De duivel en de zigeuner
Er was eens een zigeuner die het ongeluk had gehad door de duivel gevangen te zijn genomen. Tien lange jaren moest hij nu de duivel dienen en je kunt begrijpen, dat hij dat helemaal niet plezierig vond.
Nu wilde het geval, dat die duivel nog een jonge duivel was, die bovendien ook niet tot de slimste behoorde. De zigeuner daarentegen was pienter en uitgeslapen. Deze besloot dan ook het de duivel gedurende zijn diensttijd zo zuur mogelijk te maken. Op een goede dag zei de duivel tot de zigeuner: "Hé daar, ga jij eens water halen, dan kan ik een ketel met water op het vuur zetten."
De zigeuner ging naar de put en liet zijn emmer naar beneden zakken. Maar omdat hij zich niet de moeite wilde getroosten de emmer weer omhoog te halen, liet hij hem beneden in de put liggen en begon in plaats daarvan de aarde om de put weg te graven.
De duivel wachtte een tijdje op het water, maar toen de zigeuner maar steeds niet kwam opdagen, ging hij zelf eens bij de put kijken waar de zigeuner bleef.
Daar zag hij hem bezig met de aarde om de put weg te graven, waarmee hij al een flink eind gevorderd was. "Hé, wat bij jij daar aan het uitvoeren?" vroeg de duivel. De zigeuner antwoordde: "Ik zal die hele put even voor je uitgraven. Dan heb je altijd water bij de hand en hoef je het niet telkens hier te gaan halen."
Nou, daar keek de duivel wel even van op. Zo'n geweldige kracht had hij bij de zigeuner niet verwacht. "Laat maar," zei hij toen tegen de zigeuner, "zo erg hoef je je voor mij nu ook weer niet in te spannen. Ik heb aan één emmer meer dan genoeg." En de duivel trok de emmer nu zelf maar uit de put omhoog en droeg hem naar huis.
De volgende dag moest er hout worden gehaald voor het vuur en weer stuurde de duivel de zigeuner er op uit. Hij moest maar wat sprokkelhout in het bos gaan halen.
De zigeuner ging naar het bos, nam een lang touw mee en bond dat van boom tot boom. En omdat hij weer zo verschrikkelijk lang wegbleef, kwam de duivel ook deze keer eens kijken wat de zigeuner toch allemaal aan het uitvoeren was. En daar zag hij het lange touw dat de zigeuner van boom tot boom had gebonden, helemaal om het bos heen.
"Wat ben je toch aan het doen, stomkop?" vroeg de duivel.
"Ik?" zei de zigeuner, "ik bind dit bos even bij elkaar. Dan trek ik het daarna in zijn geheel naar je hut toe. Dan heb je meteen wat meer hout."
Nu begon het de duivel toch een beetje angstig te moede te worden. Zo'n enorme kracht had hij nog nooit bij iemand gezien. En hij zei maar gauw: "Nee, dat hoeft niet. Zo erg hoef je je voor mij niet te vermoeien, want ik heb aan één bundeltje hout meer dan genoeg." En daarop verzamelde hij zelf maar snel wat sprokkelhout en droeg dat naar huis. Maar nog diezelfde dag ging hij naar de koning der duivels en vertelde hem van de enorme kracht van zijn knecht.
De duivelkoning luisterde bezorgd naar het verhaal van de jonge duivel, streek zich eens nadenkend door zijn baard en zei toen: "Als die knecht van jou sterker en slimmer is dan wij, dan blijft er niets anders over, dan hem maar dood te slaan. Want anders is het met ons duivels gedaan."
Nu, de jonge duivel voelde wel wat voor die raad, want hij vond het zelf toch ook maar griezelig zo'n sterke knecht in zijn huis te hebben. Hij ging naar huis, zocht een zware ijzeren knots op en legde die klaar om daarmee de zigeuner dood te slaan, zodra deze zou zijn ingeslapen.
De pientere zigeuner echter had de gewoonte om als hij ging slapen niet op, maar onder zijn bed te liggen. En ook deze nacht legde hij zijn pels op het bed, maar kroop er zelf onder. Toen de duivel nu dacht, dat de zigeuner goed en wel ingeslapen zou zijn, sloop hij met zijn zware knots naderbij en beukte daarmee op de pels, dat het bed ervan kraakte.
"Ziezo," zei de duivel bij zichzelf, "dat zal hij met al zijn kracht toch wel niet hebben overleefd." En tevreden wilde hij de kamer van de zigeuner verlaten.
Deze deed echter onder het bed, alsof hij zojuist wakker was geworden. Hij rekte zich eens uit en liet een lange geeuw horen: "Oooahh!"
