De belofte
In Breukelen leefden eens een man en een vrouw die aan de armen royaal hun deel gaven. Zij waren erg gelukkig met elkaar en daarom dachten ze niet aan de dood die als een schaduw achter struiken en heggen loert om de mens onverhoeds de weg te versperren. Nooit was een van de twee ziek, en de dokter dacht als hij hun huis voorbijliep: "Slechte klanten!"
Ze stonden vroeg op en gingen vroeg naar bed. Daar blijven onze maag, hart en zenuwen gezond bij, redeneerden ze. Maar op een ochtend, terwijl hij zich aankleedde, hoorde hij haar zachtjes klagen.
"Wat is er aan de hand?" zei hij verwonderd. Ze had nog nooit geklaagd, zolang zij getrouwd waren niet. "Ik heb zo'n vreselijke pijn in mijn hoofd en in mijn zij!" - "Zal ik de dokter halen?" vroeg hij ongerust. "Nee," glimlachte ze in haar pijn, "er is hier nog nooit een dokter over de vloer geweest! 't Zal vanzelf wel overgaan."
Helaas, in de loop van de dag was het nodig dat de dokter kwam en de man zag aan zijn gezicht dat hij bezorgd was. Zelf was hij ook bang, en hij lette op de ogen van de dokter als een hond op de ogen van zijn meester, van wie hij slaag verwacht. "Het is erg," zei de man met zekerheid, toen de dokter klaar was met zijn onderzoek en de man aankeek. "Kalmte zal haar goeddoen," antwoordde de dokter. "Ik zal haar een drankje voorschrijven." - "Een drankje helpt niet tegen de dood!"
"Maak jij het haar nu niet nog moeilijker, man!" zei de dokter en hij ging weg. Er viel niets meer te doen voor de arme vrouw. Toen begaf de man zich naar het bed, waar zijn vrouw zo roerloos lag. Ze was altijd zijn beste kameraad geweest, en de gedachte dat ze moest sterven, vond hij onverdraaglijk. Ze hoorde hem niet komen. Ze leefde al in de besloten wereld van de dromers. Tussen hen die tot de dood zijn veroordeeld en de levenden loopt een grens, die slechts een enkele keer door een buitengewone genade wordt uitgewist. Op zo'n moment spreken beiden tedere woorden tegen elkaar en zijn zij elkaar het meest nabij.
De vrouw ademde kort en hijgend, en het kostte hem moeite om het drankje naar binnen te krijgen. Hij wist wel dat ze er niet beter van zou worden... maar ze zou er in elk geval rustiger van worden. Na een tijd keerden haar gedachten een ogenblik naar de gewone dingen terug, en haar blik zwierf door de kamer. Toen zag ze haar man en ze glimlachte. "Ik ga hier vandaan."
"Zeg dat niet," smeekte hij, "ik kan je niet missen. Ik heb er nooit over gedacht, dat wij elkaar ooit moesten verlaten."
"Al heb je er nooit over gedacht, het ogenblik is gekomen. En nu, voor ik weer ga slapen, moet je me iets beloven."
"Ik beloof jou de hele wereld."
"Je moet me beloven, dat je na mijn dood veel geld aan de armen zult geven."
"Dat beloof ik," zei hij, "maar je zult niet sterven."
"O jawel, ik voel de dood in me opkruipen. Daar kan ik me niet tegen verzetten." Moe sloot zij de ogen. "Ik wil weer gaan slapen en als ik niet wakker word, denk dan aan je belofte. Het geld... heeft een grote macht... als men geen liefde meer heeft... klamp je er niet aan vast!"
"Maak je niet ongerust," zei hij, "ik beloof je dat ik het geld niet zal verkiezen boven mijn belofte."
Ze sliep in, en hij ging naast haar bed zitten. Zou dit al haar laatste droom zijn? Door de ramen scheen het licht. Buiten ruisten de bladeren van de bomen. In de kamer was het stil. Slechts een enkele verdwaalde vlieg gonsde tegen de ruiten, kroop even over het glas, werd opgeschrikt door onbekende oorzaak, bromde dan opnieuw enkele seconden, en zocht tenslotte het plafond op. Het gonzen van de vlieg was het enige geluid dat de stilte verbrak.
