De ambtenaar die in een vis veranderde
Een zekere Xue Wei werd in het eerste jaar van de regeringsperiode Qianyuan (758-759) benoemd tot hoofdadministrateur van het district Qingcheng in de prefectuur Shuzhou. In de herfst van dat jaar werd Wei ziek en na zeven dagen was hij opeens levenloos, alsof hij was heengegaan. Hoe vaak men ook riep, hij reageerde niet, maar zijn hart bleef enigszins warm zodat zijn huisgenoten het niet konden verdragen hem te begraven en ze bleven bij hem waken.
Na twintig dagen slaakte hij plotseling een diepe zucht, ging overeind zitten en zei tegen hen: "Hoeveel dagen zijn er in de wereld der mensen verstreken?" Op het antwoord: "Al twintig," zei hij: "Ga eens kijken of mijn collega's gefrituurde visfilets zitten te eten. Vertel hun dat ik weer tot leven ben gekomen en iets bijzonder vreemds heb meegemaakt en vraag hun de eetstokjes neer te leggen om te komen luisteren."
Een knecht ging hollend de overige ambtenaren zoeken die inderdaad juist visfilets zouden gaan eten. Hij lichtte hen vervolgens in, waarop zij hun maaltijd onderbraken en met hem meekwamen. Wei vroeg: "Had u de knecht van de belastingadministratie Zhang Bi bevolen een vis te halen?" Op hun bevestigend antwoord zei hij tegen Bi: "De visser Zhao Gan verborg die kolossale karper en wilde met kleine vissen aan zijn verplichtingen voldoen. Jij hebt tussen het riet die verborgen vis gevonden en die meegenomen. Toen jij het ambtsgebouw binnenging zat een klerk van de belastingadministratie aan de oostzijde van de poort, terwijl een klerk van de politie aan de westzijde van de poort zat, ze waren go aan het spelen. Toen je op de binnenplaats kwam, zaten Zou en Lei juist te eten terwijl Pei een perzik at. Toen je vertelde dat Gan die kolossale vis verborgen had willen houden gaf Pei bevel Gan af te laten ranselen. Nadat jij de vis had overgedragen aan de kok Wang Shiliang slachtte die hem verheugd. Klopt dit alles?"
Het klopte en men vroeg: "Hoe wist u dat?"
Hij antwoordde: "Die zoëven geslachte karper, dat was ik!"
Geschrokken zei men: "Vertel ons hoe dat gebeurde!"
Wei zei: "Uitgeput door mijn ziekte had ik eerst zo'n last van de hitte dat het bijna ondraaglijk was. Opeens kreeg ik het zo benauwd dat ik vergat dat ik ziek was, en om de hitte te ontvluchten liep ik naar buiten, zonder te beseffen dat het een droom was. Toen ik buiten de stad was aangekomen, voelde ik me vrolijk en blij als een vogel in een kooi en een dier achter tralies die zijn ontsnapt - niemand was zo vrolijk en blij als ik. Geleidelijk kwam ik in de heuvels, maar van het lopen in de heuvels kreeg ik het nog benauwder, zodat ik vervolgens afdaalde om langs de rivier te zwerven. Ik zag hoe lieflijk de najaarskleuren waren en hoe diep en stil de kolk in de rivier was - door de lichtste rimpeling werd het water zelfs niet beroerd en als een spiegel omvatte het de verste luchten. Opeens had ik zin me te baden en ik trok op de oever mijn kleren uit en sprong erin! Van jongs af aan was ik met het water vertrouwd, maar sinds ik volwassen was had ik er nooit meer in gespeeld. Bij die gelegenheid liet ik me volledig gaan, zodat ik een langgekoesterd verlangen bevredigde en ik dacht: Een mens zwemt niet zo lekker als een vis. Zou ik niet tijdelijk vis kunnen zijn om vrijuit door het water te kunnen schieten? Naast me verscheen een vis en die zei: "Dat is eenvoudig. Ik zal het voor u gaan regelen." Hij verdween en even later verscheen er een man met het hoofd van een vis, rijdend op een dolfijn en omringd door enige tientallen vissen. Hij las een proclamatie van de Heer van de Rivier voor die luidde:
"Boven water en onder water: gescheiden zijn de wegen van hen die door stromen zwerven, zodat de mens niet bekwaam is de golven te doorklieven tenzij hij dat heel graag doet. Xue Wei houdt van zwemmen door diepe wateren en verlangt naar de rust van ongebondenheid. Uit vreugde over het onafzienbare oppervlak voelt hij zich bevrijd in de klare rivier. Voor een korte tijd zal hij een vis zijn, het is niet zo dat hij dat voor eens en voor al zal zijn. Tijdelijk mag hij in de Oosterkolk verblijven als een rode karper. Ach! Wie door zich te verlaten op hoge golven schepen doet vergaan, begaat in duisternis een misdrijf; wie onkundig van de fijne haak het aas begeert wordt in het licht gekwetst. Verspeel toch niet, tot schande van soortgenoten, het leven! Getroost je moeite!"
Toen ik, na dit gehoord te hebben, naar mezelf keek stak ik al in een vissekleed. Daarop zwom ik naar hartelust en ik kwam waarheen ik ook maar wilde. Boven de golven of op de bodem, overal voelde ik me volkomen op mijn gemak en de drie rivieren en vijf meren heb ik bijna volledig doorsprongen. Maar het mij aangewezen verblijf was de Oosterkolk en elke avond keerde ik daarheen terug.