"Wwwat heb je?" prevelde de duivel met een van angst bibberende stem.
"Ach niets, ik geloof dat ik daar even door een vlo werd gebeten, oooahh!" antwoordde de zigeuner en deed net of hij weer insliep. Nu schrok de duivel toch wel zó erg, dat hij zijn knots liet vallen en het op een lopen zette naar de koning der duivels.
"Mmmajesteit," zei hij met bibberende stem, "toen ik hem zonet met een zware ijzeren knots er van langs gaf, werd hij alleen maar even wakker, geeuwde eens, mompelde dat een vlo hem had gebeten en draaide zich weer om, om verder te slapen."
Nu schudde de oude duivelkoning nóg bedenkelijker zijn hoofd dan de eerste keer en sprak: "Ja hoor eens even, dat wezen kun je niet als je bediende houden. Hij is veel sterker dan jij en is jou in elk opzicht de baas. Het lijkt mij het beste toe, dat je hem zijn dienst uitbetaalt en hem de wijde wereld instuurt om een andere betrekking te zoeken." Daar had de jonge duivel wel oren naar, want hij was danig geschrokken van de enorme kracht van zijn dienaar. Maar hij zou de duivel niet zijn geweest, als hij er achteraf toch weer geen spijt van kreeg, dat hij niet geprobeerd had om zijn geld, dat hij aan de zigeuner voor zijn diensten had betaald, weer terug te krijgen. De zigeuner was dan ook nauwelijks met zijn loon vertrokken, of de duivel rende hem al weer achterna en riep: "Hé, zigeuner, wacht eens even, ik heb je iets te zeggen!"
"Wat dan?" vroeg deze.
"Laten we eens om het hardst gaan stampen. Als jij harder stampt dan ik, dan krijg je een dubbel loon. Stamp ik harder dan jij, dan moet je mij jouw loon terugbetalen."
Eigenlijk voelde de zigeuner daar niet zo veel voor, maar tenslotte gaf hij toe. Ze gingen toen bij een grote steen staan die op de grond lag en de duivel stampte daar zo hard met zijn voet op, dat de grond ervan dreunde en de vonken uit de steen spatten. De duivel ging er hijgend bij zitten en wreef met een pijnlijk gezicht zijn voet, die er blauw van zag.
Toen was de beurt aan de zigeuner. Deze had echter stiekem, toen de duivel zich over zijn pijnlijke voet boog, water onder de steen gegoten. En toen hij daarna met zijn voet op de steen stampte, spoot het water in het rond en bespatte de duivel die er kletsnat van werd. De duivel werd bleek van schrik en haastte zich weer naar de oude duivelkoning, aan wie hij vertelde dat de zigeuner zo hard op de steen had gestampt, dat het water uit de grond was gespoten. "Toen ik op de steen stampte, zo hard als ik maar kon, kwam er zelfs geen druppeltje water te voorschijn," besloot hij zijn verhaal.
Maar een duivel geeft niet zo gauw iets op, wat hij in zijn hoofd heeft gezet. En daarom maakte hij nog eens een nieuwe afspraak met de zigeuner.
Hij nam een zware voorhamer, die nog geen drie sterke mannen zouden hebben kunnen optillen en zei tegen de zigeuner: "Als jij deze hamer hoger kunt opgooien dan ik, dan krijg je een dubbel loon. Zo niet, dan moet je mij jouw geld geven."
De zigeuner vond het goed en sprak: "Uitstekend, laten we dan beiden maar eens gooien. Ik heb daar ginds bij die berg twee broers wonen die beiden smid zijn en die zullen zo'n mooie voorhamer wel kunnen gebruiken. Ik zal hem even naar ze toe werpen."
Daarop wierp de duivel het eerst de hamer de lucht in. Zó hoog, dat hij alleen nog maar als een klein stipje was te zien.
Vervolgens was het de beurt aan de zigeuner. Maar vóór deze de hamer oppakte, zette hij beide handen aan zijn mond en schreeuwde in de richting van de berg: "Héla, broers, houden jullie je handen even op! Ik heb hier een prachtige voorhamer, die zal ik even naar jullie toe gooien, dan mogen jullie die verder houden." En hij maakte aanstalten om de hamer de lucht in te slingeren.
Maar toen schreeuwde de duivel snel: "Stop! Gooi hem maar niet weg. Ik houd die mooie hamer liever zelf." Want hij was bang, dat hij anders een nieuwe hamer zou moeten kopen. Hij wist natuurlijk niet, dat de zigeuner in werkelijkheid de zware voorhamer nauwelijks zou hebben kunnen optillen, laat staan helemaal naar de berg gooien.
