De avonturen van de mattenvlechter
Er was eens een stad waarin niet alleen veel rijken en armen, knappe handwerkslieden en ijverige kooplui woonden, maar ook allerlei onguur gespuis. Zo is dat in de meeste steden. Maar hoe verschillend al die mensen onderling ook waren, de rijken en de armen, de heel ijverigen en zij die alleen maar konden luieren, over één ding waren zij het allen eens: rondom de stad was het niet pluis!
Het gebeurde niet zelden dat een koopman zich op weg begaf naar een dichtbij gelegen dorp en voorgoed verdween. Ook gebeurde het wel dat iemand die wat rust wilde zoeken in de vrije natuur of op weg was naar de drie en dertig tempels van de zegenrijke godin Kannon, plotseling met een bleek gezicht en wijd opengesperde ogen van de schrik, de stad weer binnen rende. Hij vluchtte bevend en zwijgend in zijn huis en niemand van de buren of kennissen kon een woord uit hem krijgen. Hij schudde alleen radeloos het hoofd, wat hen nog nieuwsgieriger maakte. Hij moest wel iets verschrikkelijks beleefd hebben, dachten ze. Als zij tegen de avond samenkwamen in de theesalons en hun pijpje rookten, verdiepten zij zich dikwijls in het raadsel buiten de stadsmuren. Wanneer een roversbende de omgeving onveilig had gemaakt, zouden zij daar zeker iets over gehoord hebben. Er was trouwens niemand bestolen. Men sprak alleen over iets vreemds, iets huiveringwekkends. En zij, die dat huiveringwekkende zelf ervaren hadden, konden er niet over vertellen. Zij waren nooit teruggekeerd!
Hoe de mensen zich ook het hoofd braken, het bleef een duistere zaak. In de loop der jaren raakte men er aan gewend dat buiten de stad spoken rondwaarden en men er beter aan deed in huis te blijven. Maar dat dit een bloeiende handel in de weg stond, is zeker.
Op een dag kwam er een mattenvlechter in de stad wonen. Een knappe handwerksman en een flinke, geestige knaap. De ganse dag liep hij langs de huizen en repareerde de matten die de kamervloer bedekten. Doch veel liever maakte hij nieuwe matten. Zodra iemand rijk geworden was en eens goed wilde pronken met een nieuw huis, liet hij de jonge mattenvlechter komen. En de jonggehuwden, die hun woning inrichtten, wisten hem ook te vinden, want niemand had zulke vaardige vingers en bracht zoveel vrolijkheid in huis! Hij kende alle nieuwe liedjes en alle ondeugende nieuwtjes. Hij bootste de beroemde toneelspelers zo goed na, dat de mensen het gevoel hadden naar de voorstelling te zijn geweest! Weldra was de mattenvlechter zo geliefd, dat hij van vroeg tot laat aan het werk was. En niet alleen in zijn eigen wijk, maar in de hele stad. Men ontbood hem zelfs in de nabij liggende dorpen.
Zo was de mattenvlechter een van de zeer weinige dapperen, die zich 's avonds buiten de veilige stad durfden wagen. Dikwijls liep hij, vrolijk zingend, met zijn rietbundel en het nodige gereedschap, door het veld naar een naburig dorp. En nooit was hem iets vreemds overkomen, waarschijnlijk omdat hij altijd zo luid aan het zingen was! Misschien ook omdat hij niets vreesde.
Waarschijnlijk hebben de mensen die praatjes verzonnen, om bij een glas rijstwijn boeiende gespreksstof te hebben, dacht hij. Het is toch vreemd dat ik nog nóóit iets bijzonders heb beleefd.
Eens kreeg hij bericht van een klant uit een ver dorp. U hebt minstens twee dagen werk, had men hem verteld. Maar hij was in de middag van de eerste dag al klaar en begon welgemoed aan de terugreis. De zon brandde meedogenloos en er dreef geen wolkje langs de hemel. De drukkende hitte had zelfs de vogels doen verstommen. Maar nog altijd liep de jonge mattenvlechter vrolijk verder. Hij verheugde zich erover dat hij zo vlug klaar was geweest.
Ik ga rechtdoor naar de schouwburg, nam hij zich voor. Ik ben er in zo lang niet geweest! En misschien kan ik daarna nog een glaasje rijstwijn drinken met de buren.
Hij was zo in gedachten verzonken, dat hij niet gemerkt had dat donkere wolken de hemel bedekten en plotseling werd het zo duister dat hij geen hand voor ogen kon zien!
Er komt natuurlijk onweer, dacht hij. Geen wonder, bij deze hitte! Als ik nu maar op tijd in de stad ben... En hij liep zo snel mogelijk verder. Maar wat was dat? In plaats van de bekende weg rees er plotseling een donker bos voor hem op. De duisternis werd nog dieper en een beklemmende stilte heerste onder de bomen.
Heb ik mij vergist? Het is zo vreemd hier! De mattenvlechter aarzelde. Hij liep een eindje in een andere richting, ging terug, nam weer een ander pad... maar de goede weg kon hij niet meer vinden. Plotseling leek het hem of in de verte een helder licht brandde. Daar ga ik heen, dan kan ik tenminste ontdekken waar ik ben, mompelde hij. En zo vlug mogelijk liep hij in die richting. Even later stond hij voor een kleine tempel. Hoewel hij meende een zachte stem te horen, kreeg hij geen antwoord op zijn roepen. Daarom opende hij zelf de deur.
Midden in de kamer zat een oude, kaalgeschoren non, met het gebedenboek voor zich op een lessenaar. Zij had hem blijkbaar niet opgemerkt, want ze draaide zich niet om toen hij binnentrad. De mattenvlechter wachtte een poosje en kuchte toen verlegen.
