De gierige boerin
Er was eens een boerin die Margit heette. Ze was zo zuinig en gierig, dat ze noch haar familieleden, noch zichzelf een fatsoenlijke hap eten gunde.
Als ze te weten kwam dat haar buren een feestmaal wilden houden, dan werd ze bleek van afgunst, schold ze heimelijk uit voor zwelgers en verkwisters, maar slaagde er altijd in op het juiste moment ter plaatse te zijn om de beste stukken voor hun neus weg te kapen. Aangezien dergelijke gebeurtenissen zich echter slechts zelden in haar dorp voordeden en ze zich ook thuis niet veel bijzonders te eten gunde, werd ze al snel zo schraal en mager, dat ze niet veel meer was dan vel over been.
Om geen schaar te hoeven kopen, beet ze ijverig haar vingernagels af en verloor bij deze bezigheid de ene tand na de andere, zodat ze na korte tijd geen tand meer in haar mond had. Maar over dat verlies maakte ze zich allerminst bezorgd, want ze hoopte daardoor haar eetlust nog beter dan voorheen te kunnen beheersen en zo weer menige cent te besparen.
Ze wist ook uit alles wat haar maar enigszins overbodig leek munt te slaan. Zo trok ze niet alleen bij zichzelf en bij haar man Istok, maar ook bij haar zoon twee maal per jaar de haren uit het hoofd, bracht deze naar de stad en verkocht ze aan de pruikenmaker. Hoe moeilijk het de beide mannen ook viel, ze moesten het zich geduldig laten welgevallen, als ze tenminste niet vreselijk door haar gekrabd en geslagen en zelfs het huis uitgegooid wilden worden. Want naast haar al geroemde ondeugden, was ze ook nog eens zo twistziek, dat ze wijd en zijd bekend stond als de kwaadste vrouw van het land.
Haar man was goedmoedig en vroom. Hij bracht ondanks het grote gebrek en de voortdurende schraalheid zijn dagen rustig door, omdat hij zijn bestaan zuiver als een lange martelaarsopdracht beschouwde, die hem recht gaf op een massa hemelse vreugden in het hiernamaals. Deze verwachting ging echter tot groot verdriet van zijn zoon ook werkelijk al snel in vervulling. Hij stierf en zelfs in de dood was het hem niet gegund zijn hoofdhaar mee in het graf te nemen, hoewel hij Margit juist kort voor zijn dood had gevraagd hem dit enige sieraad te laten. Bovendien had hij haar nog met brekende stem verzekerd dat iemand die een stervende van zijn haar beroofde, een vijfvoudige dood moest sterven. Ze bleef haar oude gewoonte echter trouw en trok hem, nog voor hij aan de hemelse vreugden toe was, elk haartje uit zijn hoofd.
Van toen af aan dreef ze de boerderij samen met haar zoon Miklós. Ze werd echter van jaar tot jaar ouder en van de honger ten slotte zo gebrekkig, dat de volle last van het werk in huis en op de akkers op hem kwam te rusten. Daarom voelde hij al snel de behoefte opkomen om een vrouw te zoeken. Hoewel zijn moeder Margit zich heftig tegen dit voornemen verzette, verklaarde hij op een dag toch onomwonden dat hij binnenkort wilde trouwen. Hierop werd Margit woedend, gooide hem alle denkbare scheldwoorden naar zijn hoofd en dreigde hem met de bezem. Maar haar zoon bleef vast bij zijn voornemen en bezwoer haar voor altijd te zullen verlaten en daarom gaf ze uiteindelijk toe, mits hij een bruid zou kiezen die niet alleen een rijke bruidsschat meebracht, maar die ook zou beloven jaar in, jaar uit per dag niet meer dan één stuk brood te eten.
Met deze strenge eis sloeg ze al zijn vreugdevolle verwachtingen de bodem in.
