De geschenken van de kabouter
Er was een rijke, hebzuchtige molenaar. Al vele jaren lag zijn vrouw ziek in bed en ze was zo verzwakt dat geen dokter haar meer kon helpen. De molenaar en zijn vrouw hadden een zoon die altijd vriendelijk en goedhartig was.
Nu woonden niet ver van de molen vele kabouters in de bergen. Vaak kwamen ze naar het dal om allerlei goeds voor de mensen te doen. Ze hielpen met het werk in huis en hof, pakten aan in de stal en op het veld, of hoedden het vee.
Maar er kwamen slechte tijden over het land en overal was bitter gebrek aan brood. Op een dag kwam een van de kabouters bij de molen en vroeg om wat meel. Maar de molenaar snauwde hem af en stuurde hem zonder meel weg. Toen kreeg de jongen medelijden met de kabouter. Stilletjes ging hij naar de volle meelkist, vulde een zakje met het fijnste wittemeel en gaf dat door het tuinhek aan het mannetje, zonder dat zijn vader het zag. De kabouter bedankte hem blij en verdween naar de bergen.
Toen de jongen in het voorjaar de kudde van zijn vader naar de wei dreef, stond daar opeens dezelfde kabouter voor hem en nodigde hem uit voor een feest van de kabouters in de berg. De jongen nam de uitnodiging graag aan en ging met hem mee. Ze glipten door een holle boom een grot in. Hoe verder ze de grot in gingen, hoe groter en mooier het om hen heen werd. Eindelijk kwamen ze op een open vlakte met een grote boomgaard. Hier waren alle kabouters uit het hele land bij elkaar gekomen om feest te vieren. Overal wemelde en krioelde het van het kleine volkje. De kabouter ging met de jongen aan tafel zitten en ze aten en dronken naar hartenlust. Na een poosje verdwenen de andere mannetjes, en alleen de jongen en de kabouter bleven over.
Toen plukte de kabouter een prachtige goudgele appel van een van de bomen.
"Die is voor je moeder," zei hij. "Ze moet hem meteen opeten."
Daarna nam hij van een andere boom een mooie, grote noot.
"Die is voor je vader," zei hij, "want het was toch immers zijn meel, dat je me gaf toen ik in nood zat."
En daarna maakte de kabouter een ketting van glanzende parels los van zijn hals, deed die de jongen om en zei: "En hier is een kleine herinnering voor jou, als dank dat je me uit de nood hebt geholpen. Maar luister nu naar wat ik je zeg: als je weer in het daglicht komt, ga dan liggen en rust goed uit; want je hebt een verre reis gemaakt, veel verder dan je wel zou denken."
Nauwelijks had hij dat gezegd of de jongen stond weer voor de holle boom en hij voelde zich zo mat en moe, dat hij in het gras ging liggen, zoals de kabouter hem had gezegd. Hij sliep lange tijd diep en vast. Toen hij eindelijk thuis kwam, waren zijn ouders heel gelukkig en blij. Zij waren erg ongerust geweest, want de kudde was zonder hem thuisgekomen, en dat was nu al zeven dagen geleden!
De jongen deelde de geschenken van de kabouter uit en vertelde alles wat hij had meegemaakt. De moeder at de appel op en was onmiddellijk weer gezond. En toen de vader de noot openmaakte, vielen er in plaats van de vrucht twee blinkende edelstenen uit. Toen schaamde de molenaar zich en vanaf die dag hielp hij iedereen zoveel als hij kon.
* * *
Samenvatting
Een volkssprookje uit Zwitserland over behulpzaamheid. Wanneer er hongersnood heerst, geeft een vriendelijke en goedhartige molenaarszoon aan een kabouter een klein beetje meel. Later wordt de jongen daarvoor rijkelijk beloond met bijzondere geschenken.
Trefwoorden
brood, volkssprookje, geschenk, noot, kabouterverhaal, ketting, molenaar, meel, appel, zwitserland, ziekte, kabouter
Basisinformatie
- Herkomst: Zwitserland
- Verhaalsoort: kabouterverhaal, volkssprookje
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 4 minuten
Bron
"Kaboutersprookjes" vert. en samengesteld door Els Boekelaar en Ineke Verschuren. Uitgeverij Christofoor, Zeist, 1985. ISBN: 90-6238-209-6
Populair
Verder lezen