De drie gebroeders
In het vorstendom Novgorod leefde een tsaar met zijn echtgenote. Hoewel zij al meer dan tien jaar getrouwd waren, hadden zij nog steeds geen kinderen. Dit baarde de tsaar grote zorgen en hij liet daarom aan alle vorsten bekendmaken dat hij degene die een middel wist waardoor zijn vrouw zwanger zou worden, vorstelijk zou belonen. De vorsten die de boodschap ontvingen, gaven haar door aan de bojaren. Dezen wisten geen oplossing voor het probleem en maakten de boodschap verder bekend aan alle onderdanen van hun vorst.
Een tijdje later meldde zich in het zuiden van heilig Rusland een eenvoudige boerenzoon die beweerde dat hij de tsarina zou kunnen helpen. Zijn vorst stuurde hem onmiddellijk op reis en gaf hem een hand vol goudstukken mee. Na een tocht van enige weken kwam de boerenzoon, die Joera heette, in Novgorod aan. Daar kreeg hij het wel een beetje benauwd, want hij wist in de verste verte niet hoe en waar hij een middel zou vinden om de vorstin vruchtbaar te maken. Mismoedig ging hij op de markt op een grote steen zitten en dacht diep na. Toevallig kwam er een oude heks voorbij die getroffen werd door de sombere blik van de jongeling. "Wat is er met jou aan de hand, boerenzoontje?" vroeg zij hem. "Heb je je laatste oortje soms versnoept of heeft jouw meisje je in de steek gelaten?" - "Niets van dit alles," zei de jongeman. "Het is nog veel erger: ik heb mijn vorst een belofte gedaan die ik onmogelijk waar kan maken." En hij vertelde haar het hele verhaal. "Wanneer dat alles is," zei de vrouw, "dan kan ik je wel helpen. Je moet namelijk weten dat in de rivier vóór het paleis een grote snoek zwemt met gouden vinnen en een gouden staart. Het dier is oersterk en zal niet gemakkelijk te vangen zijn. Wanneer de tsaar jou drie stevige netten geeft, zal het je wel lukken. Wanneer de vis gevangen is, moet je hem naar de vorstelijke keuken brengen en hem op de gewone manier toebereiden. Wanneer de tsarina daar iets van eet, zal zij meteen een kind baren."
Joera bedankte het vrouwtje voor haar raad, gaf haar een goudstuk als beloning en liep regelrecht naar het paleis. Joera vertelde de tsaar wat hij nodig had, waarna deze hem drie zijden netten en een boot ter beschikking stelde. De jongeman nam plaats in de boot en dobberde een tijdje op de rivier rond, tot hij een gunstige plaats had bereikt en een van de netten uitwierp. En hij ving de snoek met de gouden vinnen en de gouden staart. Het dier was echter zo geweldig sterk dat het niet alleen het eerste net, maar ook de twee andere netten in stukken scheurde. Ten einde raad nam Joera nu zijn gordel en zijn halsdoek en maakte hiervan - zo goed en zo kwaad als het ging - een nieuw net. Deze keer had hij meer geluk en kon hij de vis overmeesteren. Hij bracht hem meteen naar de vorst die aan zijn koks de opdracht gaf de snoek te reinigen, te fileren en te braden. Een koksmaatje reinigde de vis zorgvuldig en gooide daarna het afwaswater uit het keukenvenster. Toevallig liep daar beneden een koe die het vocht oplikte.
Nadat de snoek gefileerd en gebraden was, werden de stukken op een zilveren schotel gelegd om door een dienstmaagd naar de vorstin te worden gebracht. Terwijl het meisje met de schotel door de gang liep, kon zij niet nalaten er een stukje van te proeven. Het ziet er zo heerlijk uit! dacht zij, en niemand zal merken dat er iets ontbreekt. De tsarina genoot eveneens van de smakelijk toebereide vis en zij at er bijna de helft van op. Op dezelfde dag en op hetzelfde uur brachten zij die van de snoek hadden geproefd een kind ter wereld.