Waar kon hij ook met dergelijke voorwaarden aankomen, te meer daar alle meisjes in het dorp hem om zijn kale kop uitlachten en bovendien zijn boze moeder meer schuwden dan de ergste heks of duivel. Daarom verzekerde hij haar nog eens ernstig, dat hij zonder meer huis en hof zou verlaten en de wijde wereld in zou trekken, als ze zijn haardos in het vervolg niet met rust liet.
De oude vrouw begreep uit dit antwoord dat het hem ernst was en dat het niet zo best met haar zou aflopen als hij zijn voornemen doorzette, omdat ze in het hele dorp van niemand enige hulp kon verwachten. Na lang nadenken beloofde ze hem uiteindelijk dat ze zijn haar tot de derde dag na zijn bruiloft wilde ontzien, mits zijn bruid precies voldeed aan de voorwaarden die ze had gesteld.
Miklós stemde hiermee in, gerustgesteld door de gedachte dat hij tenminste eindelijk haar zou krijgen en zo aan de spotternij van de mensen zou ontkomen.
Er verliepen enkele maanden en het kale hoofd van de trouwlustige boer raakte geleidelijk aan bedekt met haar. Omdat hij ondanks zijn magerheid een knap gezicht had, maakte zijn natuurlijke haardos hem zo aantrekkelijk, dat hij niet voor de andere dorpsjongens onderdeed.
Zes maanden nadat zijn haar voor het laatst was uitgetrokken, was het kermis in een gehucht op enkele uren afstand van zijn eigen dorp. Dit was voor de hele omgeving een feest waar ieder lang naar uit had gekeken, maar in het bijzonder alle trouwlustigen, zodat Miklós wel zorgde zich bij deze groep aan te sluiten.
De mooiste meisjes uit de verre omgeving en de fraaist uitgedoste weduwen waren daar verzameld. Om het hardst klonken vrolijk de violen en doedelzakken en uitgelaten danste iedereen die huppelen en springen kon. Verlegen was Miklós niet, hij pakte een jonge, zwartogig weduwe bij de arm en draaide zo snel met haar in het rond, dat ze de grond nauwelijks leken te raken. Al snel raakten ze op vertrouwelijke voet en wisselden volle glazen met elkaar uit, vergezeld van menig gefluisterd lief woord en ten slotte zelfs ook van menige verstolen zoen. Kortom, de jonge weduwe voelde zich in korte tijd zo innig tot haar slanke aanbidder aangetrokken, dat ze ondanks de bedenkelijke voorwaarden van zijn moeder Margit zonder bezwaren zijn aanzoek aannam. Voordat er zes dagen waren verstreken kondigde de pastoor de verloving van het paar aan en kort daarop werd hun huwelijk ingezegend.
Aangezien Margit echter de kostbare feestelijkheden van een bruiloft beslist niet in haar huis wilde hebben, werd deze op kosten van de bruid in haar woonplaats gevierd. Daarbij propte haar schoonmoeder tot lering van alle hongerige aanwezigen haar maag zo vol, dat ze wel drie maal zo dik als gewoonlijk vrijwel levenloos naar huis moest worden afgevoerd. Want hoewel ze in het begin niet zonder bitterheid het gebraden vlees en de vele taarten van het feestmaal als evenzoveel bewijzen van de spilzucht van haar schoondochter had beschouwd, wilde ze uiteindelijk natuurlijk toch van de situatie profiteren. Ze at op de bruiloft genoeg voor enkele weken, zodat ze thuis des te meer brood kon uitsparen.
Op de derde ochtend na de bruiloft waren de maagklachten van de oude vrouw helemaal verdwenen en was ze zelf weer zo dun en mager alsof ze een maand had gevast. Ze scharrelde weer kijvend en druk in huis rond. Nog voordat de dag aanbrak, stond ze al achter het bed van het bruidspaar en trok de jonge bruidegom de haren uit zijn hoofd. Hij dacht aan de afspraak die hij beloofd had na te komen en schikte zich geduldig in dit oude gebruik van het huis. Maar Borbala, zijn echtgenote, schrok hevig toen het oude geraamte ook haar bij haar kruin vatte en haar meteen zo hard een hele handvol haar uittrok, dat de tranen haar in de ogen sprongen. Ontzet sprong ze het bed uit, trok razendsnel haar kleren aan en wilde er vandoor gaan. Daarop kwam ook de kale Miklós in beweging. Ook hij sprong het bed uit en dreigde zijn oude moeder dat hij haar in de steek zou laten en zijn vrouw zou volgen. Daar schrok Margit hevig van en ze verzekerde hem dat ze het alleen maar had willen proberen en dat ze het niet zo snel weer zou doen. Toch zou ze het niet hebben betreurd als haar schoondochter daadwerkelijk was vertrokken, als deze haar bruidsschat maar bij haar had achtergelaten.
