De groene vogel
Er waren eens drie meisjes; ze waren wezen. Luisa werkte als naaister. De beide anderen zeiden dat ze niet om werk gaven. Ze hingen liever rond in cafés en bars. Het waren nou eenmaal dat soort vrouwen: lichtzinnig en oppervlakkig.
Luisa werkte thuis. Op de vensterbank stond een kruik met water, en ze naaide en naaide. Toen kwam de groene vogel. Het was een betoverde prins. Hij was verliefd geworden op Luisa. Hij streek neer op de vensterbank en zei: "Luisa, kijk me aan en je zorgen zijn voorbij." Maar zij wilde niet.
Eens kwam hij op een avond en zei: "Luisa, geef me wat te drinken uit de kleine kruik."
Het maakte haar niet uit of daar een vogel of een man zat. Ze gaf hem wat water. Toen kwam hij weer en steeds weer en ze werden verliefd op elkaar.
Het maakte haar niet uit of daar een vogel of een man zat. Ze gaf hem wat water. Toen kwam hij weer en steeds weer en ze werden verliefd op elkaar.
Nu kwam de vogel ook haar kamer in en fladderder in haar bed. Daar zat hij aan het hoofdeinde. Hij toverde voor het meisje een tuin met veel appelbomen en andere mooie dingen, met een dienaar en een dienares. Zo leefde het meisje op de manier zoals de rijken leven.
Natuurlijk kwamen haar zusters erachter. "Kijk nou onze Luisa eens aan, hoe die opeens veranderd is," zeiden ze, "we zullen haar bespioneren en uitzoeken hoe zij aan dit alles komt." Zo ontdekten ze de vogel. Ze kochten een groot aantal messen, legden ze op de vensterbank en toen de vogel kwam, brachten ze hem veel wonden toe. Hij zei: "Luisa, volg mij. Ik woon in een glazen toren, die staat op de vlakte van de valk. Ik ben gewond."
Dus kocht zij zich een paar met ijzer beslagen schoenen en ze pakte een paar kleren, namelijk die makkelijk zaten, en ook de gitaar die ze bezat, nam ze mee.
Toen volgde ze de prins. Ze kwam bij een huis, waar de moeder van de zon woonde. Het was een blonde oude vrouw. Heel lelijk. Luisa klopte op de deur en de deur sprong open. De oude vrouw zei: "Wat kom je hier doen? Als mijn zoon, de zon, je ziet, zal hij je verzwelgen." - "Ik zoek een groene vogel," zei ze, "hij heeft me gezegd dat ik hem moest volgen. Maar onderweg ben ik hem kwijtgeraakt." - "Hij was hier. Het zag er naar uit dat hij zwaar gewond was. Er bleef een hele plas bloed achter. Hij is zojuist weer vertrokken."
Het meisje zei: "Nou, dan ga ik maar." - "Nee," zei de oude vrouw, "verstop je. We zullen zien of mijn zoon iets weet. Hij kent de hele wereld."
Even later kwam hij binnen, vertoornd: "Wie? Wie? Ik ruik mensenvlees en mensenvlees eten, daar heb ik wel zin in." - "Wat wil je van me, zoon," zei het oudje. "Er is hier niemand."
Ze stelde hem gerust en gaf hem te eten. Toen vertelde ze hem de waarheid.
Hij zei: "Waar is dat meisje? Ze moet te voorschijn komen, zodat ik haar kan bekijken."
Dus vertoonde Luisa zich en ze vroeg hem naar de groene vogel. Hij zei: "Ik ken hem niet. Ik heb ook nog nooit van hem gehoord. Ik weet ook niet waar je hem kunt vinden. Maar het zou kunnen dat de moeder van de maan of de maan zelf er wat van af weet." - "Dan zal ik hen bezoeken," zei Luisa.
De zon raadde haar aan, eerst wat te eten. Ze gaven haar ook wat mee voor onderweg. Ze vertrok. Ze kwam bij het huis waar de moeder van de maan woonde. "Wat doe jij hier? Als mijn dochter, de maanvrouw je ziet, zal ze je verslinden." - "Dan ga ik maar weer. Ik wilde alleen maar vragen of de groene vogel hier voorbij gekomen is." - "Hij is hier geweest. Kijk, dat is zijn bloed. Hij is zwaar gewond."
Ze wilde verder gaan maar de maan zei: "Hombre, ga niet. Kom, eet wat. Dan kun je verder trekken."
Ze gaven haar dus wat te eten en terwijl ze het voor haar inpakten, raadden ze haar aan: "Ga naar de moeder van de wind en wacht tot de wind thuiskomt! De wind kijkt in alle hoeken en gaten. Hij komt overal."
De moeder van de wind zei: "In orde," en verstopte het meisje. "Ik moet je verstoppen," zei ze, "want wanneer mijn zoon je ziet, dan moge de hemel ons bijstaan." - "Het is al goed," antwoordde het meisje.
