De behekste schapen
In 1845 leefde er in de buurt van Tiel een familie die veel schapen bezat. Op een dag brak er echter onder de schapen een ziekte uit en wel zo eigenaardig dat ook de veearts er geen raad mee wist. Als een schaap die ziekte kreeg dan ging het op z'n achterste zitten, draaide de voorpoten in het rond en bleef zo spelen tot het dood in het hok neerviel.
De familie, die leefde van de schapenfokkerij, had zo al heel wat schapen verloren en men was ten einde raad. De man des huizes ging op een morgen naar de markt en zei: "Ik kom niet eerder terug voordat ik raad weet."
Met gebogen hoofd liep hij die maandag over de markt en hij piekerde zich suf over die vreemde ziekte onder zijn schapen. "Wel Kobus, wat scheelt eraan?" hoorde hij opeens. "Je kijkt zo treurig. Kan ik je soms helpen?"
"Ach man," zei de schapenfokker, "of ik nu vertel wat er aan de hand is of niet; het helpt toch niet."
"Ken je me niet?" vroeg de ander.
"Nee, jij noemt mij wel bij m'n naam, maar ik ken je niet."
"Als ik je mijn naam zou noemen, dan zou je me wel kennen. Maar kom, vertel nou toch es wat er aan de hand is. Misschien kan ik je helpen."
En toen vertelde Kobus van die vreemde ziekte waarbij zijn schapen op hun achterste gingen zitten en net zo lang met de voorpoten speelden tot ze er dood bij neervielen. "Zo," zei de man, "en waar heb je die dooie schapen gelaten?"
"Nou, begraven natuurlijk. Wat moet ik er anders mee doen?"
"Ik had ze maar opgegeten als ik jou was, want die schapen waren er gezonder aan toe dan jij. Maar luister es Kobus, komt er bij jou niet iedere dag een buurvrouw die vraagt hoe het met de schapen gaat en of ze nog niet beter worden?"
"Ja man, dat mens komt iedere dag."
Toen gaf de vreemde man Kobus een goede raad. Kobus moest zo snel mogelijk naar huis toe gaan en als daar weer een dood schaap was dan moest hij het hart en de lever eruit halen en dat in een pot doen. Dan moesten de ramen en de deuren worden gesloten. Zelfs het sleutelgat moest dicht zijn. Geen gaatje mocht er open blijven.
Toen Kobus thuiskwam vertelde hij het hele verhaal aan zijn vrouw. "Stook het vuur in de haard maar goed op voor die pot," zei Kobus, "een man heeft mij gezegd dat de schapen zijn betoverd. We moeten alles goed afsluiten en dan zal de heks wel komen."
Driftig als hij was zette Kobus alvast een riek en een bijl klaar. Toen de pot echter net boven het vuur hing viel de heks op de pot en terwijl ze met beide handen op de pot sloeg zei ze: "Mijn God, Kobus, wat doe je nou?" Kobus schrok geweldig en in zijn schrik liet hij de heks ontsnappen. Kobus' schapen werden echter weer gezond en ze hebben nooit meer last gehad van die vreemde ziekte. De buurvrouw heeft hij nooit meer binnen gelaten, hoewel ze nog dikwijls langs zijn huis kwam.
* * *
Samenvatting
Een Tiels volksverhaal over een gekke schapenziekte. De schapen van een boer uit Tiel worden getroffen door een vreemde ziekte en vallen één voor één dood neer. Hij gaat naar de markt voor raad. Iemand vertelt hem dat zijn schapen behekst zijn. Om de toverkracht van de heks teniet te doen, moet hij hart en lever van een dood schaap in een pot doen...
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Gelderland, Nederland
- Verhaalsoort: volksverhaal
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 4 minuten
Thema
Populair
Verder lezen