zondag 22 december 2024

Volksverhalen Almanak


De geest die niet in de tas wilde


Er was eens een kapper die een vrouw had met wie hij niet gelukkig was. Zij klaagde eeuwig en altijd dat er niet genoeg te eten was. Wanneer ze 's avonds in bed lagen, dan moest de arme kapper voortdurend haar lijdenspreek aanhoren. "Je wist wel degelijk dat je geen middelen had om er een vrouw op na te houden. Waarom ben je dan toch met me getrouwd? Een man die geen behoorlijk inkomen heeft kan zich nu eenmaal niet de weelde van een vrouw veroorloven. Toen ik nog bij mijn vader woonde kon ik eten wat ik wilde. Het begint erop te lijken dat ik in jouw huis gestrand ben om te vasten; alleen weduwen onderhouden vasten. Wat vind je daarvan, terwijl jij nog springlevend bent, ben ik reeds een weduwe!"
Na verloop van tijd vond zij het niet langer bevredigend om haar man enkel met woorden te treffen. Op een dag was haar nijd zo groot, dat zij de kapper met een bezem het huis uitjoeg.
De kapper voelde zich diep en diep beledigd. Vanwege de vernederingen die hij al jaren had moeten ondergaan en het recentelijke pak slaag, walgde hij van zichzelf. Hij pakte de spullen in die hij nodig had bij het uitoefenen van zijn beroep en keerde zijn huis de rug toe. Hij trok de wijde wereld in met het vaste voornemen niet terug te keren voor hij zijn fortuin gemaakt had. Hij liep van dorp tot dorp en tegen het vallen van de avond naderde hij de zoom van een uitgestrekt woud. Hij vleide zich aan de voet van een boom neer. Daar lag hij zich nog uren te beklagen om zijn lot, dat zo wreed was geweest.
Bij toeval was de boom waaronder de kapper zich had uitgestrekt, de slaapplaats van een geest. Toen die geest wakker werd en een mens onder zijn boom zag liggen, kreeg hij meteen trek. Hij klauterde uit de boom naar beneden, ging met uitgestrekte armen voor de kapper staan en sperde zijn muil wagenwijd open. "Ziezo kappertje, jouw laatste uur heeft geslagen. Ik ga je opeten. Wie zal je nu beschermen?"
De kapper schrok zich een aap. Hij begon te beven als een riet en zijn haren rezen hem te berge. Desondanks hield hij het hoofd koel. Zijn reactie was prompt en scherp: "Aha spookje van me, jij wilt me dus opeten? Als je even geduld hebt, dan zal ik je laten zien hoeveel geesten ik al heb gevangen en in mijn tas gestopt. Het is me werkelijk een waar genoegen dat ik jou hier tegen het lijf moest lopen. Nu kan ik nog een geest aan mijn verzameling toevoegen."
In zijn tas bewaarde de kapper naast zijn scheermessen, zijn slijpsteen en zijn scheerriem, ook nog een spiegel. Deze gebruikte hij om zijn klanten te laten zien of hij hun baard wel goed geschoren had. Hij haalde de spiegel te voorschijn, stond op en hield hem voor het gezicht van de geest. "Ziehier, dit is één van de spoken die ik vannacht heb gevangen. Nu ga jij in de tas, dan kan je hen gezelschap houden." De geest, die zijn eigen gezicht in de spiegel zag, hechtte zijn volle geloof aan de woorden van de kapper. Hij keek als een uil in doodsnood en piepte: "O edele kapper, o meester, stop me niet in die tas. Ik zal doen wat u me vraagt, ik zal geven wat u verlangt."
"Jullie geesten zijn een glibberig stelletje, jullie zijn niet te vertrouwen," sprak de kapper. "Jullie beloven gouden bergen, maar als puntje bij paaltje komt, dan geven jullie niets."
"O nee meester, zo ben ik niet," antwoordde de geest, "heb genade, zeg me wat u hebben wilt. Als ik u bedrieg, kunt u me altijd nog in uw tas stoppen."
