De geit Boernia
Er was eens een man die zeven geitjes had. Deze kleine kudde was hem heel dierbaar en hij besteedde dan ook veel zorg aan de stal en lette goed op dat het hen aan niets ontbrak. Wanneer de zon hoog genoeg aan de hemel stond zodat de lucht wat warmer was geworden, liet hij ze onder de hoede van een herder naar het veld gaan. 's Avonds zorgde hij er altijd voor hen op het uur van de zonsondergang bij hun terugkeer in de stal op te wachten.
Gezeten naast de deur begon hij ze dan van ver al te tellen uit angst dat een van hen iets overkomen zou zijn. En wanneer de geiten zich dan eindelijk om hem heen verdrongen, verwelkomde hij de dieren hartelijk: "O, mijn lieve geitjes, hebben jullie goed gegeten en hebben jullie goed gedronken?" Op een dag antwoordde de geitjes boos: "Helaas! Wij hebben ons noch vol kunnen eten, noch onze dorst kunnen lessen: terwijl de jakhals op ons loerde keek jouw herder maar wat toe!"
De man was erg ontevreden over zijn herder en joeg hem ter plekke weg. Vanaf dat moment vroeg hij zijn vrouw om zijn dierbare kudde te weiden. In de schemering bij zonsondergang stond hij op om de terugkeer van zijn vrouw en de aan haar toevertrouwde geitjes te kunnen zien. Toen ze aankwamen riep hij hen toe: "O, mijn lieve geitjes, hebben jullie goed gegeten en gedronken?" Maar de geiten antwoordden teleurgesteld: "Helaas, wij hebben ons niet vol kunnen eten en ook onze dorst niet kunnen lessen: terwijl de jakhals op ons loerde keek jouw vrouw maar wat toe!"
De heer des huizes was nu flink boos en besloot om voortaan zelf de geiten waar hij zo aan gehecht was te hoeden. Bij het laatste schijnsel van de zon keerden zij huiswaarts. Hij liep zelf voor de kudde uit, zodat hij hen kon verwelkomen en hen één voor één kon vragen wanneer ze de stal binnengingen: "O, lieve geitjes, hebben jullie goed gegeten en gedronken?" De geiten bogen hun kop naar de grond en antwoordden: "Helaas, we hebben noch gegeten, noch gedronken, want terwijl de jakhals naar ons loerde, keek jij, ondanks de stok die je bij je had, maar wat toe..."
Deze keer barstte de baas in woede uit over zoveel angstigheid en ondankbaarheid van zijn kudde. Hij stak daarop de stal in brand! En de geiten verbrandden! Behalve eentje, die, heel dapper, door de vlammen heen naar buiten stormde en zich zo wist te redden. Het was een prachtig klein geitje dat drachtig was, de dappere Boernia. Haar moederinstinct had haar ertoe gebracht haar angst te overwinnen en zich in het onbekende te storten door naar buiten te springen. Ze rende lang door, totdat ze een verlaten huis vond. Ze ging in het donker naar binnen en bracht er vier kleine geitjes ter wereld die zij Hamham, Zemzem, Kanoen en Rodouane noemde. Wat waren ze mooi, die vier jonge geitjes van Boernia.
Zij wachtte dan ook niet lang met op zoek te gaan naar een paar lekkere hapjes in de natuur en ze vertrok vroeg in de morgen, nadat ze de deur goed had dichtgedaan. Natuurlijk hadden de vier geitjes opdracht gekregen niemand open te doen. Bij haar terugkeer konden ze Boernia herkennen aan de afgesproken woorden: "Open de deur voor jullie moedertje. Zij heeft voor jullie haar horens vol gras, de wangen vol water en de uiers vol melk!"
De geitjes die de stem van hun moeder herkenden, gooiden dan de deur wijd open en wierpen zich vol vreugde op al haar goede gaven. Maar op een dag had een ghoel zich verstopt in de bosjes en het verhaaltje van Boernia en haar kinderen afgeluisterd. Hij nam zich dadelijk voor om voor hem de deur te laten openen door dezelfde wachtwoorden te gebruiken. Maar de stem van een ghoel is wel heel wat anders clan die van een moeder. De geitjes lieten zich er niet door misleiden en weigerden de deur te openen.