Het kwam de tsaar ter ore dat de koe die het waswater had opgelikt, een mensenkind had gebaard en dat de dienstmaagd die de vis had opgediend, een zoon had gekregen die als twee druppels water op de Koeiezoon leek. De wonderen zijn de wereld nog niet uit! dacht de tsaar. Mijn vrouw heeft een zoon gekregen op hetzelfde ogenblik dat de Koeiezoon en de Maagdenzoon zijn geboren. Dat is iets waar ik met mijn tsarenverstand niet bij kan! Laten wij ze alle drie maar Iwan noemen met de bijnamen: Koeiezoon, Maagdenzoon en Tsarenzoon. Aangezien de Koeiezoon geen echte ouders heeft en de Maagdenzoon geen vader, zal ik als hun pleegvader optreden.
Zo gebeurde het ook, want de wens van een vorst is wet! Niettemin was hij zeer verheugd dat hij eindelijk een zoon en een troonopvolger had gekregen en hij vergat niet Joera vorstelijk te belonen.
De drie Iwans groeiden als kool. Wat ouder geworden speelden zij dikwijls met elkaar en konden het goed met elkaar vinden. Wél bleek bij allerlei sporten en spelletjes dat de Koeiezoon zijn twee halfbroers verre de baas was. Niet alleen zijn broers merkten het, maar ook zijn pleegouders en de leden van de hofhouding. Daarom gaf men de Koeiezoon de bijnaam van "de Sterke," hetgeen ook iets voornamer klinkt. Wij zullen deze bijnaam dan ook aanhouden.
Nadat de drie broers tot jongelingen waren opgegroeid, wilden zij wel eens iets van de wereld zien. Zij vroegen hun vader toestemming door de stad te mogen slenteren, de winkels en de kramen te bekijken en langs de rivier te wandelen, die zij tot dan toe slechts vanuit het venster hadden bekeken. De tsaar vond het best en gaf aan ieder van hen een som geld om iets te kopen.
De jongens keken hun ogen uit, maar kochten niets. Toen zag de Tsarenzoon glanzende glazen knikkers in allerlei kleuren. Hij zei tegen zijn broers: "Laten wij ieder een knikker kopen en deze in de hoogte gooien. Hij die het hoogste gooit, zal voortaan onze leider zijn." Daar waren de anderen het mee eens en zij lootten wie het eerst aan de beurt zou zijn. Het bleek de Tsarenzoon; daarna kwam de Maagdenzoon en ten slotte Iwan de Sterke. Die gooide zo hoog dat men de knikker niet meer kon zien. "Ziezo!" riep hij vol trots, "ik ben voortaan jullie leider en jullie hebben al mijn bevelen op te volgen!" Iwan de Tsarenzoon was het hier echter niet mee eens. "Hoe kan de zoon van een koe bevelen geven aan mij, de zoon van een tsaar!" meende hij en zij begonnen hierover te kibbelen.
Zij trokken verder en kwamen bij een groot meer, waarin een afschrikwekkend monster huisde. "Ik weet iets beters," zei de Tsarenzoon, "hij die dat monster kan bedwingen, zal onze leider zijn." Zo gezegd, zo gedaan. Iwan de Tsarenzoon was opnieuw het eerst aan de beurt en begon uit alle macht te roepen en te schreeuwen. Het monster trok zich daar geen zier van aan. Ook het gebrul van de Maagdenzoon maakte de draak alleen nog maar woedender. Daarna nam Iwan de Sterke een grote kei en slingerde deze naar het monster dat er midden op zijn kop door getroffen werd. Zonder enig geluid te geven dook het dier onder water en kwam niet meer boven.
Hoewel Iwan de Sterke dus tweemaal gewonnen had, verklaarden zijn twee broers dat zij er niets voor voelden iemand van zo'n lage komaf te gehoorzamen. "Dan zal ik voortaan mijn weg alleen zoeken," was het antwoord van Iwan de Sterke. Hij maakte rechtsomkeer en ging naar zijn vaderstad terug.