Van toen af aan stonden schoonmoeder en schoondochter voortdurend op gespannen voet met elkaar en al snel verliep er geen dag meer zonder ruzie en gekijf. Borbala vond de oude Margit een ware duivel en deze loerde met begerige argusogen naar de prachtige haardos van haar schoondochter. Ja, vaak was ze het liefst met haar op de vuist gegaan, om zo aanleiding en gelegenheid te hebben naar hartelust aan haar haren te trekken. Wat haar echter nog meer dwars zat, was het feit dat de jonge echtgenote ondanks al haar schijnbare matigheid met eten en drinken niet alleen niets van haar lichaamsomvang en blozende kleur verloor, maar daarentegen juist elke dag krachtiger en gezonder leek te worden. Daar was een hele logische reden voor, want Borbala vastte alleen in tegenwoordigheid van het gierige oude mens om haar letterlijk uit haar haren te houden. Heimelijk deden zij en haar man zich echter tegoed en ze keek niet op een stuiver wanneer ze honger had. Hoewel ze hierbij steeds zo voorzichtig mogelijk te werk ging, werd de oude vrouw op den duur toch achterdochtig.
Margit vermoedde hun geheim en in de loop der tijd werd haar argwaan sterker en begon ze Borbala steeds meer te haten. Ze verdroeg niets meer van haar en wilde bij elke ruzie het laatste woord hebben, zodat ze ten slotte ook de anders zo geduldige Miklós tegen zich opzette. Deze reageerde namelijk vanaf die tijd op dezelfde manier tegen haar als zijn vrouw. Deze inbreuk op haar macht deed haar grimmig besluiten wraak te nemen op haar schoondochter.
Op een dag, toen haar zoon en schoondochter met de maaiers op het veld waren, moest de oude Margit voor deze laatste thuis een middagmaal bereiden. Omdat ze van tevoren wist dat Borbala in haar eentje het eten af zou komen halen, maakte ze van deze gelegenheid gebruik haar aanslag uit te voeren. Ze kookte pap in een grote pan en mengde er veel zemelen door om het oogstmaal steviger te maken. Vervolgens ging ze naar de zolder, haalde daar enkele strikken op en zocht een geschikte plek uit om voor haar schoondochter een strop te spannen. Ze bedacht dat de beste plaats hiervoor boven het dakvenster was, waar haar schoondochter over de daken uit placht te kijken. Daarom klom ze met een ladder naar boven en bevestigde de strop zodanig, dat Borbala erin moest blijven hangen wanneer de oude vrouw plotseling de ladder onder haar voeten wegrukte als ze uitkeek naar de maaiers op de akker. Toen ze deze voorbereidingen had getroffen, probeerde ze de strop voorzichtig uit om haar eigen hals, maar ze vond hem te hoog hangen en daarom liet ze hem zakken en legde hem toen nog een keer om haar hals. Ze had hem echter net aangetrokken, toen de ladder onder haar voeten weggleed en ze zichzelf ophing.
Een uurtje later kwam Borbala van het veld naar huis in de hoop dat het eten zoals afgesproken klaar zou zijn. Ze zocht in de keuken en in de kamer, in de stal en in de schuur en riep overal in huis, maar kreeg geen antwoord. Wel zag ze de pan met pap op het fornuis staan, maar het vuur was uit en er zat nog geen boter in het eten. Omdat ze de zolderdeur, die vanuit de keuken met een ladder bereikbaar was, open zag staan, ging ze naar boven en riep Margit luid bij haar naam, maar ook hier bleef het stil.
