De gierstkorrel
In een landstreek van het Zevenburgse Saksenland, leefde eens een arme, arme jongen. Zijn vader en moeder waren gestorven en zijn enige erfenis bestond uit een kleine gierstkorrel.
Wat had hij nog in zijn geboortedorp te zoeken toen hij de ogen van zijn moedertje had dichtgedrukt? Hij wilde de wijde wereld in. Dus greep hij vol goede moed zijn wandelstok en stopte de gierstkorrel in zijn zak, want die wilde hij niet achterlaten, omdat het zijn enige bezitting was.
Toen de jongen op een heldere, vriendelijke zomerochtend zo door de dauwfrisse weilanden liep, zag hij plotseling een oude man voor zich staan met een grijze mantel aan en een brede hoed op zijn grijze lokken.
De jongen groette de oude man vriendelijk en deze beantwoordde zijn ochtendgroet net zo vriendelijk en vroeg hem vervolgens: "Waar ga je zo in alle vroegte naar toe?"
"Op reis," zei de jongen trouwhartig, "maar ik heb mijn hele bezit, dat bestaat uit een gierstkorrel, meegenomen. Zou die niet van me worden gestolen?"
"Maak je niet bezorgd, jongen. De gierstkorrel zul je verliezen, maar daar zul je beter van worden."
En zo liep de jongen vrolijk verder langs weiden en akkers, door bossen en langs rivieren, tot hij tegen de avond bij een boerenhoeve kwam, waar hij onderdak voor de nacht vroeg. Toen hij ging slapen, legde hij zijn gierstkorrel op de vensterbank en zei tegen zijn gastheer: "Dat is alles wat ik bezit. Zou het niet worden gestolen?"
Zijn gastheer antwoordde echter: "Maak je niet ongerust jongen, in mijn huis word je niet benadeeld."
Daarop viel de jongen in slaap en sliep tot de ochtend. Toen de zon in de kamer scheen, zag hij nog net dat de haan van de boerderij op de vensterbank sprong en het gierstkorreltje, dat glansde in de zon, oppikte.
Toen begon de jongen te huilen, maar de boer troostte hem en schonk hem de haan die het korreltje had ingeslikt.
"Neem de haanOpgewekt trok de jongen vervolgens verder met de haan onder zijn arm, tot hij 's avonds weer in een dorp kwam en bij een boer aanklopte. "Deze haan is mijn hele rijkdom, kan hij niet worden gestolen?" vroeg hij de boer.
Die jou onrecht heeft gedaan."
"Maak je niet ongerust jongen. Op mijn boerderij overkomt je niets," antwoordde de boer.
Toen de jongen echter 's morgens de slaap uit zijn ogen wreef en naar buiten keek, zag hij plotseling dat een vet varken zijn haan bij de nek greep en hem doodbeet.
Huilend liep de jongen naar de boer en jammerde: "O wee, uw varken heeft mijn prachtige haan doodgebeten." Maar de boer troostte hem en zei:
"Neem het varken meeDaarop bond de jongen het varken een touw om zijn nek en trok de hele stralende zomerdag lang verder tot hij 's avonds opnieuw bij een boerenhoeve kwam en om onderdak voor de nacht vroeg.
En wees tevree
Ook al heb je je haan verloren."
"Dit varkentje is alles wat ik bezit," zei hij tegen de boer, "het kan toch niet worden gestolen?"
"Maak je geen zorgen, mijn zoon," antwoordde de boer, "op mijn boerderij zul je geen schade lijden."
Toen de jongen echter de volgende morgen laat wakker werd, want hij had heerlijk geslapen, en het huis uit stapte, zag hij zijn varkentje dood liggen. De koe van de boer had het vreemde dier met zijn horens doodgestoken.
De jongen was diep ongelukkig, maar de boer zei vriendelijk:
"Neem de koe meeToen bond de jongen opgewekt de koe een touw om zijn nek en dreef het dier vele uren lang voor zich uit, tot hij moe en lusteloos bij een deftig landgoed kwam. De rijke herenboer stond toevallig juist buiten de poort.
En wees tevree
Ook al heb je je varken verloren."
Nederig nam de jongen zijn pet af en vroeg de edelman om een onderkomen voor de nacht, omdat hij zo moe was dat hij niet meer verder kon. "Deze koe," zei hij vervolgens, "is mijn hele rijkdom. Kan het dier niet worden gestolen?"
Toen lachte de herenboer en zei: "Maak je maar niet bezorgd jongetje. Op dit landgoed is een eerlijke voorbijganger nog nooit iets onaangenaams overkomen en een arme, eerlijke jongen zoals jij er een schijnt te zijn al helemaal niet."
Nog nooit had onze jongen zo zacht geslapen als in de pronkkamer van het deftige huis, maar o wee, ook zijn koe lag de volgende morgen dood op de grond. Toen de paarden van de edelman in alle vroegte naar de drinkplaats waren gebracht, had een vurige hengst de vreemde koe omvergelopen en daarbij was het dier zo ongelukkig gevallen, dat het stierf. Toen zei de herenboer tegen de huilende jongen:
"Neem dan teugel en paardWie schetst de blijdschap van onze jongen? Hij sprong direct op de rug van het vrolijk hinnikende paard en reed de wijde wereld tegemoet. Hij groeide uit tot een beroemde held die zich in vele oorlogen onderscheidde en ten slotte zelfs de hand van een mooie prinses wist te winnen.
Dat is het mij waard."
Ja, wie geluk heeft, kan met een vermogen van slechts één enkele gierstkorrel koning worden, zoals uit deze geschiedenis van de arme jongen blijkt.
Niet iedereen heeft echter zoveel geluk, maar je kunt het natuurlijk altijd proberen!
* * *
Samenvatting
Een Hongaars stapelverhaal over geldvermeerdering door geluk. Een jongen die alleen een gierstkorrel bezit trekt de wereld in. Een haan van een boer waar hij overnacht pikt zijn enige bezit op, maar de boer geeft de jongen de haan cadeau. Vervolgens overkomt het hem steeds dat zijn enige bezit door iets anders verdwijnt, maar heeft hij het geluk dat hij genoegdoening krijgt.
Trefwoorden
overnachten, hongarije, geluk, haan, volksverhaal, koe, stapelverhaal, gierstkorrel, paard, korrel, varken, kettingsprookje, gierst
Basisinformatie
- Herkomst: Hongarije
- Verhaalsoort: volksverhaal, stapelverhaal, kettingsprookje
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 6 minuten
Bron
"Hongaarse sprookjes" samengesteld door Leander Petzoldt, vertaald door Uta Anderson. Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 1996. ISBN: 90-389-03839
Populair
Verder lezen