Nadat de tsaar had vernomen dat Iwan de Sterke alleen was teruggekeerd, liet hij hem in de gevangenis opsluiten. Drie dagen lang kreeg de arme Iwan noch te eten noch te drinken en hij werd hierover zo kwaad dat hij met zijn vuisten op de ijzeren deur bonsde. Hij brulde dat hij de tsaar wilde spreken of anders de deur zou intrappen. De tsaar liet hem bij zich komen en vroeg minzaam: "Waarom ben je toch zo kwaad, mijn zoon? Je zit toch veilig achter slot en grendel en er kan je niets gebeuren! Ik wil eerst weten waarom je jouw beide broers hebt achtergelaten en waar zij zich nu bevinden." Iwan vertelde hem toen waarom hij zijn broers in de steek had gelaten. "Wanneer het is zoals je verteld hebt," zal ik hen onmiddellijk terugroepen." - "Dat is niet mogelijk," zei Iwan. "Zij zijn nu in het Drakenland waar niemand hen kan helpen behalve ik."
Daarop verzocht de tsaar hem zijn broers te hulp te snellen. De jonge held wilde dat wel en begaf zich op weg, gewapend met een strijdknots en een zwaard, en hij had het beste paard in de vorstelijke stallen uitgezocht. In korte tijd vond hij zijn broers terug. "Mijn broers," zo sprak hij, "laat ons onze onenigheid vergeten en gezamenlijk trachten aan het grote gevaar te ontkomen! Vanavond of vannacht zal de zeskoppige draak ons willen verscheuren. Laten wij daarom loten wie de wacht zal houden om te waarschuwen wanneer er gevaar dreigt." En het lot viel op de Tsarenzoon.
Iwan de Sterke zei hem: "Let goed op! Wanneer er op het water een kruik komt aandrijven en voor je begint te dansen, is dit het teken dat de draak in aantocht is. Wanneer de kruik dicht bij je is, spuug er dan op en breek haar met dit zwaard aan stukken." De Tsarenzoon viel al spoedig in slaap en Iwan de Sterke, die dit wel had verwacht en wakker was gebleven, nam zijn taak over. Toen de kruik verscheen, spuugde hij erop en sloeg haar stuk.
Op het zelfde moment verscheen de zeskoppige draak boven het water en zwom naar het land. Iwan de Sterke besteeg zijn paard en reed naar het monster toe dat geweldige rookwolken uit zijn muil verspreidde. Onze held liet zich daardoor niet van de wijs brengen en sloeg met zijn strijdknots een voor een de koppen van het monster af, terwijl hij met zijn zwaard het ondier recht in zijn hart trof.
De volgende morgen toonde de held zijn broers die niets gemerkt en als ossen geslapen hadden, het in zijn bloed badende, ontzielde lichaam van de draak. "Jullie hebben het alléén aan mij te danken dat wij nog in leven zijn," stelde Iwan de Sterke vast. Zijn broers moesten hem gelijk geven en zij beloofden plechtig hem voortaan in alles te gehoorzamen.
Er verliepen vele jaren en de broers doorkruisten onmetelijke steppen en de dichte wouden van Rusland. Er viel nooit meer een kwaad woord tussen hen, integendeel, zij wisten niet hoe zij het elkaar naar de zin konden maken. Zij kwamen ook in vreemde landen, waar men talen sprak die zij niet verstonden. Met gebaren wisten zij echter altijd hun bedoelingen duidelijk te maken.
