De brandende schaapherder
In de barre winter van 1890 werkte H. uit Ede met een kameraad aan de boomplanting van de Rijksstraatweg voorbij Planken Wambuis. Op een nacht waren ze daar al om half twee met een handwagen. Voor hen uit reed een Harderwijkse visboer met zijn kar. Naar het zuiden toe was het hele terrein, nog verder dan de spoorlijn, te overzien.
Op de spoorlijn zagen zij toen een locomotief, met, naar het hun toescheen, maar één lantaarn. Dat vonden zij wel gek, maar door het gebolder van handwagen en viskar hoorden zij toch ook geen geluid. Zo naderden zij de diepe smeltwatergeul, even vóór Rijersheide, waar een grote onderdoorgang is.
Daar kwam plotseling de grote 'lamp' vlakbij, in het kreupelhout, weer te voorschijn; zij bewoog zich snel naar de ingang van de tunnel. Haastig liepen zij nu, evenals de visboer, naar de andere zijde van de straatweg, om het licht er weer uit te zien komen. Maar dat is nooit gebeurd. Ze hebben toen 's nachts niet in de tunnel gekeken, dat durfden zij pas overdag. Maar toen was er niets bijzonders te zien.
Ongetwijfeld hebben zij toen de brandende schaapherder van Wolfheze gezien. Die moet eens grenspalen verzet hebben en dat met een heiligschennende eed hebben ontkend. Als een brandende dakschoof loopt hij nu al eeuwen lang langs de weg: van de kleine grafheuvel aan het spoor, langs de grens van Ede en Arnhem, naar het Papendal.
Heelsummers weten over deze brandende schaapherder te vertellen, dat hij zijn schaapskooi in brand stak. Voor de rechter bezwoer hij echter zijn onschuld en verzekerde, dat als hij onwaarheid sprak, zijn ziel mocht blijven ronddolen als een brandende dakschoof.
Eén van de vertellers had hem zelf nooit gezien, maar zijn grootmoeder zag de schaapherder eens van zo dichtbij dat zij zelfs de halmen had kunnen onderscheiden van de schoof: ze waren geheel van vuur.
Een man uit Oosterbeek zag eens 's morgens vroeg op Wolfheze een stuk vuur dicht langs hem gaan, dat door elkaar krioelde: hij kon zich niet voorstellen wat het geweest was.
* * *
Samenvatting
Een sage over een dolende vuurgeest nabij Wolfheze. Wanneer 's nacht twee mannen langs het spoor aan het werk zijn, zien ze opeens een vreemd licht verschijnen. Ze denken eerst dat het een locomotief met maar één lamp is, maar dat is toch wel erg raar. Plots duikt het licht in een tunnel om er niet meer uit te komen. Wat hebben ze gezien?
Toelichting
Opgenomen door Sinnighe onder de titel "De brandende scheper." Dit verhaal gaat over het volksgeloof in het bestaan van vuurgeesten. Deze komen voor in de vorm van vuurmannen (zoals in dit verhaal en in De Buntermansberg te Nunspeet, of zoals Gloeiende Gerrit in het verhaal De Woeste Hoeve) of dwaallichten (zoals in Het Ruitergat). Bij vuurmannen gaat het vaak om rusteloze zielen van mensen die tijdens hun leven huizen in brand hebben gestoken of een moord hebben gepleegd.
Het verhaal gaat ook dat een boer van Planken Wambuis bij Renkum al heel lang geleden zijn boerderij in brand zou hebben gestoken en daarom nu nog altijd als brandende dakschoof over de hei zwerft. 's Avonds wordt hij gezien langs de Renkumse heide, bij de Buunderkamp, waar zijn boerderij zou hebben gestaan. Hetzelfde wordt in Heelsum verteld.
Trefwoorden
volksverhaal, schaapherder, papendal, schoof, vuurgeest, ede, gelderland, geest, streekverhaal, heelsum, renkum, vuur, wolfheze, arnhem
Basisinformatie
- Herkomst: Gelderland, Nederland
- Verhaalsoort: volksverhaal, streekverhaal
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 2 minuten
Populair
Verder lezen