De drie kronen
Er was eens een koning van Vallatescosse, die maar geen kinderen kreeg en daarom op ieder uur en overal waar hij zich bevond steeds maar weer verhaalde: "Hemeltje, stuur mij een erfgenaam van de staat, om mijn huis niet eenzaam te laten!" En eens, toen hij zich in een tuin bevond en hardop deze klagelijke aanroep weer uitte, hoorde hij een stemmetje midden uit de takken vandaan: "Zeg, koning, wat wilt gij liever? Wilt gij een dochter, die van u wegloopt, of een zoon, die u te gronde richt?"
In verwarring gebracht door deze woorden, wist de koning niet, wat te besluiten en vatte daarom het plan op, zich met de wijzen aan zijn hof te beraden. Weer terug in zijn kamer ontbood hij de raadsheren en beval hun, over het geval van gedachten te wisselen. En de een antwoordde, dat meer op de eer dan op het leven gelet moest worden; een ander, dat men het leven hoger moest schatten dan iets van innerlijke waarde, terwijl de eer uitwendig is en daardoor van minder waarde te achten valt. Een zei, dat het leven water is, dat voorbij stroomt en dat het dus weinig kon schelen, het te verliezen, en evenzo rijkdom - die een zuil van het leven is, geplaatst op het glazen rad van de fortuin - maar dat de eer iets duurzaams is, die sporen van goeden naam en tekenen van glorie achterlaat, en daardoor naarstig moet bewaakt worden, om er dan teer mee om te gaan. Een ander voerde aan, dat men het leven, waardoor het geslacht in stand gehouden wordt, en de bezittingen, waardoor het aanzien van het huis onderhouden wordt, meer moet liefhebben dan de eer, daar de eer voor een deugd gehouden wordt; en dat het verliezen van een dochter, door de schuld van de fortuin en niet door eigen schuld, de deugd van de vader geen afbreuk doet en niet de eer van het huis bezoedelt. Maar bovenal waren er enige anderen, die concludeerden dat de eer niet bestond in een vrouwenrok; bovendien moest de koning als rechtvaardig vorst eerder op het algemeen welzijn dan op particuliere belangen letten en bedenken, dat een voortvluchtig dochter enkel het vaderhuis wat schande aandeed, maar een slechte zoon niet alleen het eigen huis, maar ook het gehele rijk in vuur en vlam zette. En dat hij dus, nu hij vurig naar kinderen verlangde en hem deze beide partijen voorgesteld waren, een dochtertje moest vragen, dat niet zijn leven en de staat in gevaar bracht. Deze opvatting beviel de koning, die weer naar de tuin ging, en opnieuw riep hij zoals hij gewend was en toen hij dezelfde stem hoorde, antwoordde hij: "Een meisje, een meisje!" En 's avonds, toen de zon de uren van de dag uitnodigde om eens een blik te werpen op de gedrochtelijke bewonertjes, onze tegenvoeters, begaven hij en zijn gemalin zich ter ruste. En na negen maanden kregen zij een knap dochtertje.
De koning liet het dadelijk in een versterkt paleis opsluiten, dat van flinke wachten voorzien was, om van zijn kant niets na te laten, dat de slechten invloed, waaraan zijn dochter onderworpen werd, tegen te gaan; en hij liet haar opvoeden voor alle deugden, die koningskinderen passen. Toen zij de huwbare leeftijd bereikt had, ging hij onderhandelen en verbond haar in de echt met de koning van Perdisenno, en toen haalde hij haar uit dat huis, waar zij nog nooit uit gekomen was, om haar naar haar man te sturen. Maar, op het ogenblik dat zij naar buiten kwam, woei er zo'n vreselijke rukwind, dat deze haar pardoes opnam en men zag haar niet weer.
De wind droeg haar een ver eind mede door de lucht en het liet haar daarna los voor het huis van een heks midden in het bos, dat de zon verbannen had. Daar vond zij een oud vrouwtje, dat de heks er achter gelaten had, om haar bezittingen te bewaken, die tegen haar sprak: "O stakker, waar heb jij de voet gezet? Ongelukkig ben jij, want als nu de heks terug komt, de meesteres van dit huis, dan acht ik je leven geen cent waard, want zij voedt zich met niets anders dan met mensenvlees. Mijn leven is in zoverre veilig, dat de noodzakelijkheid van mijn hulp hier haar tegenhoudt en mijn oude lichaam, dat zo stampvol gebreken zit, wordt door haar tanden verafschuwd. Maar weet je, wat je doen moet? Hier heb je de sleutels van het huis: ga er binnen, breng de kamers op orde en maak alles schoon, en wanneer de heks komt, verstop je dan zo, dat zij je niet zien kan, en ik zal niet nalaten te zorgen dat je te eten krijgt. Wie weet, wat er onderwijl gebeurt. De hemel helpt, de tijd kan grote dingen brengen. Genoeg hier over: wees verstandig en heb geduld, want jij zult elke golf over varen en iedere storm te boven komen!"