Eindelijk kwamen zij in het rijk van een koning in India. Daar zagen zij een prachtige groene weide. Zij stegen daar af, lieten hun paarden grazen en zetten hun tenten op. Deze weide behoorde tot het rechtsgebied van de koning. Deze was zeer verbolgen, toen hij hoorde dat vreemdelingen het gewaagd hadden hier zonder zijn uitdrukkelijke toestemming hun tenten te plaatsen. Hij gaf dan ook een van zijn ministers opdracht uit te vinden wat deze vreemdelingen hier te zoeken hadden. De minister ging naar de weide, maakte een buiging en vroeg: "Wie zijt gij, vreemdelingen; zijt gij prinsen, vorsten of machtige helden?"
Iwan de Sterke antwoordde: "Wij zijn alle drie helden, maar een van ons is een vorstenzoon. Wij zijn hier gekomen om voor hem de hand te vragen van de dochter van uw koning." De minister bracht de boodschap aan zijn heer over en deze vroeg aan zijn dochter of zij met een vreemde prins wilde trouwen. "Ach, nee, vader," antwoordde zij, "zo'n vreemde prins zint mij helemaal niet. Zij hebben altijd van die vreemde gewoonten en bovendien heb ik al een oogje op iemand anders laten vallen."
De boodschapper bracht het negatieve antwoord over en kreeg van Iwan de Sterke te horen: "Laat uw vorst dan een leger op ons afsturen of laat hij zich nog eens bedenken, want ik verzeker u dat er van zijn leger niet veel zal overblijven!"
De koning werd woedend bij het horen van dit bericht. Hij liet de trompetten blazen, de trommels roeren en zijn leger naar de weide oprukken. De Tsarenzoon en de Maagdenzoon zagen het leger naderen en kregen de schrik in de benen, maar Iwan de Sterke echter, die juist met een grote pollepel in de soep aan het roeren was, liep het leger tegemoet en deelde met zijn grote lepel links en rechts rake klappen uit. Elke klap was raak, want de getroffenen werden meteen in het nirwana opgenomen.
Na enige tijd waren er nog maar twee man van het hele leger over: een blinde en een kreupele, die de held opzettelijk had gespaard. Iwan de Sterke zond hen terug met de boodschap dat de koning of zijn toestemming tot het huwelijk van zijn dochter met Iwan de Tsarenzoon moest geven, of anders een tweede leger moest uitsturen dat dan hetzelfde lot te wachten stond als het eerste had ondergaan. Maar de koning beschikte niet over een tweede leger en hij smeekte zijn dochter nu haar toestemming te geven. In deze netelige situatie zat er voor haar dan ook niets anders op dan haar jawoord te geven.
De koning stuurde een rijtuig naar de vreemdelingen om hen af te halen. Hij stond zelf voor de paleispoort om hen te begroeten en noodde hen aan een weivoorziene dis waarop kostelijke spijzen, honingdranken en heerlijke wijnen stonden uitgestald. De prinses zag er allerliefst uit en viel bij de Tsarenzoon meteen in de smaak. Nadat zij iets gegeten en gedronken hadden, vroeg zij aan haar toekomstige gemaal of hij er bezwaar tegen had dat zij zich ging verkleden. De tsarevitsj vond het best, maar Iwan de Sterke kreeg argwaan en volgde haar zonder dat iemand het merkte.
Zijn vrees bleek niet ongegrond, want aan het einde van een lange gang gekomen veranderde de prinses zich in een witte duif en vloog door het geopende raam naar buiten. De held Iwan veranderde zich op zijn beurt in een valk en vloog haar na. Nadat de duif het strand van de zee had bereikt, daalde zij neer en nam weer haar eigen gedaante aan. "Grootvadertje, grootvadertje, machtige heerser van de zee," riep zij, "grootvader met je gouden haren en je zilveren baard, geef mij alsjeblieft raad! Een prins uit een vreemd land vraagt om mijn hand. Ik heb eerst geweigerd, maar toen heeft een van zijn metgezellen ons leger verslagen en nu weet ik niet meer wat ik moet doen."