Maar nóg gaf de duivel het niet op en hij maakte voor de derde keer een afspraak met de zigeuner: "Laten we nu eens met elkaar gaan worstelen. Als jij wint, dan krijg je dubbel loon. Zo niet, dan moet je mij jouw loon teruggeven."
Maar de zigeuner antwoordde: "Ach, waarom zou ik met jou gaan worstelen. Je verliest immers toch al je geld. Maar als je nu met alle geweld eens een keertje wilt winnen, ga dan maar met mijn oude zieke vader worstelen. Die is al sinds zeven jaar zó zwak, dat ik hem al zijn voedsel in het hol moet komen brengen waar hij woont. En als je het van hem wint, dan kun je mijn loon krijgen."
De hebzuchtige duivel die met alle geweld wilde winnen, ging daar grif op in en vroeg waar dat hol was, waar de vader van de zigeuner woonde. "Kom maar mee," sprak deze en bracht hem naar een hol dichtbij in de bergen. "Kijk, hier is het," zei hij tot de duivel. "Ga hier maar in, maak hem wakker en ga met hem worstelen."
De duivel stroopte zijn mouwen vast op, kroop op handen en voeten het hol in en riep: "Hé oude, sta eens op, dan kunnen we een partijtje gaan worstelen." Nu, voor een partijtje worstelen voelde de bewoner van het hol wel. Alleen was dat jammer genoeg voor de duivel niet een oude afgeleefde zigeuner, maar een grote bruine beer. De beer greep de duivel beet, sloeg hem links en rechts met zijn scherpe klauwen om de oren, keerde hem om en om of hij een stuk speelgoed was en gooide hem tenslotte bont en blauw geslagen het hol uit.
Maar nóg had de duivel niet geleerd en wilde hij het nog één keer proberen. "We zullen allebei om het hardst fluiten," zei hij tegen de zigeuner. "En als jij harder kunt fluiten dan ik, dan zul je een dubbel loon krijgen. In het omgekeerde geval moet je mij het geld teruggeven, dat ik jou heb betaald."
Maar nu werd de zigeuner boos. "Als ik fluit, spitsboef," zei hij, "dan zal je horen en zien vergaan. Als je dus niet blind en doof wilt worden, dan zou ik je aanraden je ogen en je oren dicht te binden."
De duivel vond zich al genoeg toegetakeld door de beer, dan dat hij ook nog het gevaar wilde lopen om blind en doof te worden. Hij volgde dus de raad van de zigeuner op en bond een doek voor zijn ogen en stopte zijn oren dicht.
Daar had de zigeuner op gewacht. Want nauwelijks had de duivel de doek voor zijn ogen goed dicht geknoopt, of hij nam een stevige knuppel en ranselde de duivel af dat het een lieve lust was. Deze schreeuwde en jammerde, maar kon verder niets doen, omdat hij door de doek voor zijn ogen niets kon zien.
Hij smeekte en bad de zigeuner om er mee op te houden, maar deze bleef door knuppelen totdat de duivel plechtig had beloofd om hem een dubbel loon uit te betalen, waarbij hij bovendien zwoer, dat hij hem voortaan met rust zou laten.
Toen pas liet de zigeuner zijn knuppel rusten. Hij ontving van de duivel nog eens net zo veel als hij daarvóór al had ontvangen en liep toen vrolijk fluitend de wijde wereld in om naar een andere betrekking te gaan zoeken. De duivel wreef zich echter met een pijnlijk gezicht al zijn blauwe plekken en ging beschaamd naar huis terug.
* * *
Samenvatting
Een sprookje uit Oekraïne over een duivel te slim af zijn. Een zigeuner is door een duivel gevangen genomen en moet hem tien jaar dienen. De duivel is echter niet zo slim en het lukt de zigeuner op slimme wijze de duivel er van te overtuigen dat hij ontzettende sterk is zodat de duivel bang van hem wordt en hem ontslaat uit zijn dienst.
Trefwoorden
oekraïne, volksverhaal, stampen, zigeuner, duivelkoning, water halen, beer, zigeunerverhaal, sterk, berenhol, opscheppen, voorhamer, duivelsprookje, kracht, afranselen, knuppelen, duivel, hout sprokkelen, put
Basisinformatie
- Herkomst: Oekraïne
- Verhaalsoort: duivelsprookje, volksverhaal, zigeunerverhaal
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 15 minuten
Bron
"Sprookjes van Oost-Europa" verzameld en bewerkt door Doedy Bevelander. C.P.J. van der Peet, Amsterdam.
Populair
Verder lezen