De ghoel was teleurgesteld en zocht de sjeik al Maidabbar op om hem om raad te vragen hoe hij een fraaie stem zou kunnen krijgen. Deze raadde hem aan om tevoren een glas met zand leeg te drinken. Hij zou hees worden en zijn donderende stem zou fluweelzacht worden. Dat deed de ghoel en hij verscheen weer voor de deur van de vier geitjes. Met een nauwelijks hoorbare hese stem zei hij: "Open de deur voor jullie moedertje. Zij heeft voor jullie haar horens vol gras, de wangen vol water en de uier vol melk!" Kanoen en Rodouane waren wantrouwend en verstopten zich achter in het huis. Maar Hamham en Zemzem, twee gulzige geitjes, lieten zich verleiden en openden de deur. De ghoel slokte ze in een hap naar binnen!
Die avond ontdekte Boernia bij haar thuiskomst wat er voor verschrikkelijks was gebeurd. Na een trieste nacht stond zij heel vroeg op en ging op onderzoek uit bij de ghoels in de buurt. Ze klopte op de deuren van al hun grotwoningen: "Tok... tok..." Waarop de stem van het rnonster antwoordde: "Wie durft te kloppen op deze deur? Dat zijn lever rnaar in mijn kookpot mag komen!" Maar de geit antwoordde: "Ik ben het, Boernia! Laat degene die Hamham en Zemzem opgegeten heeft naar buiten komen om zich met mij te meten!"
Tenslotte vond zij de dader. Zij, dat kleine geitje, daagde hem, die afschrikwekkende ghoel, uit tot een duel. Hij vroeg wat tijd orn zich voor te bereiden. En omdat ghoels geen horens hebben maakte hij twee horens van klei om dat gebrek te compenseren. Daarna ging hij voor Boernia staan. Het moedige geitje zei tegen hem: "Aan jou de eerste stoot." De ghoel viel aan, maar zijn horens van klei braken. Dadelijk vloog Boernia naar voren en met een stoot van haar horens scheurde zij zijn buik open. Zo bevrijdde zij Hamham en Zemzem die heel gelukkig waren om het licht weer te zien en hun lieve moeder.
Bij haar thuiskomst haastte Boernia zich een gat te boren in de deur van het huis en ze raadde haar kinderen aan om altijd door dit gat te kijken voordat ze de deur open deden. Kinderen, jullie weten nu wat er kan gebeuren met kindertjes die hun moeder niet gehoorzamen!
* * *
Samenvatting
Een volkssprookje uit Marokko. Na ontsnapt te zijn aan een brand, baart een geit vier jongen. Ze waarschuwt hen de deur niet open te doen voor iemand anders dan hun moeder. De Marokkaanse versie van "De wolf en de zeven geitjes."
Toelichting
Dit verhaal uit de Sahara is bedoeld om kinderen in slaap te wiegen. Het terugkerende refrein draagt daartoe bij. Het is ook sterk belerend van karakter. Kinderen moeten vertrouwen hebben in hun moeder. De geitjes met de namen die verwijzen naar eten en drinken, aardse zaken, worden het slachtoffer.
Kanoen = de wet van de Koran, Rodouane = de aartsengel die de Paradijspoort bewaakt, Hamham = zoeits als mm (lekker), Zemzem = verwijst naar de heilige bron van Zemzem (dorst). Een ghoel is een boze geest; de sjeik waar de ghoel om advies gaat, heeft ook de naam van adviseur (maidabbar betekent adviseur).
Het verhaal doet denken aan het sprookje De wolf en de zeven geitjes van Grimm.
Uit: J. Scelles-Millie, Paraboles et contes d'Afrique du Nord, Parijs, 1982. 'La chèvre Bournia' pp. 101 e.v.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Marokko
- Verhaalsoort: volkssprookje
- Leeftijd: vanaf 4 jaar
- Verteltijd: ca. 8 minuten
Thema
Bron
"Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Dieren. Dierenverhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie" uitgegeven door Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1990.
Populair
Verder lezen