Marchetta - zo heette het meisje - maakte van de nood een deugd. Zij nam de sleutel, ging de kamer van de heks binnen, greep toen allereerst een bezem en maakte het huis zo schoon, dat je macaroni van de vloer kon eten. Vervolgens wreef zij met een spekzwoord keurig de notenhouten kisten en liet ze zo glimmen, dat men er zich in spiegelen kon. En na het bed opgemaakt te hebben ging zij, toen zij de heks hoorde aankomen, in een vat zitten, waar eerst het graan in geweest was. De heks vond deze netheid iets ongewoons en was er erg verheugd om en zij riep de oude vrouw en zei tegen haar: "Wie heeft dit zo keurig opgeknapt?" En op het antwoord van het oudje, dat zij het geweest was, gaf ze bescheid: "Wie iets doet, wat ze niet gewoon is te doen, heeft je of bedrogen of is het van plan. Je kunt het werkelijk aan de balk schrijven, dat jij eens iets ongewoons hebt gedaan, en nu verdien je zeker een flinke portie van de soep!" En zij gebruikte haar maaltijd en ging opnieuw uit.
Bij haar terugkeer vond zij al het roet van de balken afgenomen, het koperen huisraad glanzend gepoetst en ordelijk aan de wanden opgehangen en al het vuile goed in warm water gelegd, en zij had er een onzegbare schik in en zegende duizendmaal de oude vrouw: "De hemel moge jou altijd voorspoed brengen, Madame Pentarosa: ik hoop, dat jij altijd goed en steeds beter moogt genieten, want jij geeft mij vreugde met deze fraaie karweitjes, waardoor je mij een huis voor een pop en een bed voor een bruid geeft!" Het oudje verheugde zich over deze loftuiting en gaf altijd lekkere hapjes aan Marchetta en propte haar vol als een kapoen om vet te mesten. En toen de heks weer uit ging, zei ze tegen haar: "Stil, want ik wil nu mijn slag slaan en je geluk beproeven. Maak iets moois met je handen, dat de heks naar de zin is en als zij misschien zweren gaat bij alle zeven hemelen, dan moet jij haar niet geloven; maar als zij toevallig zweert bij haar drie kronen, vertoon je dan, want dan lukt het zaakje uitstekend voor je, en je zult eens zien of mijn raad niet die van een moeder was!"
Marchetta slachtte een fijne gans en maakte van de pootjes een lekker gebraad, vulde het met marjolein en knoflook en reeg het aan het spit. Vervolgens kneedde zij vier koeken deeg op een omgekeerde mand en dekte een tafel met overal rozen en takjes groen. Toen de heks deze keurig gedekte tafel vond, sprong zij haast op van vreugde en riep het oudje en vroeg haar: "Wie heeft mij deze prachtige dienst bewezen?" - "Ga nu maar eten," antwoordde haar de oude vrouw, "en zoek niet verder; het is voldoende dat je iemand hebt, die je dient en die naar je zin is!"
En terwijl zij at en het zoete van die lekkere hapjes tot in haar enkels voelde zakken, begon de heks te mompelen: "Ik zweer bij de drie lofwoorden op Napels, dat, als ik wist, wie de kok was, ik hem mijn oogappels geven zou!" En daarna vervolgde zij: "Ik zweer bij de drie bogen en drie pijlen, dat ik hem zal liefhebben, als ik hem mag leren kennen. Ik zweer bij de drie kaarsen, die men aansteekt, wanneer men van de nachtspiegel gebruik maakt; bij de drie getuigen, die een mens aan de galg brengen, bij de drie handpalmen touw, die een gehangene laten bungelen, bij de drie dingen, die een man zijn huis uit jagen: stank, rook en een kwaad wijf; bij de drie producten die het huishoudgeld opmaken: druiven, vers brood en macaroni; bij de drie vrouwen en één gans die samen een markt vormen; bij de drie woorden, die met een vis te maken hebben: water, kou en bakken; bij de drie beste zangers van Napels: Manke Jan in zijn wagentje, Vriend Blondje en de Koning van de muziek; bij de drie d's, die een verliefde moet hebben; durf, doortastendheid en een dichtbegroeid prieeltje; bij de drie eigenschappen, die een koopman nodig heeft: krediet, moed en geluk; bij de drie soorten van mannen, die de courtisane verkiest: opscheppers, knappe jongens en verkwisters; bij de drie dingen, die van belang zijn voor een dief: ogen om te speuren, handen om te grijpen, voeten om er vandoor te gaan; bij de drie ondeugden, die de jeugd ruïneren: spel, vrouwen en kroegen; bij de drie voornaamste deugden van een agent: scherp zien, achtervolgen en bij de kraag pakken; de drie dingen, die voor de hoveling van nut zijn: veinzen, flegma en veine; bij de drie eigenschappen, die een koppelaar nodig heeft: veel branie, aardig wat spraakwater en weinig schaamtegevoel; bij de drie dingen, die een dokter onderzoekt: de pols, de ogen en de po!"