De wind kwam thuis, ongemanierd en wild. Zijn moeder zei hem dat hij zich eens wat beter moest gedragen, gaan zitten en wat eten. Zo kalmeerde ze hem. Toen vroeg het meisje hem naar de groene vogel. "Ik kan je niets vertellen, ik heb hem niet gezien," zei hij.
Het meisje vervolgde haar weg. Eerst gaven ze haar echter nog een ontbijt. En het was zo dat de ijzeren schoenen die ze aanhad, al helemaal afgesleten waren.
Nu was er daar een oude kluizenaar die zich om alle vogels bekommerde. Hij riep ze met een fluitje en ze kwamen. Naar deze man ging ze toe. Hij vroeg haar wat ze in deze wildernis kwam zoeken. "Ik zoek de groene vogel," antwoordde ze, "kunt u mij zeggen, waar ik hem kan vinden?" - "Nee," zei hij, "ik weet alleen dat hij hier niet is geweest. Ik zal de vogels roepen. Misschien weten zij raad."
Alle vogels werden geroepen. Alleen de oude adelaar kwam niet. De oude adelaar at ingewanden.
De prins, die eens de groene vogel was geweest, moest trouwen. Hij bad tot God dat hij lepra zou krijgen of een andere afschrikwekkende ziekte. Hij hoopte dat Luisa zou komen. De voorbereidingen voor de bruiloft waren al in volle gang. De bruid was een prinses en zeer rijk maar hij hield niet van haar. Hij hield alleen van Luisa. Hij hoopte dat ze zou komen.
Zoals gezegd, de adelaar ontbrak. De oude man floot en floot tot hij eindelijk opdook.
"Wat is er dan, hombre? Ben ik daar vredig ingewanden aan het eten en dan maak jij zo'n lawaai met die fluit."
"Ach wat," zei de kluizenaar, "stel je niet zo aan. Dit arme meisje hier zoekt de groene vogel. Ze zegt dat het haar geliefde is en ze wil met hem trouwen."
"Zoekt ze naar de groene vogel? De groene vogel staat op het punt uitgehuwelijkt te worden. De enige reden waarom het huwelijk nog niet is voltrokken, is dat hij zulke zware verwondingen heeft. Hm, ja. Maar de bruiloft is al aan de gang. De moeder van de bruid is al aanwezig. Maar als het meisje erheen wil, kan ik dat wel regelen. Ik kom er namelijk net vandaan. Ik heb daar ingewanden gegeten en alle andere lekkernijen die ze hebben weggegooid. Als ik haar daarheen moet brengen, hoeft ze alleen maar een koe voor me te slachten."
Toen het meisje dit hoorde, was ze heel gelukkig. Dat met die koe was geen probleem. Ze droeg een hoop geld bij zich. De groene vogel had haar regelmatig geld toegestopt, van het begin af aan. Hij was al lang met haar getrouwd als die nietsnutten van zusters er niet geweest waren.
Nu slachtte het meisje een koe. De adelaar nam haar en de koe op zijn rug. Hij vloog hoog, zeer hoog en kwam toen weer naar beneden. "Geef me een poot," zei de adelaar. Het meisje voerde hem. "Wat zie je?" vroeg de adelaar. "Ik zie nog niets," antwoordde het meisje en de adelaar vloog verder. "Wat zie je nu?" - "Nou, ik zie zoiets als een lichtgevende berg. Het is nog heel ver weg." - "Ja, ver is het."
De koe was al bijna op en nog steeds zagen ze hun doel niet. De adelaar zei dat hij honger had. Luisa zei: "Hier, neem dit mes en snijd een van mijn benen af."
Het viel haar natuurlijk niet gemakkelijk dit te zeggen. De adelaar antwoordde: "Nee, nee. Ik wilde je alleen op de proef stellen. Ik zal je buiten het paleis afzetten. Het wemelt er van de bewakers. Zeg hun dat je wilt koken in het slot. Dan zullen ze je doorlaten. Sta erop als kokkin aangesteld te worden. Als je dat voor elkaar hebt, zullen we verder zien."
Dus liet de adelaar haar voor het slot afstappen. Er was een grote binnenplaats, met goud geplaveid. Het meisje vroeg de wachten haar binnen te laten. "En wat heb jij binnen te zoeken?" vroegen de bewakers. "Ik ben heel arm," zei ze, "ik kom van ver. Ik zoek werk. Ik wil me als keukenhulp dienstbaar maken." Maar ze had ook de gouden kam bij zich en alle andere zaken die de groene vogel haar geschonken had. En de gitaar! "Ik zal onze meesteres vragen," zei de bewaker, "of ze een keukenhulp nodig heeft."
Zo ging hij weg en hij vroeg het. Hij kwam terug en zei tegen Luisa: "Ja, ze kunnen je gebruiken." Ze ging naar binnen en in de keuken was iedereen heel aardig tegen haar.
