pé uitgeroepen, "dat hier een Bakroe zit?"
"Hé, hé, niet zo schreeuwen en die naam niet hardop uitspreken, Petrus."
"Dan waarom niet?"
"Luister goed, ik zal het zachtjes in je oor zeggen. Je staat hier dicht bij een plaats waar vroeger een brug lag. Nu ligt er een koker. Bij bruggen, kokers en sluizen woont Bakroe."
"Heb je hem wel eens ontmoet en wat deed hij dan toen hij je zag?"
"Het is veel te gevaarlijk om met hem in aanraking te komen. Het wordt al donker, laten we doorlopen, man, dat is veiliger."
"Maar ik zou hem weleens willen ontmoeten. Weet jij hoe hij eruitziet?" hield Baas Pé aan.
"Hij is een dwerg met een groot hoofd."
"Hihihi, een waterhoofd zeker," lachte Baas Pé.
"Dat weet ik niet, maar de helft van zijn lijf is van vlees, en de andere helft van hout."
"Eigenaardig."
Frederik had uitgelegd, dat Bakroe zijn houten kant naar harde en scherpe voorwerpen draait. "Zo voelt hij nooit pijn. Als je hem wilt slaan, draait hij ook zijn houten kant naar je toe."
"Wat handig!"
"Bakroe is nooit bang," ging Frederik door, "want hij is niet alleen, hij heeft een grote familie. Sommige mensen zijn bevriend geraakt met een Bakroe en die hoeven nooit iets uit te voeren. Bakroe en zijn familie werken voor die mensen. Je hebt toch wel van Wrokobakroe gehoord?"
"Werkezels," wist Baas Pé.
"Nee," zei Frederik, "werkgeesten. Ze komen bij je in dienst, maar als ze om werk vragen en je hebt niets voor hen te doen, dan doden ze je. Als je van ze af wilt, moet je ze een onmogelijke opdracht geven of hun naam raden. Je kent Oom Langa Anoe Joesoe toch, Oom Jozef met zijn lange armen? Die heeft macht over Bakroes en eens zou hij bij misi Lolo, mijn buurvrouw, een Bakroe uitdrijven. Oom noemde Bakroe: Papa... Bakroe antwoordde: Ik ben niet Papa. Oom Joesoe sprak hem aan met: Mama. Bakroe zei: Ik ben niet Mama. Oom Joesoe probeerde: Brada. Broer. Bakroe: Ook niet. Ik ben, ik ben... zei hij met een grafstem, ik ben Sisa. Zuster. En omdat oom Joesoe de naam van Bakroe niet had geraden, ging Bakroe niet uit misi Lolo! Ze heeft hem nog steeds."
Terwijl Baas Pé aan dit gesprek met zijn vriend dacht, stond hij nog steeds op die brug, op weg naar het district en bleef een stem aandringen: "Wie is daar, wie is daar?"
Hij dacht: Ik moet heel vriendelijk en beleefd blijven, anders kom ik misschien in moeilijkheden. "Ik ben het, Ba Pé."
"Wat wil Ba Pé?"
"Ik ga een stuk grond zoeken om in de landbouw te gaan," legde Baas Pé uit.
"Tienduizend mannen moeten Ba Pé helpen een grond te zoeken," beval Bakroe, want die was het.
Baas Pé geloofde zijn oren niet, maar er stonden al tienduizend mannen om hem heen die aan hem trokken om mee te gaan. Elk van hen wist een prima stuk grond dat Baas Pé moest bekijken en voor een zacht prijsje kon kopen.
Zou het waar zijn? Was dat nu een Wrokobakroe? Baas Pé twijfelde nog, maar zocht een grondje uit en de volgende dag trok hij erop uit om het te gaan schoonmaken. Weer moest hij eerst de brug over en weer wilde Bakroe dat hij zich meldde: "Wie is daar?"
"Ik ben het, Baas Pé."
"Wat wil Baas Pé?"
"Ik ga mijn grondje schoonmaken."
"Mannen, gaan jullie Baas Pé helpen zijn grondje schoonmaken." Weer stonden er tienduizend mannen klaar om aan het werk te gaan, dus voordat je het wist, was de grond schoon.