De koning van de zee verscheen en sprak: "Lieve kleindochter, ik geef je drie van mijn gouden haren. Laat de prins raden uit welke wortels deze zijn gegroeid, eer je jouw toestemming geeft." De prinses wilde haar grootvader nog bedanken, doch deze was alweer onder de golven verdwenen.
De held Iwan, nog steeds in de gedaante van een valk, had het allemaal gehoord en vloog zo snel hij kon terug naar het paleis, waar hij aankwam voordat de prinses arriveerde. Hij nam weer zijn menselijke gedaante aan en vertelde de Tsarenzoon dat, wanneer de prinses hem zou vragen uit welke wortels de drie gouden haren afkomstig waren, hij moest antwoorden: "Ze zijn gegroeid uit het hoofd van jouw grootvader."
Even later kwam de prinses met het meest onschuldige gezicht ter wereld binnen. Zij was nu gekleed in een prachtige witzijden japon. "Nu, Iwan Tsarenzoon," zei zij, terwijl zij hem diep in de ogen keek, "er is nog één raadsel dat je moet oplossen alvorens ik mijn volledige toestemming tot het huwelijk geef." Zij toonde hem de drie hoofdharen en vroeg: "Uit welke wortels zijn deze gouden grassprieten ontsproten? Denk er maar rustig over na!"
De Tsarenzoon gaf haar zonder nadenken meteen het juiste antwoord. De prinses stond perplex. Nu stond niets het huwelijk meer in de weg en de volgende dag werd de bruiloft met alle oosterse pracht en praal gevierd.
Iwan de Sterke was - zoals wij gezien hebben - niet alleen iemand die over toverkunsten beschikte, hij bezat ook het tweede gezicht. Daarom wist hij welke boze plannen de prinses smeedde en welke gevaren de Tsarenzoon bedreigden. "Wanneer jouw leven je lief is," zei hij tegen zijn broer, "laat mij dan jouw plaats innemen tijdens de eerste huwelijksnacht."
De tsarevitsj die heel goed wist dat zijn broer het beste met hem voorhad en dat hij door hem van menig gevaar gered was, vond het een vreemd verzoek, maar gaf hem toch zijn toestemming.
In het duister van de slaapkamer was Iwan de Sterke niet zo goed te onderscheiden en hij wachtte zich er wel voor een woord te spreken. Wel begon hij direct te snurken. De prinses gaf haar pseudo-echtgenoot een flinke trap, en daarna nog een en nog een, maar niets hielp. Iwan snurkte zo hard dat het bed op zijn poten stond te trillen. Ten einde raad trachtte de prinses de held met een kussen te laten stikken. Daar was hij op voorbereid! Onder het bed had hij namelijk drie roeden klaargelegd: een van hout, een van koper en een van ijzer. Hij was ineens wakker en gaf de prinses er zo van langs met de houten roede dat deze ten slotte brak. Met de koperen en de ijzeren roeden ging het evenzo. De prinses zat vol blauwe plekken en begon te jammeren en te smeken dat het hartverscheurend was. Voordat Iwan haar losliet, moest zij beloven nooit meer iets kwaad tegen haar man in haar schild te voeren en hem in alles te gehoorzamen.
De volgende morgen zei Iwan de Sterke tegen Iwan de Tsarenzoon: "Ik heb jouw vrouw nu getemd en als bewijs daarvan zul je drie kapotgeslagen roeden onder je bed vinden. Leef verder in vrede en eendracht met haar en vergeet de Maagdenzoon en mij niet, wanneer je hier alleen achterblijft."
De twee broers namen afscheid en zetten hun reis voort tot zij ten slotte hun vaderland weer bereikten.
Iwan de Tsarenzoon bleef nog jarenlang in India wonen en voelde zich er zeer gelukkig. Hij keerde pas naar zijn vaderland terug, nadat hij was geroepen zijn overleden vader op te volgen.
* * *
Samenvatting
Een volksverhaal uit Rusland.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Rusland
- Verhaalsoort: volksverhaal
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 22 minuten
Thema
Populair
Verder lezen