"Nou goed dan," sprak de kapper, "breng me nu direct duizend gouden munten en wanneer morgennacht de klok twaalf uur slaat, wil ik dat er naast mijn huis een graanschuur gevuld met rijst staat. Ga nu onmiddellijk de gouden munten halen en mocht jij je niet aan je woord houden, dan zul je zeker in mijn tas verdwijnen."
De geest was opgelucht en beloofde dat hij de opdracht zou uitvoeren. Hij verdween, maar was binnen de kortste keren terug met een zak, waarin het beloofde goud lag te blinken. De kapper was in de zevende hemel bij het zien van zo'n hoeveelheid goud. Hij herinnerde de geest er nogmaals aan, dat er de volgende nacht een graanschuur, gevuld met rijst, naast zijn huis moest staan.
Nog voordat de eerste haan had gekraaid, klopte de kapper op de deur van zijn huis. Zijn vrouw kwam uit bed en deed de deur open. Zij voelde zich schuldig, omdat zij haar man met een bezem gemept had. Haar verbazing was derhalve groot, toen zij haar echtgenoot binnen zag komen en hij uit de zak een berg goudstukken op de vloer schudde.
De volgende nacht verscheen de geest. Hij was nog steeds als de dood voor de tas. Eerst timmerde hij een stevige graanschuur en de rest van de nacht liep hij af en aan met grote zakken rijst op de rug. Hij hield niet op voordat de schuur tot aan de nok gevuld was.
De oom van deze angstige geest zag zijn neef midden in de nacht met rijst sjouwen en vroeg wat er aan de hand was. De geest vertelde wat hem was overkomen. De oom keek hem vertwijfeld aan en sprak: "Jij domkop, denk je nu werkelijk dat die man in staat is om jou in een tas te stoppen? Die kapper is een sluwe kerel; het is voor hem een koud kunstje om een simpele ziel als jij te bedriegen."
"Twijfelt u aan de macht van de kapper?" vroeg de neef onthutst. "Komt u dan maar mee, dan kunt u het zelf zien."
De oom volgde zijn neef naar het huis van de kapper en gluurde door het open raam naar binnen. De kapper merkte aan het vlaagje wind in zijn nek dat er een geest onder het raam moest staan. Hij pakte zijn spiegel en stak hem door het kozijn naar buiten. "Kom maar binnen," riep hij, "er is nog plaats genoeg in mijn tas." De oom zag zijn eigen gezicht in de spiegel. Zijn hart verstijfde van schrik en door angst gedreven, beloofde hij om diezelfde nacht een tweede graanschuur te bouwen en ook die met rijst te vullen. Zo gebeurde het, dat de kapper binnen twee dagen een rijk man was geworden. Zijn vrouw had geen reden meer tot klagen en zij leefden nog lang en gelukkig.
*   *   *
Samenvatting
Een volkssprookje uit India. Een kapper moet dag in dag uit de klachten van zijn ontevreden vrouw aanhoren. Op een gegeven moment wordt hij zelfs met een bezem het huis uitgejaagd. Dan komt hij een geest tegen die hij voor de gek houdt, maar door wie hij wel een grote rijkdom vergaart.
Toelichting
Verhaal uit Bengalen, een oosterlijke deelstaat van India. De zwakte van de hoofdpersoon, de kapper, is van psychische aard. Hij wordt vernederd door een ontevreden vrouw. In India deelt de gehuwde man de lakens uit. Zijn vrouw dient hem te allen tijde te gehoorzamen. Dat de kapper door zijn vrouw vernederd en zelfs geslagen wordt, komt in dat licht dubbel zo hard aan. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij zich een mislukking voelt en van zichzelf walgt.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Bron
"Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Draken en andere vreemde wezens. Verhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie" Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1991.
Populair
Verder lezen