De stilte van de dag ging over in de stilte van de avond. De man nam de lucifers van de tafel, en stak twee kaarsen aan. Een zette hij op de schoorsteen en een op de tafel. Het licht flakkerde en wierp grillige schaduwen op de muur. Toen zij zich iets oprichtte, zag hij haar beweging ternauwernood. Hij boog zich over haar heen.
"Wat wil je?" vroeg hij. "Kan ik iets voor je doen?"
Ze antwoordde dof: "Niets meer... niets... meer... alleen je belofte!"
"Sterf gerust... lieveling... ik zal mijn belofte niet breken!"
In de dagen die op haar dood volgden, voelde hij zich radeloos van verdriet. Hij herinnerde zich niets meer van wat er vroeger was gebeurd, en beleefde telkens die ene seconde dat zij gestorven was. Hoe kon hij verder leven?
Maar de bloemen bloeiden en de merel zong. De zon scheen en de regen kletterde. Geleidelijk aan heelde de tijd zijn verdriet. Soms zat hij in de kamer, zonder aan haar sterfuur te denken. De uren dat hij haar vergat, werden dagen, en de dagen weken. Wat betekende de dood van een mens eigenlijk in het licht van een eeuwigheid?
Wat zij gezegd had, en waar zij zo bang voor was geweest, gebeurde. Hij kreeg het geld lief, en hij piekerde er niet over om nog een cent weg te geven. Hij vergat zijn belofte. De geest van zijn vrouw op het kerkhof werd gekweld. Ze kon niet als de anderen rusten in vrede, zolang de man zijn belofte die hij op haar sterfbed had gedaan, niet had vervuld. Ze moest uit het graf rijzen, en ze begaf zich, een ijle schim, naar de woningen van de mensen.
De man zat eenzaam aan zijn tafel. Hij steunde het hoofd tussen beide handen. Hij keek op, en schrok... In de hoek stond de gedaante die hij zo goed had gekend. Hij dacht niet aan zijn vrouw, maar aan een boze geest die hem wilde kwellen. Hij liep op haar toe en vroeg ruw: "Wat doe je uit je graf?"
Ze antwoordde hem niet.
"Waarom zeg je niets?" Maar de geest bezat niet het vermogen om te spreken. Zwijgend, en van een groot mededogen vervuld, keek de dode vrouw naar de man die ze tijdens haar leven zoveel liefde had gegeven. Hij had een ander hart gekregen, maar hij was haar man.
Zij bleef hem enkel maar aanzien, want zij kon niets zeggen. Ze volgde hem met haar blik, waar hij ook maar ging. Hij verliet het huis, en hij meende even van haar bevrijd te zijn, maar telkens dook ze weer aan de kant van de weg op. Alle avonden kwam zij en bezocht hem in zijn eenzaamheid.
Toen herinnerde hij zich zijn belofte, en hij begreep eindelijk dat niet alleen hij, maar ook zij gekweld werd. Hij herinnerde zich hun hele leven, de dagen dat ze samen de bloeiende meidoorn hadden bewonderd, de dagen dat hij moe van het werk thuiskwam en zij glimlachend op hem had gewacht en aan de vreedzame dagen van hun ouderdom.
En toen deze beelden in zijn geest waren teruggekeerd, en hij haar liefde voor hem in zijn hart voelde, werd hij weer de oude. Voortaan gaf hij het geld dat hij zelf niet nodig had aan de armen. Sindsdien heeft hij rust gevonden, evenals de ziel van zijn vrouw.
* * *
Samenvatting
Een Utrechts volksverhaal over een goed echtpaar. De vrouw van een goed echtpaar sterft. Ze laat haar man beloven goed voor de andere mensen te blijven en veel te geven. Als hij dit na een tijdje vergeet verschijnt ze als geest net zolang tot de man zijn belofte herinnert en hem nakomt.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Utrecht, Nederland
- Verhaalsoort: volksverhaal, sage
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 9 minuten
Populair
Verder lezen