Wat prettig, dacht Baas Pé, om een Bakroe als vriend te hebben, maar ik moet het wel geheimhouden, anders komt iedereen hier langs en krijgen die mannen het zo druk dat zij geen tijd meer hebben om voor mij te werken. Dus vertelde hij aan niemand wat Bakroe voor hem deed; hij zei zelfs niets tegen zijn vrouw.
Zo, en nu moet ik gaan planten, bedacht Baas Pé. Hij ging de volgende dag de brug over, meldde zich en lichtte Bakroe over zijn plannen in: "Ik ga bananen planten."
"Tienduizend mannen gaan Baas Pé helpen bananen planten!" schreeuwde Bakroe. Mooi zo, lachte Baas Pé. Hij hoefde niet eens zijn schop in de grond te steken, want die was al beplant!
Zijn vrouw verbaasde zich erover dat Baas Pé altijd zo vroeg terug was van zijn grondje. "Volgens mij werken landbouwers harder en langer," bromde zij.
"Zorg jij nu maar voor het huishouden, ik weet wat ik doe," antwoordde Baas Pé en toen het tijd was om te oogsten, zei hij: "Ik ga naar mijn grondje. Wil je zien dat ik rijk terugkom?"
"Je hebt zeker een geldboompje geplant?" spotte zijn vrouw.
Baas Pé zei niets terug, hij was al op weg naar de brug. "Wie daar?"
"Ik, Ba Pé!"
"Wat ga je doen?"
"Mijn eerste bos bananen kappen," zei Baas Pé trots.
"Tienduizend mannen moeten Baas Pé helpen om zijn eerste bossen bananen te kappen," luidde de opdracht van Bakroe. Enkele minuten later had Baas Pé tienduizend bossen bananen. "Zo, ik ben groothandelaar," zei hij en zijn vrouw kreeg tien bossen bananen en al hun familieleden kregen vijf bossen bananen en toen had hij nog negenduizendnegenhonderd bossen over om op de markt te verkopen.
Zijn vrouw begreep er niets van. Hij was maar een uurtje weggeweest en hij kwam niet alleen met bossen bananen maar ook nog met een heleboel geld thuis.
De volgende dag zei Baas Pé dat hij geen zin in werken had, hij had genoeg verdiend, hij ging naar de winkel op de hoek om met zijn vrienden te drinken en te kaarten. Dat kwam zijn vrouw goed uit, want zij was van plan naar het grondje te gaan om te zien hoe Baas Pé daar zoveel bananen vandaan kon halen zonder te zwoegen en te sloven.
Nauwelijks had zij een voet op de brug gezet die Baas Pé ook altijd over moest, of zij hoorde een stem: "Wie is daar?"
"Ik ben het, Ba Pé's vrouw."
"Wat wil Ba Pé's vrouw?"
"Bananen halen," antwoordde de vrouw.
"Tienduizend mannen gaan Ba Pé's vrouw helpen bananen halen."
De vrouw wist eerst niet wat zij met die tienduizend bananen moest doen, maar ook zij besloot ze op de markt te verkopen en ze kwam rijk thuis. "Nu ken ik je geheim," lachte zij, "je hebt een Bakroe."
"Hou je mond," schrok Baas Pé, "zoiets moet je niet hardop zeggen."
De volgende dag wilde de vrouw van Baas Pé weer naar het grondje. Baas Pé vond het maar niets, maar hij ging mee en toen zij bij de brug staande werden gehouden en Bakroe vroeg: "Wat wenst Ba Pé?"...toen zei Baas Pé: "Ik wil mijn vrouw een klap geven om haar haar nieuwsgierigheid af te leren."
"Tienduizend man om Baas Pé te helpen..." Baas Pé's vrouw wachtte de opdracht niet af, zij draaide zich om en rende voor haar leven. Negenduizendnegenhonderdnegenennegentig mannen lukte het niet om haar in te halen, maar één sloeg haar bont en blauw. Zij holde door naar het huis van haar moeder. "Ik ga nooit meer terug naar mijn man, die schoft," huilde zij.