Ondertussen was de groene vogel weer mens geworden. Maar hij was nog steeds ziek. Er was daar een oude vrouw die hem opgevoed had. Zij bekommerde zich om hem en verpleegde hem. Ze had al als dienster voor de ouders van de prins gewerkt. Toen was ze verhuisd naar het huis van de bruid. Het meisje was toen nog niet de bruid van de prins. Het meisje werd verliefd op de prins, maar die hield alleen van Luisa.
Nu, de bruiloft was al in volle gang en plotseling voelde de prins zich beter, want hij hoorde hoe iemand gitaar speelde. Hij vroeg de oude vrouw waarom niemand hem had verteld dat er een vreemde in het huis was.
Hij vroeg de oude vrouw: "Wie is dat, die daar zingt en gitaar speelt?"
"Ach, dat heb ik vergeten u te vertellen. Het is een vrouw met met ijzer beslagen schoenen en ze bezit een gitaar en een kam."
"Hoe ziet die kam eruit?"
"Dat weet ik niet."
"Staat er iets op?"
"Ik weet het niet."
Deze vrouw kon net zo min lezen en schrijven als ik het kan.
"Vraag haar je de kam te geven en breng hem dan hier."
Hoe langer hij naar het gitaarspel luisterde, des te beter ging het hem. Hij was al half gezond. Hij was helemaal alleen met de oude dienster omdat hij er door de ziekte zo vreselijk uitzag. Maar de oude vrouw ging en zei tegen de prinses die zijn schoonmoeder zou worden: "Jullie kunnen beter maar eens naar hem toe gaan."
Zo kwamen ze allemaal naar hem kijken. Toen werd hij woedend. Hij wilde hen niet zien. Hij wilde de kam zien, die het keukenmeisje droeg.
De oude vrouw liet zich de kam geven en bracht hem naar de prins. Hij wierp er een blik op. Hij zei niets. Hij keek alleen maar. "Wat is er?" - "Het is niets," zei hij, "maar morgen of vandaag in de namiddag, als je het eten brengt, moet je het meisje hier mee naartoe brengen en haar aan me voorstellen. Tenslotte werkt ze hier in het slot."
Toen de middag kwam zei de oude: "Hoor Luisa, breng de prins zijn eten. Ik ben moe en ik word oud." Luisa wilde niet gaan. Ze was verlegen maar uiteindelijk ging ze toch.
Toen begroetten ze elkaar. Luisa zei: "Dus je bent verloofd en zult met iemand anders trouwen. Ja, ja, koningen en prinsen kan niemand iets ontzeggen."
"Maar ik heb een idee hoe wij toch samen kunnen komen. Ik kwam er op toen ik je gitaar hoorde spelen," zei de jongeman.
"Wat wil je doen?"
"Ik zal alleen met diegene trouwen die chocolademelk voor me kan maken die ik lekker vind."
De oude vrouw zei dat ze de chocolademelk voor Luisa zou koken... die vrouw die de prins verpleegde.
Luisa had haar het hele verhaal namelijk verteld: "Stel je voor, wat de prins bedacht heeft. We moeten allemaal bij hem komen. Kokkinnen en diensters, alle vrouwen hier, ook de prinsessen. Ieder van hen moet een kop chocola bereiden en diegene, wier kop hij leegdrinkt, wordt zijn vrouw."
"Maak je geen zorgen," zei de oude vrouw, "ik weet hoe de chocolademelk smaakt die hij graag drinkt. Ik zal ze koken en dan kan jij hem de kop geven."
Eerst kwamen de voorname mensen, zoals het altijd gaat. De bruid, de schoonmoeder, de schoonzusters enzovoort. En steeds zei de prins: "Smaakt me niet, smaakt me helemaal niet."
De schoonmoeder zei giftig: "Nou vraag ik me toch af met wie hij trouwen wil."
"Nou... met geen een. Misschien met de oude vrouw die voor hem zorgt."
Onzin. Geklets. Het was Luisa. Hij zei tegen haar dat zij degene was die zijn vrouw moest worden. En in haar oor fluisterde hij: "Het kan me niets schelen of je goed chocolade kunt koken of niet!"
Hij trouwde met Luisa en daarmee is het verhaal ten einde.
* * *
Samenvatting
Een sprookje van de Mexicaanse indianen.
Toelichting
Opgetekend door Joel Gomez in La Encantada, Texas, april 1968. Verteld door een 74 jarige vrouw.
Opgetekend door Gabriel Moedano in San Miguel Canoa, Puebla, 30 januari 1964. In het Spaans verteld door Tomás Luna Cótotl, 35 jaar, tweetalig, de tweede taal van de verteller in Nahuatl.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Mexico
- Verhaalsoort: sprookje, indianenverhaal, volkssprookje
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 15 minuten
Thema
Populair
Verder lezen