De Florentijn en de reus
Er was eens een Florentijn, die elke avond een praatje ging maken en dan de mensen hoorde vertellen die gereisd hadden en de wereld hadden gezien. Hij had niets te vertellen, omdat hij altijd in Florence was gebleven en had het gevoel een domkop te zijn. Zo kreeg hij zin om te reizen. Hij had geen rust, vóór hij alles verkocht had, zijn bagage gepakt had en vertrokken was.
Hij liep en liep maar, en toen het donker werd vroeg hij onderdak voor de nacht in het huis van een pastoor. De pastoor nodigde hem voor het avondeten uit en tijdens de maaltijd vroeg deze hem naar de reden van zijn reis. En toen de pastoor gehoord had dat de Florentijn reisde, om later na terugkeer in Florence iets te vertellen te hebben, zei hij: "Ik zelf heb dat ook vaak verlangd; als u er niets tegen hebt, zouden wij misschien samen kunnen gaan."
"Stel u voor," zei de Florentijn. "Ik kan het me haast niet voorstellen, dat ik gezelschap krijg!"
En de volgende morgen vertrokken zij, de Florentijn en de pastoor.
Toen het donker werd, kwamen zij bij een hoeve. Zij vroegen logies en de boer vroeg: "En waarom bent u op reis?" Toen hij de reden gehoord had, kreeg hij ook zin in reizen en bij het morgenkrieken vertrok hij met hen.
De drie legden een lange weg met elkaar af, tot zij bij het paleis van een reus aankwamen. "Laten we kloppen," ze de Florentijn, "dan kunnen wij, als we weer thuiskomen van een reus vertellen."
De reus kwam hen in eigen persoon opendoen en verleende hun gastvrijheid. "Als jullie bij mij willen blijven," zei de reus, "ik mis hier in de pastorie een pastoor, en in de boerderij heb ik geen boer, en wat de Florentijn betreft, voor hem zal ik ook wel een plaats vinden, al heb ik geen florijnen nodig."
De drie dachten: "Nou, als je bij een reus in dienst bent, dan zie je vast buitengewone dingen; wie weet, wat wij dan later allemaal te vertellen hebben!" En zij namen het aanbod aan.
De reus bracht hen naar hun slaapkamer en er werd afgesproken dat ze de volgende dag alles zouden regelen. De volgende dag zei de reus tegen de pastoor: "Wilt u met me meekomen, dan zal ik u de administratie van de parochie laten zien," en hij bracht hem in een kamer. De Florentijn, die erg nieuwsgierig was, en de gelegenheid niet wilde laten voorbijgaan om interessante dingen te zien, gluurde met één oog door het sleutelgat en zag dat de reus, toen de pastoor zich voorover boog om de papieren te bekijken, een sabel nam en hem het hoofd afhakte en vervolgens hoofd en lichaam in een gat in de vloer gooide.
"Nou zeg, dat is zeker iets om in Florence te vertellen!" dacht de Florentijn. "Het vervelende alleen is, dat ze me niet zullen geloven."
"Ik heb de pastoor zijn plaats gegeven," zei de reus, "en nu moet ik het in orde maken met de boer." En hij wendde zich tot de boer: "Wilt u maar meekomen, dan zal ik u de boekhouding van de boerderij laten zien."
En de boer volgde de reus in die kamer, zonder iets te vermoeden. De Florentijn keek door het sleutelgat en zag dat de boer zich over de boeken boog en dat de sabel van de reus op zijn hoofd en nek neerkwam en dat de onthoofde vervolgens in het gat terecht kwam.
Hij had al erg veel schik om alle buitengewone dingen die hij bij zijn thuiskomst te vertellen zou hebben, toen hem in de gedachte schoot dat het na de pastoor en de boer zijn beurt zou zijn en dat hij bij gevolg helemaal niets zou kunnen vertellen. En hij had erge zin er vandoor te gaan, maar de reus kwam juist de kamer uit en zei tegen hem, dat hij eerst wilde gaan eten, alvorens hem zijn plaats aan te wijzen. Zij gingen aan tafel zitten, maar de Florentijn kon geen hap door zijn keel krijgen en overdacht een plan om uit handen van de reus te komen.
De reus had een oog waarmee hij slecht kon zien. Toen de maaltijd afgelopen was, begon de Florentijn: "Jammer! U bent zo knap, maar dat oog..."