Baas Pé kon er niet van slapen, hij had spijt van zijn 'grapje', zoals hij het noemde, maar zijn vrouw bleef erbij dat zij hem nooit meer wilde zien.
Toen hij weer naar zijn grondje ging en bij de brug aankwam, antwoordde hij op de vraag wat hij wilde: "Ik heb een stomme streek uitgehaald, ik kom mij voor mijn hoofd slaan..." en hij draaide zich om en rende weg, achtervolgd door tienduizend mannen van wie twee hem inhaalden en hem om de oren sloegen en kopstoten verkochten.
Baas Pé lag weken ziek op bed en piekerde en piekerde hoe hij van Bakroe moest afkomen. Hij lag maar te woelen en in zijn haar te krabbelen tot het gesprek met zijn vriend Frederik hem weer te binnen schoot... Hij had het! Hij voelde zich direct stukken beter en de volgende dag ging hij naar zijn grondje en op de brug riep hij voordat Bakroe iets kon zeggen: "Ik ben het, werk aan de winkel!"
"Zeg het maar," zei Bakroe.
"Hier," wees Baas Pé naar zijn hoofd, "ik heb genoeg van al die krulletjes, maak ze steil."
"Tienduizend mannen moeten de krulletjes van Baas Pé steil maken!" riep Bakroe.
In een mum van tijd zaten ze op het hoofd van Baas Pé aan zijn krulletjes te trekken. Elk van hen nam er één voor zijn rekening. Toen de haren mooi recht waren, lieten de mannen los. Srimmm-srap, riepen de haren schaterlachend en ze krulden zich razendsnel weer op.
"Opnieuw," gilde Bakroe tegen zijn mannen.
Tienduizend mannen zetten hun voeten schrap tegen de wortels van de haren van Baas Pé en begonnen weer te trekken totdat alle tienduizend krulletjes steil overeind stonden. Ze lieten de haren los en srimmm-srap rolden de krullen zich weer op!
"Baas, we staken," zeiden de mannen tegen Bakroe, "dit is onbegonnen werk."
"Is mijn haar al gestreken?" wilde Baas Pé weten.
"Waarom wil je glad haar hebben? Het lukt niet, ik neem ontslag," zei Bakroe.
"Je bent waardeloos," zei Baas Pé, "ik wil je nooit meer zien."
Zo verdween Bakroe uit het leven van Baas Pé, die nu zelf de handen uit de mouwen moest steken en... hoopte op die manier zijn vrouw terug te verdienen!
* * *
Samenvatting
Een Surinaams volkssprookje over een behulpzame werkgeest. Een man krijgt bij het bebouwen van zijn land hulp van een bakroe die hem elke keer tienduizend werkgeesten ter beschikking stelt. Zonder zelf hard te hoeven werken wordt de man al snel rijk. Om toch van de bakroe af te komen verzint de man een onmogelijke opdracht: het gladmaken van zijn kroeshaar.
Toelichting
Samengesteld aan de hand van verschillende verhalen: A. Becks C.ss.R. in 'Uit het geestenrijk van Suriname', Paramaribo, 1926, en A. de Groot C.ss.R. in 'Jorka-tori', Paramaribo, 1971. Het slot waarin het kroeshaar en het gladmaken ofwel 'strijken' ervan - nog steeds actueel - aan bod komen, staat in 'De plee (wc) en andere verhalen', Paramaribo 1968. R. Dobru noteerde het uit de mond van Ruud Mungroo.
De 'last' van een helpende hand van bakroe komt in verschillende verhalen voor. Verrassend is dat het echtpaar Herskovits in 'Suriname Folk-lore' een bakroe Repelsteeltje noemt en dat het verhaal grote overeenkomsten vertoont met het gelijknamige sprookje van de gebroeders Grimm. Bakroe, die naar zijn naam laat raden, heet daar in het Surinaams 'Akan-tiudu', Houten Kant.
Trefwoorden
kroeshaar, volkssprookje, bakroe, werken, landbouw, bakru, volksverhaal, krullen, onmogelijke opdrachten, geest, suriname, bananen, haar
Basisinformatie
- Herkomst: Suriname
- Verhaalsoort: volksverhaal, volkssprookje
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 12 minuten
Thema
Populair
Verder lezen