De harpspeler, de beer en de duivel
Een harpspeler vond een duivel op zijn pad. "Waarheen?" vroeg de duivel. "Weet ik het, weet jij het!" antwoordde de harpspeler. "Ze hebben mij de deur uitgejaagd omdat mijn vingers te stijf zijn geworden om te tokkelen!"
"Tokkel dan niet," zei de duivel. "Weet je wat? Laten we samen verder gaan, want we zitten in hetzelfde schuitje. Ik ben door de andere duivels op straat gezet, net als jij. Ze vonden me niet te oud maar te koud!"
Ze trokken samen verder en vonden een beer op hun pad. "Waarheen?" vroeg de beer. "Weet jij het, weten wij het! Ze hebben ons weggejaagd!"
"Jullie ook al?" zei de beer. "Mij hebben de andere beren weggejaagd, dus ik zal me maar bij jullie aansluiten."
Samen trok het drietal verder. Tot ze besloten dat het beter zou zijn"een huis te bouwen. Ze bouwden het huis en toen ze het gebouwd hadden brouwden ze een vat bier, want ze hadden van het bouwen een geweldige dorst overgehouden. Uit dat vat bier - zo merkten ze al gauw - verdween iedere nacht een deel van het bier, ook als ze er zelf niet van gedronken hadden. Hoe kon dat? Ze besloten om bij het vat te waken, ieder op zijn beurt.
De beer was het eerst aan de beurt. Hij verstopte zich achter het vat. Al na korte tijd zag hij een oud vrouwtje zachtjes de schuur binnenkomen. Ze droeg een bijl in haar handen. De beer sprong te voorschijn, brak een dikke tak van een omgehakte boom die in de schuur lag en gooide die naar het oudje. Hij had niet goed gemikt en het oudje werd alleen geraakt door de buitenste twijgjes. Onvervaard schudde ze die van zich af en met haar bijl viel ze de beer aan. Ze takelde het arme dier zo vreselijk toe dat hij nauwelijks nog in staat was om te vluchten.
De volgende nacht was de duivel aan de beurt om het vat te bewaken. Hij zat er nog maar net achter of daar kwam het oudje alweer aan. De duivel gooide een grote steen naar haar hoofd, maar die vloog voorbij zonder haar te deren en met haar bijl viel ze de duivel aan. Ze gaf hem er zo verschrikkelijk van langs dat hij bijna de kracht niet meer had om te vluchten.
De derde nacht kwam en nu bewaakte de harpspeler het vat. Hij ging er naast zitten en met zijn stijve vingers tokkelde hij zo mooi hij kon op de harp. Het oudje kwam eraan - heel zachtjes lopend - en ze bleef, toen ze het tokkelen hoorde, behoedzaam stilstaan. De harpspeler tokkelde verder alsof hij alleen was. Het oudje raakte zo onder de indruk van de harpmuziek - want juist deze avond was de harpspeler geweldig op dreef, zoals hij in jaren niet meer geweest was - dat ze de bijl uit haar handen liet glippen. De harpspeler dook er dadelijk bovenop en met de bijl hakte hij op het oudje in alsof ze een dode boom was. Toen ze een dood oudje was, legde hij haar op de stoep voor het huis en ging zelf naar binnen om te slapen, want het tokkelen en hakken had hem moe gemaakt.
Toen hij de volgende morgen opstond en naar buiten keek, zag hij dat het bloed van het oudje een beekje had gevormd. Op de verste oever van dit rode beekje stond een wit huisje. Daarheen waadde de harpspeler door het rode beekje. Bij het huisje aan de overkant gekomen, zag hij daar een meisje zitten. Ze zat achter het raam en keek hem bedroefd aan. Ze sprak de harpspeler toe met de volgende woorden: "Wat kom jij hier doen? Weet je niet dat hier een slechte rover woont? Alleen wie deze kanonskogel en dit zwaard op kan tillen, kan hem verslaan!" In het gras lagen een kanonskogel en een zwaard. De harpspeler deed zijn uiterste best, maar het lukte hem niet het zwaard of de kogel op te tillen.
"Geef de moed nog niet op!" zei het meisje. "Achter het huisje is een bron die kracht verleent. Als je uit die krachtbron drinkt, kun je tillen wat je maar wilt!"
De harpspeler ging snel uit de krachtbron drinken en daarna waren voor hem de kogel en het zwaard zo licht als kippenveertjes. Hij tilde de kogel op en slingerde hem tegen de deur van het huisje; de deur versplinterde. Hij tilde het zwaard op en sloeg de rover, die binnen op hem wachtte, dood. Daarna nam hij het meisje mee naar de andere oever en stelde haar voor aan de duivel en de beer als zijn toekomstige bruid.
De volgende dag werd de bruiloft gevierd. Tijdens het bruiloftsmaal fopte de harpspeler de duivel en de beer. Hij wees uit het raam en riep: "Het oudje komt eraan! Het oudje komt eraan!" Dat lieten die twee zich geen twee keer zeggen. Ze dachten: "Daar heb je het oudje weer om ons te trakteren op bijlslagen!"
Ze maakten dat ze zo ver mogelijk wegkwamen. Zo behoorde het huisje dat het drietal had gebouwd, voortaan toe aan de harpspeler en zijn bruid. Ze woonden er nog lang en gelukkig. Maar de beer en de duivel stonden weer op straat!
* * *
Samenvatting
Een volkssprookje uit Rusland.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Rusland
- Verhaalsoort: volkssprookje
- Leeftijd: vanaf 11 jaar
- Verteltijd: ca. 6 minuten
Thema
Populair
Verder lezen