Toen dwaalde haar blik naar het dakvenster en daar zag ze tot haar ontzetting haar schoonmoeder in een strop hangen. Ze wilde direct weer weglopen, maar verbijstering en schrik hielden haar geruime tijd aan de grond genageld. Ten slotte herstelde ze zich en vroeg zich af wat ze moest doen. Margit was morsdood, dus hulp kon haar niet meer baten, maar toch leek het Borbala gevaarlijk om nog meer tijd te verliezen met verbazing en lang nadenken. De haat tussen hen beiden, die al zo lang alle harmonie onmogelijk had gemaakt, was te algemeen in het dorp bekend om geen aanleiding te vormen haar van deze misdaad te beschuldigen. Zo overlegde de angstige vrouw bij zichzelf en bedacht toen een manier om dit probleem op te lossen.
Ze maakte het verstijfde lijk los uit de strop, legde het niet zonder moeite over haar schouder en droeg het naar beneden naar de kamer. Daar zette ze haar schoonmoeder achter de deur op een stoel en zette de pan met pap voor haar op tafel. Ze stopte haar hele mond vol met pap en gaf haar een grote lepel in haar rechterhand. Toen deed ze de deur achter zich op slot en wachtte buiten de poort op de terugkeer van haar man.
Inmiddels waren er meer dan twee uur verstreken en Miklós kon niet langer wachten. Vol ergernis over het lange uitblijven van de maaltijd kwam hij naar huis en schold zijn vrouw en moeder uit voor de ergste treuzelaars die hij ooit had gekend. Borbala ontkende deze beschuldiging heftig en zei dat zijn moeder eerst hardnekkig had geweigerd haar de pap te geven, toen de hele pan had meegenomen naar de kamer en haar vervolgens de deur uit had gescholden. Zodra Miklós dit hoorde, rende hij kwaad op de deur toe en aangezien deze op slot was, brak hij hem met geweld open. Maar wie schetst zijn verbazing toen hij zijn moeder, getroffen door de heftig openzwaaiende deur, van haar stoel zag vallen met haar mond vol pap en een grote lepel in haar hand. "Ach," riep hij, nadat hij haar door elkaar had geschud, "ze is dood, zowaar ik leef." Daarna overviel hem een hevige angst, want hij geloofde dat hij haar zelf had gedood. Borbala wakkerde zijn angst nog zo veel mogelijk aan door hem te herinneren aan alle ernstige gevolgen die deze gebeurtenis kon hebben. Bovendien maakte hij zich ongerust over het feit dat zijn maaiers op het veld al zo lang op de pap wachtten en hij vreesde dat ze in zijn afwezigheid lui zouden zijn of misschien zelf zouden komen om het eten op te halen.
Nadat hij zijn vrouw een tijd lang peinzend had aangekeken, besloot hij uiteindelijk zich zo snel mogelijk van de dode te ontdoen om de problemen die elk moment konden ontstaan te ontlopen. Samen tilden ze de oude vrouw op en droegen haar door de achterdeur van het huis naar buiten tot op de akker van hun buurman, waar de maaiers kort daarvoor hadden geoogst. Daar zetten ze haar rechtop bij een korenschoof neer en stopten wat aren in haar schort. Daarna gingen ze er zo snel mogelijk vandoor en brachten de lang verwachte pan met pap naar de akkers.
De maaiers vielen hongerig op de pap aan en aten hem in enkele ogenblikken op. Al snel voelden ze echter hun magen zo vol en zwaar worden door het varkensvoer dat wijlen de oude Margit door de pap had gemengd, dat ze zich stuk voor stuk op de grond lieten vallen en pas midden in de nacht weer konden opstaan om naar huis te gaan.