"Het spijt me dat ik u stoor. Ik was juist op weg naar de stad toen het begon te onweren. Het werd zó donker, dat ik verdwaald ben. Mag ik hier even wachten, tot het onweer voorbij is en het buiten lichter wordt?"
De non knikte toestemmend en de jongen trok zijn sandalen uit en ging de kamer binnen, zijn rietbundel nog onder z'n arm.
Hij ging in de hoek op een matje zitten. Het was zo stil, dat de beklemming die zich in het bos van hem meester maakte, weer over hem kwam. In de duistere hoeken van de tempel dreigde iets vreemds, iets beangstigends.
De non murmelde zachtjes haar gebeden. De mattenvlechter draaide zich om. Hij zou graag wat met haar gepraat hebben, om zo de onrust uit zijn hart te verdrijven. Maar de non had al haar aandacht bij het gebedenboek. Daarom haalde hij zijn pijp maar te voorschijn en begon te roken. Als je met iets bezig bent, wordt je stemming vanzelf vrolijker, dacht hij. En daar hij niet oppaste, viel er een beetje gloeiende as uit zijn pijp op de mat.
De non zond hem een woedende blik toe.
"Vergeef me," stamelde de jonge mattenvlechter en hij klopte zorgvuldig de as van de mat. "Het komt door dat verschrikkelijke onweer. Je wordt er onrustig van en past dan niet genoeg op... Maar weest u niet bang, het zal niet weer gebeuren!"
Hij zat nu rustig op zijn mat en trok voorzichtig aan zijn pijp. Maar die was spoedig uitgebrand en er viel nog steeds geen druppel regen. Buiten heerste nog altijd een diepe duisternis. Hij keek om zich heen of er niets voor hem te doen viel. En daarbij viel zijn oog op de mat, die aan één kant lelijk gerafeld was.
Die kan ik mooi repareren, dacht hij. De non zal mij dankbaar wezen en de tijd gaat vlugger voorbij. Hij nam zijn gereedschap, greep het bosje draden, trok er één uit en begon te werken. Op dat ogenblik zweeg de non en keek hem boos aan.
"Laat u niet storen," zei de man vlug. "Ik zit niet graag werkloos te kijken. En nu ik hier toch wachten moet, kan ik immers mooi die kapotte mat herstellen!"
De non wierp hem een duistere blik toe, maar antwoordde niet. Opnieuw begon zij haar gebeden te lezen. De mattenvlechter schoot flink op. Hij pakte het bosje draden dat uit de mat hing en trok het er af. Op het zelfde ogenblik schudde de hele tempel op zijn grondvesten. En de non riep huilend: "O, het is verschrikkelijk, verschrikkelijk!"
"U hoeft niet zo bang te zijn," stelde de jongen haar gerust. "Dat komt door de storm, het is bar weer! Hoort u die donderslagen? Maar deze tempel kan wel tegen een stootje. Maak u maar geen zorgen."
Toen de non haar kalmte had teruggekregen, keek de jonge mattenvlechter naar het bosje dat hij in zijn hand hield - en schrok hevig. Het drong ineens tot hem door dat die praatjes in de stad toch niet allemaal verzonnen waren. Het was een bosje lange, zwarte haren met witte punten!
"Dat bevalt mij niet," mompelde hij. "Het is dassenhaar en hoe komt dat in die mat?" Snel trok hij uit zijn tas een lange sterke zadelnaald, hief zijn arm omhoog en dreef toen de naald met al zijn kracht in de mat. Hij ging er dwars doorheen en tegelijkertijd klonk er een luid geschreeuw! De tempel en de non waren verdwenen en de mattenvlechter zat op het veld, met blote voeten en de lange naald nog in zijn hand. De zon brandde en aan de hemel was niet het kleinste wolkje te zien. Verwonderd keek de jongen om zich heen. Doch in plaats van de tempel zag hij een grote bloedplas, waaruit hij een lang spoor kon volgen tot aan een hol. Voor de ingang van het hol lag een dode das!
"Aha, dat was het spook, dat de hele omgeving onveilig maakte," riep de jonge mattenvlechter uit. "Dan zijn het toch geen praatjes geweest."
Nu pas begreep hij aan welk gevaar hij ontkomen was.
Sindsdien is het weer veilig rondom de stad. De mensen kunnen rustig hun werk en plezier buiten de muren zoeken. In plaats van 's avonds thuis te blijven, trekken zij er nu zóveel op uit, dat het lijkt of zij al die jaren willen inhalen. En in de dorpen zegt men: "Nergens heeft men zo weinig zitvlees als in de stad van de spoken!"
* * *
Samenvatting
Een Japans griezelverhaal over de stad van de spoken. In een stad waarvan bekend is dat het er in de omgeving spookt, woont een vrolijke en onverschrokken mattenvlechter. Wanneer hij op een zonnige dag terugkeert naar huis, komt hij midden in een onweersbui terecht en schuilt hij in een tempel waar een non rustig zit te bidden. Of althans dat denkt hij...
Trefwoorden
non, onweer, vlechten, japan, toverkunst, griezelverhaal, das, mat, bos, spook, schuilen, spoken, zomerverhaal, spookverhaal, volksverhaal, mattenvlechter
Basisinformatie
- Herkomst: Japan
- Verhaalsoort: griezelverhaal, spookverhaal, volksverhaal, zomerverhaal
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 12 minuten
Thema
Bron
"Japanse sprookjes" bewerkt door Marijke van Raephorst. Uitgeverij N. Kluwer, Deventer, 1971.
Populair
Verder lezen