De fee van Enveitg
In het dorpje Brangoly in Enveitg leefde eens een boerenzoon - Pastor heette hij - die elke dag met de grote kudde schapen en geiten van zijn vader het gebergte in trok. Hij was een mooie jongen met een paar schitterende ogen en krullend zwart haar. Alle jonge meisjes keken hem verlangend na, als ze hem voorbij zagen trekken met zijn kudde, maar hijzelf merkte daar niets van. Nog nooit had een van haar ook maar de minste indruk op hem gemaakt, nog nooit had de liefde zijn hart sneller doen kloppen.
Maar eens, toen hij met een zak zout op zijn rug door het gebergte zwierf, ging hij een poosje zitten rusten tussen de hoge, witbloeiende heidestruiken en wou juist zijn geiten en schapen tot zich roepen om hun ieder een handjevol zout te geven, toen hij opeens, vlak bij de plek waar hij zat, een welluidend gezang vernam. Hij drukte de hand stijf tegen de mond als om zichzelf te beletten zijn kudde te fluiten, en kroop zachtjes naar een plek vanwaar hij, tussen twee hoge heidestruiken door, zeker wel zou kunnen zien, wie daar zong.
En jawel! Daar zaten drie beeldschone jonge meisjes in 't gras, en die zongen met haar lieflijke stemmen de ene oude Catalaanse ballade na de andere. Pastor kende ze héél goed, die liederen. Hij zong ze zelf ook dikwijls als hij met zijn kudde langzaam tegen de bergen opklauterde. Maar nee - zo mooi had hij nooit gedacht, dat ze waren! Ze klonken nu geheel anders, en toch waren 't dezelfde woorden en dezelfde wijzen!
Hij kon 't niet laten! Hij sprong op, drong tussen de struiken door en vroeg de zangeressen, of ze er iets op tegen hadden dat hij haar een poosje gezelschap hield. O nee, volstrekt niet, dan moest hij maar een eindje met ze oplopen, de berg op, want ze hadden zich al lang genoeg opgehouden en moesten nu naar huis terugkeren.
Goed, Pastor floot zijn kudde en - met al de dieren achter zich aan - liep hij weldra het bospad op naast het mooiste van de drie meisjes. Blauwe ogen had ze en haar blonde lokken golfden in rijke overvloed over haar schouders. Blank als de sneeuw op de top van de Canigou was haar hals, teder rozerood als pas ontloken amandelbloesems haar zachte wangen. Dat was wat anders dan de bruine, zwartogige schoonheden van zijn dorpje!
Voor het eerst van zijn leven voelde de jonge herder een grote liefde opwellen in zijn hart, en nadat hij een poos naast het wonderschone meisje had voortgelopen en met haar had gepraat over - ja, waarover? Dat wist hij zelf niet meer, maar wel groeide in hem de overtuiging dat hij zonder dit lieflijke wezen niet langer zou kunnen leven.
Hij vroeg haar of ze met hem wou trouwen. Zijn vader was rijk, zei hij, en zeer geacht in de gehele omtrek. Ze zou een goed leven bij hem hebben! Maar - o schrik! - in plaats van hem te antwoorden of hem om de hals te vallen, zoals hij verwacht had, begon me dat meisje te lachen - te lachen - alsof ze nooit weer zou kunnen uitscheiden. Pastor kon geen woord uitbrengen, zo ontsteld was hij. Zoiets had hij helemaal niet verwacht!
Eindelijk scheen ze toch medelijden met hem te krijgen en zei: "O herder, o herder, hoe krijg je het toch in je hoofd, mij dat te vragen? Ik bewonder je moed, dat moet ik zeggen, en, omdat je zo'n aardige jongen bent, wil ik je tenminste een kans geven. Luister goed, herder: als je mij tot vrouw wilt hebben, moet je bij me komen - niet nuchter, maar ook niet gevoed; niet gekleed, maar ook niet naakt; niet te voet, maar ook niet te paard."
En eer nog de arme jongen van zijn verbazing bekomen was, waren de drie mooie meisjes opeens spoorloos verdwenen. Als in een droom floot hij zijn kudde en liep verder; maar nog altijd klonk dat heldere lachen hem in de oren, en aldoor moest hij er over nadenken wat die vreemde opdracht, die het meisje hem had gegeven, toch moest betekenen. Het leek wel een raadsel! Maar hoe hij ook dacht en dacht - hij kon de oplossing niet vinden. Maar - het meisje opgeven? Nee, dat nooit! Hij wou en zou haar tot vrouw hebben, dat stond vast!
Nadat hij die avond zijn kudde thuis had gebracht, sloop hij stilletjes naar het rotshol, waarin hij wist dat een oude toverheks huisde, die dikwijls door verliefde jongens en meisjes werd geraadpleegd. En zie, het oude wijf wist al precies, wat er die dag met hem gebeurd was en wat hij van haar wou weten!