Maar zij kon redeneren van vandaag tot morgen, Marchetta, die goeden raad gekregen had, verroerde zich niet. Pas toen deze haar tenslotte hoorde zeggen: "Bij mijn drie kronen; als ik weet wie die voortreffelijke huisvrouw is, wil ik zo lief voor haar zijn als gewoonweg niet in te denken is!" Toen pas kwam zij tevoorschijn en sprak: "Hier ben ik!"
De heks riep uit, toen zij haar zag: "Ha! Dat heb je fijn gedaan, hoor en jij hebt je een lekker hapje in mijn maag bespaard. Nu jij zo flink en tot mijn genoegen gewerkt hebt, wil ik van je houden, alsof jij een dochter van me was. Hier heb je de huissleutels en wees er heer en meester over. Eén enkel ding behoud ik mij voor: jij mag onder geen voorwaarde de laatste kamer open doen - daar is deze sleutel van, anders zou je mij boos maken. Doe je best, mij goed te dienen en dan ben jij een gelukzak, want ik beloof je bij mijn drie kronen, je een schatrijk huwelijk te laten doen!" Marchetta kuste haar met veel gratie de hand en beloofde haar te dienen, beter dan een slavin.
Toen de heks echter uit ging, voelde het meisje zich hevig door nieuwsgierigheid prikkelen, om te zien, wat er in die verboden kamer was. En zij wist er zich niet van af te houden, deze open te doen, en vond er drie meisjes, geheel in het goud gekleed - gezeten op drie vorstelijke tronen - die schenen te slapen. Dit waren drie dochters van de heks, door de moeder betoverd, daar zij wist, dat ze aan groot gevaar zouden worden blootgesteld, als niet een koningsdochter hen kwam wekken; en daarom had zij het drietal daar binnen opgesloten, om het te behoeden voor de dreigementen van de sterren.
Bij het lawaai, dat Marchetta bij het binnenkomen met haar voeten maakte, fleurden de meisjes op, alsof ze ontwaakten en vroegen haar te eten; en zij nam dadelijk drie eieren voor elk, liet ze bakken in de as en gaf ze haar. En de drie meisjes kregen ogenblikkelijk haar krachten terug en wilden naar buiten gaan, om frisse lucht in te ademen. Maar op dit moment kwam de heks thuis, die verstoord en echt boos om deze aanblik Marchetta een flinke draai om de oren toediende.
Deze voelde zich daardoor zo diep gegriefd, dat zij op hetzelfde ogenblik aan de heks vergunning vroeg te vertrekken, om in haar eentje over de wereld te gaan rondzwerven op zoek naar het geluk.
De heks probeerde haar met lieve woordjes te kalmeren en zei haar, dat ze een grapje gemaakt had en dit nooit weer zou doen; maar het was haar niet mogelijk, Marchetta van haar voornemen af te brengen.
Eindelijk liet zij haar gaan en schonk haar een ring, met de vermaning deze te dragen met de steen naar binnen gekeerd en hem nooit te bekijken, behalve wanneer zij zich in groot gevaar bevond en dan haar naam door de echo hoorde herhalen. En zij gaf haar ook een net herenpak, dat Marchetta haar gevraagd had, waar deze zich in vermomde om vervolgens op stap te gaan.