Intussen was de buurman van Miklós echter naar zijn korenveld gegaan om nog voor het vallen van de nacht zijn rijke oogst te bekijken. Omdat het al begon te schemeren, had hij een stok meegenomen om onbevoegde belastinggaarders van zijn grond te verdrijven. Toen hij echter onverwachts een donkere gedaante achter een korenschoof waarnam, twijfelde hij er geen moment aan of hij had een korendief ontdekt. Snel sprong hij erop af en trof de indringer van achteren zo hard met zijn stok, dat hij hem goed geraakt dacht te hebben. Het was echter zijn buurvrouw Margit. Zonder geluid viel ze over de door de klap links en rechts rondgestrooide korenhalmen neer en bleef stijf uitgestrekt op de grond liggen. Haar buurman schrok ongelooflijk, want hij meende dat hij haar had vermoord. Om elke verdenking van zich af te wentelen, pakte hij de dode beet, sleepte haar van zijn akker af en legde haar dwars over de straat, zodat voorbijgangers haar zouden vinden en begraven.
Een uurtje later kwam de molenaar van het dorp aangereden met twee vurige hengsten, die al van verre hun avondhaver tegemoet hinnikten. Plotseling begon het tweespan echter te steigeren, sloeg met de benen voor- en achteruit en wilde niet verder. De molenaar spaarde de zweep niet, maar zag toen plotseling de gedaante op de weg liggen. Hij sprong van zijn wagen, verwenste zichzelf en zijn hengsten en was diep verslagen, want hij beschuldigde zichzelf ervan de oude Margit te hebben gedood. De nacht was inmiddels al over berg en dal gevallen en daarom wilde hij niet nog langer van huis blijven, maar hij wilde de dode ook niet onbegraven op straat laten liggen. Daarom legde hij haar op zijn wagen en reed in alle stilte naar de pastorie. Daar aangekomen, stopte hij aan de achterkant van de pastorietuin waar een trapje naar beneden leidde naar het huis van de pastoor. Hij zette Margit rechtop tegen de poort, klopte drie keer hard en ging er toen zo snel mogelijk vandoor.
De pastoor had het kloppen direct gehoord en riep een paar keer: "Binnen!" Maar toen er niemand kwam dacht hij dat het kwajongensstreken waren en boos liep hij het trapje op en opende haastig de poort. Daarop viel zijn verstijfde bezoeker hem tegemoet en rolde de hele trap af tot in zijn huis. De schrik van de pastoor laat zich nauwelijks beschrijven. Hij was er vast van overtuigd dat hij schuld had aan de dood van de vrouw door zijn haastig opentrekken van de poort, waardoor ze van de trap was gevallen. Om lastige vragen en onderzoeken te vermijden, begroef hij daarom de oude Margit de volgende ochtend in alle stilte.
Zo had de waarschuwing van haar kaalgeplukte man zich werkelijk aan haar voltrokken. Haar zoon en schoondochter leefden echter vanaf die tijd in de beste harmonie. Borbala kon voortaan naar hartelust eten en drinken en de kale Miklós kon zich dankzij de goede zorgen van zijn vrouw al snel verheugen op een deftige dikke buik en een onbedreigde haardos.
* * *
Samenvatting
Een Hongaars volksverhaal over een boerin die vijf keer sterft. Een gemene en vrekkige vrouw terroriseert haar gezin, maar als de zoon trouwt wordt de situatie zo erg dat de vrouw en de schoondochter elkaar niet kunnen luchten of zien. Het loopt uit de hand en de gierige vrouw sterft. Het lijk wordt tot vier keer toe weggewerkt totdat ze door de pastoor begraven wordt.
Toelichting
Vergelijk met De man die vier keer dood ging uit de Verenigde Staten.
Trefwoorden
haardos, zuinigheid, gierig, pap, volksverhaal, afgunst, pastoor, strop, gierigheid, kaal, grappig verhaal, ophangen, haar, hongarije, sterven
Basisinformatie
- Herkomst: Hongarije
- Verhaalsoort: volksverhaal, grappig verhaal
- Leeftijd: vanaf 11 jaar
- Verteltijd: ca. 22 minuten
Populair
Verder lezen