"De drie jonge meisjes, die je vandaag in 't gebergte hebt ontmoet, waren feeën," zei ze. "Je hebt dus, zonder het te weten, een fee ten huwelijk gevraagd en 't is geen kwaad teken, dat ze je nog een kansje heeft gegeven om haar tot vrouw te krijgen, al denkt ze dan ook vast en zeker, dat jij het raadsel, dat ze je opgaf, onmogelijk zult kunnen oplossen. Maar - wacht maar, jongeman, de oude Melitta is er ook nog en zij zal je zeggen, wat je doen moet! Je mag niet nuchter zijn en toch niet verzadigd - goed, dan neem je drie of vier gerstekorrels in je mond, maar zonder ze door te slikken. Dan is die vraag al opgelost. Verder moet je niet naakt zijn, maar toch ook niet gekleed. Goed, je trekt al je kleren uit en wikkelt je in je vaders visnet, en, als je niet te voet mag komen en ook niet te paard, dan neem je eenvoudig de sterkste geit uit je vaders kudde, en rijdt op haar rug naar de afgesproken plaats. Nu, wat zeg je daarvan?"
"Ik zeg dat je knap bent, oude Melitta, en hier heb je twee goudstukken voor je goeden raad!"
Hoe schrok de fee, toen ze hem de volgende dag zag verschijnen op de plek, waar ze elkaar de eerste keer hadden ontmoet, gekleed en niet gekleed in een open visnet, niet te voet en niet te paard, maar rijdend op een geit, en met zijn vinger wijzend op de gerstekorrels, die op zijn tong lagen, zodat hij niet nuchter kon genoemd worden en ook niet verzadigd.
"Ja," zei ze eindelijk, "nu je mijn raadsel hebt opgelost, moet ik mijn belofte wel houden en je vrouw worden, al begrijp ik dan natuurlijk best, dat het de oude Melitta moet zijn geweest, die je geholpen heeft. Maar alleen onder één voorwaarde zal ons huwelijk gelukkig zijn. Luister dus goed naar wat ik je ga zeggen en doe alles precies zo! Alleen dan loopt alles goed af. Ik zal na de bruiloft met je meegaan naar je huis te Enveitg. Maar pas op dat je onderweg niet omkijkt, al hoor je ook een hels lawaai achter je. Want als je dat doet, zal het je later berouwen. Heb je dit goed begrepen, Pastor?"
"Ja, ik heb het goed begrepen en ik zal heus niet omkijken."
"Goed, maar nu komt het voornaamste nog. Let goed op, Pastor! Wat ik ook ooit moge doen en hoe boos je ook op me mag zijn, pas op, pas op, dat je nooit tegen me zegt: 'Ja no serias dona de fum ni dona d'aygua (dit is Catalaans en het betekent: 'Je kunt niets anders zijn dan een vrouw van rook of een vrouw van water'), want een fee mag nooit bij haar naam worden genoemd. Heb je dit goed begrepen?"
"Ja, dat heb ik en ik beloof je, deze woorden nooit te zullen uitspreken."
De bewoners van het dorpje Brangaly waren buiten zichzelf van verbazing en blijdschap, toen ze allen op de bruiloft van Pastor, de rijke boerenzoon, werden genodigd. En toen een vrolijk klokgelui de mensen naar de kerk riep om de huwelijksmis te horen lezen, liep het kleine kerkje zo vol, dat velen moesten staan. En toen daarna op het dorpsplein werd gedanst en feest gevierd ter ere van de jonggehuwden, en de rijke boer de wijn in stromen liet vloeien, was ieder in zijn schik - behalve de jonge meisjes, die graag zelf de knappe Pastor hadden willen trouwen! Maar zelfs die fleurden langzamerhand op en 't werd een feest, zo vrolijk, dat niemand het ooit weer vergat.
Na afloop van het dansen trok Pastor de arm van zijn jonge vrouw door de zijne en samen liepen ze door de stille nacht naar het huis, dat voor hen was ingericht.
Ze zeiden geen woord, zo gelukkig waren ze. Maar pas waren ze binnen de omheining van het voorplein gekomen, of Pastor vernam op eens een onbeschrijfelijk lawaai. 't Leek wel, of alle soorten van dieren door elkaar loeiden, hinnikten, blaatten, mekkerden en met klokjes klingelden! Zou al het vee uit het gehele dorp misschien losgebroken zijn, terwijl de mensen aan het feestvieren waren?
Bij deze gedachte vergat hij zijn belofte om niet om te kijken, wat er ook mocht gebeuren. Hij wendde het hoofd om en zag nu dat het halve voorplein vol vee was, bestuurd door een aantal jonge herders. Juist wilden nog een massa paarden en koeien de poort binnengaan, maar tengevolge van zijn omkijken flapte die plotseling dicht; de dieren bleven buiten en waren weldra verdwenen!
"Zie je nu wel?" zei zijn vrouw bedroefd. "Nu heb je toch omgekeken en daardoor is al dat vee daarbuiten, dat anders ons eigendom zou zijn geworden, je ontgaan."
"Maar
maar
" stotterde Pastor, "die andere koeien, geiten en schapen dan, die binnen de poort zijn?"