Toen het meisje aan een bos gekomen was, waar de nacht heen ging om hout te sprokkelen om zich tegen de kou, die hij geleden had, te verwarmen, ontmoette zij een koning, die zich op de jacht vermaakte. En toen deze de schone jongeling zag (want zo leek zij), vroeg hij hem, waar hij vandaan kwam en wat hij voornemens was te doen. Marchetta antwoordde, de zoon van een koopman te zijn, en dat hij om de slechte behandeling, hem door zijn stiefmoeder aangedaan, uit huis weggelopen was. En de koning die de onbevangenheid en beminnelijkheid van het jongmens beviel, nam hem bij zich als page en bracht hem naar zijn paleis.
Zo gauw de koningin hem zag, voelde zij zich door zijn bekoorlijke persoonlijkheid de ziel beroeren en het verlangen ontsteken, en ofschoon zij enige dagen deels door de natuur, deels door trots, welke steeds met schoonheid gepaard gaat, de vlam trachtte te verhelen en de steken, die liefde haar gaf, te bedwingen, kon zij tenslotte toch niet meer stevig in het zadel blijven tegen de aanval van haar onbedwingbaar verlangen. En op zekere dag riep zij Marchetta apart en begon haar moeilijkheden te openbaren. Zij zei haar, met welk een moeilijkheden haar hart bezwaard was, sinds haar haar schoonheden waren verschenen; dat, als zij niet besloot het terrein van haar verlangens te begieten, dadelijk tegelijk met haar verlangens haar leven zou opdrogen. En zij prees de lieve gelaatstrekken van de jongeling en merkte op, dat het getuigen zou van een slechten leerling in de school van de liefde, een fout van wreedheid in te laten sluipen in een boek van zoveel gratis en dat hij er een flinke dosis berouw van zou hebben. En aan de loftuitingen voegde zij smeekbeden toe, hem bij de zeven hemelen bezwerende toch niet in een oven van zuchten en te midden van een poel van tranen een vrouw te willen zien, die haar schone beeltenis als uithangbord aan de winkel van de gedachten had. Daarop volgden mooie aanbiedingen en werd de belofte geuit, de kleinste vreugde rijkelijk te zullen betalen en het magazijn van de dankbaarheid open te stellen voor alles wat een zo schone klant vragen zou. Zij herinnerde er tenslotte aan, dat zij koningin was; en daar zij nu eenmaal scheep gegaan was, moest Marchetta haar niet midden in deze golf zonder enige hulp laten, om niet de kans te lopen tot eigen ongeluk tegen een klip te pletter te slaan.
Toen Marchetta zich zo voelde strelen en steken tegelijk, had zij haar bij deze beloften en bedreigingen het liefst willen zeggen, dat haar de sleutel ontbrak, om de deur van haar amoureuze verlangens voor haar te openen; zij zou haar hebben willen openbaren, dat zij geen Mercurius was, die de gevleugelde staf droeg, om haar snel de vrede te geven, die zij verlangde. Maar zij wilde zich niet ontmaskeren en antwoordde haar dus, niet te kunnen geloven, dat zij een zo voortreffelijk koning als haar man was wilde bedriegen; en dat, al had de koningin ook de reputatie van haar huis opzij geschoven, zij, Marchetta van haar kant, een heer, van wie zij zoveel hield, niet kon of wilde kwetsen.
Toen de koningin deze eerste repliek op de bekendmaking van haar verlangens hoorde, antwoordde zij: "Bedenk goed, wat je doet, en kies de goeden weg, want personen gelijk ik bevelen, wanneer ze vragen, en als ze knielen, dan zetten zij de voet op de keel. Geef je daar goed rekenschap van en zie wat de gevolgen van dit zaakje voor jou kunnen zijn! Genoeg hierover, sufficit. Maar ik zal je nog één ding zeggen en dan zal ik weg gaan: wanneer een vrouw van mijn kwaliteiten een blauwtje loopt, zal zij er voor zorgen, met het bloed van wie haar beledigde de haar aangedane smaad af te wissen!" En met dreigend gezicht keerde zij Marchetta de rug toe, dit arme meisje onthutst en zo koud als een steen achterlatend.
Gedurende meerdere dagen ging de koningin voort aanvallen te lanceren tegen dit schone fort en toen zij tenslotte zag, dat zij voor niets moeite deed, zich inspande en zweette en haar woorden in de wind sprak en tevergeefs haar zuchten slaakte, veranderde zij van toon, zette haar liefde om in haat en haar verlangen, om van het begeerde te genieten, in lust tot wraak. Terwijl zij deed of ze huilde, ging zij naar haar man en sprak als volgt tegen hem: "Wie zou ons dit ooit voorspeld hebben, dat wij een slang in onze mouw koesterden? Wie zou zich ooit ingedacht hebben, dat een armzalig stuk ongeluk zo brutaal kon zijn? Het is de schuld van de vele vriendelijkheden, die jij hem betoond hebt, zo'n vlegel; als men hem de vinger reikt, neemt hij de hele hand. Maar als jij hem niet de straf geeft, die hij verdient, zal ik naar het huis mijns vaders terugkeren en wil ik je niet meer zien en nooit weer je naam horen!"