Nu de reus hoorde dat dat van zijn oog opgevallen was, raakte hij uit zijn doen: hij begon op zijn stoel heen en weer te rijden, met zijn ogen te knipperen en de wenkbrauwen op te trekken.
"Weet u," zei de Florentijn, "ik ken een kruid dat voor oogziekten een wondermiddel is; ik meen het zelfs hier tussen het gras van uw tuin gezien te hebben."
"Hè? O ja?" vroeg de reus dadelijk. "Groeit het hier in de tuin? Laten wij het dan zoeken."
En hij bracht hem in de tuin en de Florentijn bekeek bij het naar buiten gaan goed deuren en sloten, om zo een weg tot ontsnappen te kunnen ontdekken. In de tuin plukte hij een willekeurig plantje. Zij keerden in huis terug en hij liet het in een pan met olie koken.
"Ik waarschuw u wel, dat het erge pijn zal doen," zei hij tegen de reus. "Bent u in staat om de pijn uit te houden, zonder u te bewegen?"
"Och kom, natuurlijk... natuurlijk kan ik het uithouden..." antwoordde de reus.
"Hoort u dan eens: het zal het beste zijn, dat ik u aan die marmeren tafel bind, om u goed stil te houden; anders beweegt u en dan lukt de operatie niet."
De reus was er erg op gesteld, dat zijn oog weer in orde kwam en liet zich aan die marmeren tafel binden. Toen hij daar als een worst aan vastzat, keerde de Florentijn de pan met kokende olie over zijn ogen uit en maakte hem zo aan beide ogen blind; en vervolgens ging de Florentijn de trappen af, met de gedachte: "Dit ga ik ook vertellen!" Met een schreeuw die het huis deed trillen, stond de reus op en ging met de marmeren tafel op zijn rug gebonden tastend achter hem aan. Maar daar hij begreep, dat hij, blind als hij was, hem nooit zou bereiken, zocht hij zijn toevlucht tot een list.
"Florentijn!" riep hij, "Florentijn, waarom heb jij me in de steek gelaten? Maak je de operatie niet af? Wat moet jij van me hebben, dat je me verder beter maakt? Wil je deze ring hebben?" En hij gooide hem een ring toe. Het was een betoverde ring.
"Nou maar," zei de Florentijn, "die neem ik mee naar Florence en dan laat ik die zien aan iedereen die me niet gelooft!" Maar nauwelijks had hij de ring opgeraapt en aan zijn vinger geschoven, of daar werd die vinger van marmer, zo zwaar, dat zijn hand, zijn arm en zijn hele persoon naar de grond getrokken werden. Nu kon de Florentijn zich niet meer bewegen, omdat het hem niet meer gelukte, de vinger op te heffen. Hij probeerde de ring van zijn vinger te trekken, maar daar slaagde hij niet in.
De reus had hem al bijna te pakken. Wanhopig trok de Florentijn een mes uit zijn zak en sneed zijn vinger af: zo kon hij ontsnappen en de reus vond hem niet meer.
De Florentijn kwam in Florence terug maar was erg zwijgzaam. Hij was niet alleen bekomen van het verlangen, om de wereld rond te trekken, maar ook om van zijn reizen te vertellen. En zijn vinger - zo zei hij - had hij met gras knippen verloren...
* * *
Samenvatting
Een Toscaans sprookje over een man die zin had om te reizen. Een man uit Florence voelt zich een domkop omdat hij niets over andere landen en streken heeft te vertellen. Hij besluit dan ook op reis te gaan om bij terugkeer iets te vertellen te hebben. Onderweg komt hij een pastoor en een boer tegen die met hem meegaan. In het huis van een reus beleeft de Florentijn een avontuur, waarbij zijn vinger verliest. Bij terugkeer in Florence is hij wel erg zwijgzaam...
Trefwoorden
kruid, pastoor, volkssprookje, florentijn, gezelschap, zwijgen, kruiden, blind, florence, list, ring, vastbinden, reisverhaal, marmer, italië, reus, reizen, streekverhaal, onthoofden, italo calvino, vertellen, vinger, blindheid, verstenen, oog, boer
Basisinformatie
- Origineel: Il Fiorentino
- Herkomst: Italië
- Verhaalsoort: sprookje, volkssprookje, streekverhaal
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 9 minuten
Bron
"Italiaanse volkssprookjes" door Italo Calvino. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1969. ISBN: 90-274-0944-7
Populair
Verder lezen