"Die mogen we gelukkig behouden," zei de fee opgewekt, "en laten we daar nu maar dankbaar voor zijn en niet tobben over wat we door jou schuld hebben verloren."
Nu ja, ze waren in elk geval rijk genoeg en leefden lange tijd gelukkig en tevreden. Nooit kibbelden ze met elkaar, zodat Pastor geen gelegenheid werd gegeven om ook zijn tweede belofte te breken.
Twee kinderen kregen ze: een jongen en een meisje, en de fee had er nog nooit een ogenblik berouw over gehad dat ze met een mens was getrouwd, totdat... ja, totdat Pastor eens naar Spanje ging om zijn kudden, die daar in de warmere luchtstreek de gehele winter hadden gegraasd, terug te gaan halen.
Pas was hij vertrokken of de fee, die meer zag dan de mensen om haar heen, keek eens naar de lucht en ontdekte daar de voortekenen van een geweldige hagelstorm. Dadelijk gaf ze haar knechten bevel de oogst, al was die dan ook nog niet geheel rijp, in alle haast binnen te halen. De buren lachten haar uit, maar ze ging kalm haar gang en enige dagen later was al het koren gemaaid, aan schoven gebonden, en veilig in de schuren geborgen.
Maar even voordat het noodweer, dat zijn vrouw had zien aankomen, losbrak, kwam Pastor uit Spanje terug. Hij wist niet wat hij zag, toen hij merkte dat al zijn koren van het veld verdwenen was en de schuren vol halmen, waarvan sommige nog groen zagen. Zonder zich de tijd te gunnen om zijn vrouw te vragen waarom ze dit zo had laten gebeuren, liet hij zich door zijn drift overmeesteren en riep haar toe, zodra hij haar zag: "Ja no serias dona de fum ni dona d'aygua!"
Wee, wee, opnieuw had hij zijn gelofte verbroken en de fee zweefde weg door de schoorsteen nog eer hij haar kon tegenhouden! Op hetzelfde ogenblik brak de hagelstorm, die ze had zien aankomen, los, en verwoestte alle korenvelden van hun buren.
Nu was Pastor dankbaar genoeg dat zijn oogst, hoewel nog wat groen, veilig in de schuren geborgen was - dankzij de helderziendheid van zijn vrouw. Hij bad en smeekte haar, toch tot hem terug te keren, haar bezwerend dat hij 't heus niet boos had gemeend! Maar het hielp hem geen zier. Zijn lieve vrouw was en bleef weg!
Alleen haar kindertjes bezocht ze tweemaal in de week. Dan baadde zij ze zorgvuldig en liefkoosde ze net zolang, tot haar tijd verstreken was. Dan moest ze hen weer verlaten, of ze wilde of niet; maar elke keer liet ze hen vast beloven, aan geen mens iets te zullen zeggen van haar bezoeken.
Een tijdlang hielden ze zich dan ook stil, maar eens, toen zijn dochtertje zag hoe bedroefd haar vader was, troostte ze hem door hem te vertellen dat moedertje niet dood was, want dat ze haar en haar broertje elke week tweemaal kwam bezoeken. Nu kreeg Pastor weer hoop! "Let op, meisje," zei hij, "en als je moeder nu weer bij jullie is, naai dan stilletjes haar rokken aan de jouwe vast, zodat ze niet dadelijk weg kan lopen als ze mij ziet."
Het kind deed dit heel gehoorzaam, maar toen Pastor de kamer binnenkwam, waar ze bij de kinderen moest zijn, zag hij haar niet. "Zeg, kind, waar is je moeder dan toch?" vroeg hij zijn dochtertje. "Hier staat ze immers," was het antwoord, "ziet u dan niet hoe ze bezig is het naaisel los te tornen, waarmee haar rok aan de mijne vastzit?"
Ach nee, Pastor zag niets, hoe hij ook zijn ogen inspande! En er was ook niets te zien, want de fee was reeds verdwenen
verdwenen voor altijd!
* * *
Samenvatting
Een Catalaans sprookje over een fee die met een boerenzoon trouwt. Het lukt een boerenzoon met een fee te trouwen, maar er zijn wel twee voorwaarden aan verbonden: hij mag niet achterom kijken als ze na het huwelijk naar huis lopen en hij mag haar met een bepaalde naam niet aanspreken. Hij belooft het de fee, maar het lukt de jongen uiteindelijk niet, waardoor hij haar verliest.
Toelichting
Enveitg is een gemeente in het Franse departement Pyrénées-Orientales (regio Languedoc-Roussillon) en telt 621 inwoners (1999). De plaats maakt deel uit van het arrondissement Prades.
Trefwoorden
opdrachten, frankrijk, belofte breken, naam, volkssprookje, onzichtbaar, enveitg, brangoly, huwelijk, catalonië, achterom kijken, fee, lied
Basisinformatie
- Herkomst: Frankrijk
- Verhaalsoort: volkssprookje
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 16 minuten
Thema
Feest / viering
Populair
Verder lezen