"Wat heeft hij je dan gedaan?" vroeg de koning. En de koningin weer: "Och, niets bijzonders! Dat diefje wilde me daar zijn deel ontvangen van de huwelijksschuld, die ik bij jou heb, en zonder respect, zonder vreze en zonder schaamte is hij voor mij verschenen en heeft mij vrijen toegang gevraagd op grondgebied van mijn eer!" Bij deze aanklacht liet de koning, zonder verdere getuigen te zoeken, om niet afbreuk te doen aan de betrouwbaarheid en autoriteit van zijn vrouwe, dadelijk Marchetta door de sbirren oppakken en onmiddellijk, zonder haar tijd tot verdediging te geven, veroordeelde hij haar, om te zien, hoeveel gewicht de weeghaak van de beul houden kan. Dadelijk naar de plaats van de gerechtstelling overgebracht, begon Marchetta, die niet wist, wat haar overkomen was, of welk kwaad zij bedreven had, te schreeuwen: "O hemeltje! wat heb ik misdaan, dat ik nu de vernietiging van mijn rampzaligen nek verdien alvorens de begrafenis van mijn ellendig lichaam kan plaats vinden? Wie zou mij dit ooit voorspeld hebben, dat ik zonder mij te scharen achter de banier van dieven en rovers, zou binnengaan als wachteres in dit paleis van de Dood, met drie voet touw aan mijn hals? Ach, wie troost mij bij deze laatste stap? Wie helpt mij in dit grote gevaar? Wie bevrijdt mij van deze marteling?"
"Ing!" antwoordde de echo; en bij het horen van deze klank herinnerde Marchetta zich de ring, die zij aan de vinger droeg en de woorden, die de heks tegen haar gezegd had, toen zij haar liet gaan. Zij keek naar de steen, wat ze nog niet eerder gedaan had; en daar hoorde zij driemaal een stem in de lucht: "Laat haar gaan, want zij is een vrouw!" een stem zo dreigend, dat er geen sbirren of beulsknechten meer om deze kok van de gerechtigheid bleven. Bij de donder van deze woorden, die het koninklijk paleis op zijn grondvesten deed trillen, beval de koning, dat Marchetta onder zijn ogen verschijnen zou; en toen hij haar voor zich had, vermaande hij haar, de waarheid te zeggen, en wie zij was en op welke wijze in dit land gekomen.
Noodgedwongen vertelde zij toen alle lotgevallen van haar leven, hoe zij geboren werd, hoe men haar in een burcht opgesloten had, hoe zij door de wind weggekaapt was, hoe zij vervolgens bij het huis van de heks kwam, hoe ze er van weg wilde gaan, wat ze tegen haar zei en haar gaf, wat voorviel tussen haar en de koningin en hoe zij zich tenslotte, onbewust, enig kwaad bedreven te hebben, in het gevaar gezien had, met de voeten te moeten roeien in de galei, die uit drie planken gemaakt wordt.
Toen de koning dit relaas hoorde en het vergeleek met wat hij reeds in de gelegenheid geweest was te vernemen door een gesprek met de koning van Vallatescosse, die een vriend van hem was, zag hij in, dat Marchetta waarheid sprak; en tegelijk zag hij de slechtheid van zijn vrouw, die de infame aanklacht tegen Marchetta geuit had. Dientengevolge beval hij, dat zij dadelijk met een steen aan de nek in zee geworpen zou worden. En hij nodigde de koning en de koningin van Vallatescosse uit en nam Marchetta tot vrouw, waarmee een duidelijk bewijs geleverd werd, dat God de bark, die er slecht aan toe is, tenslotte in een goede haven leidt.
* * *
Samenvatting
Een sprookje uit Italië.
Toelichting
Uit de Pentamerone (Lo cunto de li cunti overo lo trattenemiento de peccerille - Het sprookje der sprookjes, of Vermaak voor de kleinen) van Giambattista Basile (Vierde dag, zesde sprookje).
Trefwoorden
Basisinformatie
- Origineel: Le tre corone
- Herkomst: Italië
- Verhaalsoort: sprookje, volkssprookje
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 26 minuten
Thema
Populair
Verder lezen