Opeens had ik een geweldige honger maar nergens kon ik iets te eten vinden. Toen ik langs een boot zwom, zag ik plotseling het haakje hangen van Zhoa Gan met zijn heerlijk riekende aas. Me welbewust van het gebod had ik, voor ik het zelf besefte, er toch al de mond aangezet maar ik bedacht: Ik ben een mens die voor een poosje een vis is. En dan zal ik, omdat ik niets te eten kan vinden, een haak inslikken? Ik versmaadde het aas en ging weg. Maar even later werd de honger nog erger en ik dacht bij mijzelf: Ik ben een ambtenaar die als spel in een vissekleed steekt. Gesteld al dat ik de haak zou inslikken, dan zou Zhao Gan me toch zeker niet doden, maar me vast terugbrengen naar het ambtsgebouw. Daarop slikte ik het aas in. Zhao Gan nam het snoer in zodat hij me ophaalde. Toen zijn hand me naderde riep ik herhaaldelijk tegen hem, maar hij luisterde niet en reeg een touwtje door mijn wangen, waarmee hij me vastbond tussen het riet. Later kwam Zhang Bi die zei: "Overste Pei wil een vis kopen, maar het moet een grote zijn."
Gan zei: "Ik heb nog geen grote vis gevangen maar ik heb wel ruim tien pond kleine vis."
Bi zei: "Ik heb opdracht gekregen een grote vis te halen. Wat heb ik aan die kleintjes?" Daarop ging hij zelf zoeken tussen het riet, vond mij en nam me mee. Ik zei tegen Bi: "Ik ben jouw meerdere, de hoofdadministrateur, maar in de hoedanigheid van een vis zwom ik in de rivier. Hoe bestaat het dat je niet voor mij neerknielt?" Hij luisterde niet en met mij in de hand liep hij door. Ik bleef schelden en razen maar Bi sloeg er geen acht op. Toen we de poort van het ambtsgebouw binnengingen zag ik klerken go zitten spelen. Met luide stem riep ik hen toe, maar niets of niemand reageerde. Ze lachten slechts en zeiden: "Wel allemachtig, die vis weegt wel meer dan vier pond!" Toen we daarna op de binnenplaats kwamen, waren Zou en Lei juist aan het eten terwijl Pei een perzik at. U was verheugd over de grootte van de vis en beval Bi direct naar de keuken te gaan. Bi vertelde dat Gan de kolossale vis verborgen had willen houden om met kleintjes aan zijn verplichtingen te voldoen en Pei zei woedend hem af te laten ranselen. Ik schreeuwde tot u allen: "Ik ben uw collega! Ik werd gevangen en jullie laten me niet gaan, maar willen dat ik direct geslacht word - dat is onmenselijk!"
Luid schreeuwend weende ik, maar u drieën bekommerde er zich niet om en liet me overdragen aan de vis-kok. Die Wang Shiliang had een blinkend mes in zijn handen en verheugd wierp hij mij op zijn tafel. Weer schreeuwde ik: "Wang Shiliang, jij bent de vis-kok die ik steeds bestel, waarom slacht je mij? Waarom breng je mij niet bij de heren om hen in te lichten?"
Shiliang leek het niet te horen, hij drukte me bij mijn nek neer op het hakblok en sloeg mijn hoofd eraf. Op het moment dat dat daar viel, kwam ik hier tot bewustzijn en vervolgens liet ik u roepen."
Alle heren stonden stomverbaasd en hun hart werd vervuld van liefde en mededogen. Welnu, toen Zhao Gan hem ving, Zhang Bi hem meenam, de klerken go speelden, de drie heren boven aan de treden stonden en Wang Shiliang hem zou slachten, hadden zij wel zijn mond zien bewegen, maar niemand had iets gehoord. De drie heren lieten daarop de gefrituurde visfilets wegwerpen en aten dat gerecht van hun levensdagen nooit weer. Wei was vanaf dat moment hersteld.
(Later bracht hij het tot assistent-magistraat van het district Huayang, in welke functie hij overleed.)
* * *
Samenvatting
Xue Wei. Een Chinese ambtenaar wordt ernstig ziek. Wanneer hij verkoeling zoekt in het water, verandert hij in een reusachtige karper. Deze vis wordt gevangen, geslacht en opgediend. Als later de man genezen is, blijkt het een droom, maar wel een die akelig dicht bij de waarheid komt.
Toelichting
In het traditionele China werd algemeen geloofd dat de ziel tijdelijk, tijdens slaap, bewusteloosheid en schijndood, het lichaam kon verlaten. Zo'n 'uitgetreden ziel' kan in eigen gedaante allerlei avonturen beleven in deze wereld, maar ook een bezoek brengen aan de andere wereld (om bijvoorbeeld na terugkeer een volledig verslag uit te brengen van de hellestraffen). De uitgetreden ziel kan ook bezit nemen van een ander lichaam, bijvoorbeeld dat van een dier, en in die gedaante van alles beleven.
Het verhaal van Xue Wei die verandert in een vis en bijna door zijn eigen vrienden wordt verorberd, is geschreven tegen de achtergrond van de boeddhistische reïncarnatieleer in China, volgens welke de mens na zijn dood al naar gelang zijn karma wordt herboren als spook, dier, vrouw, man of god, en die aanspoort tot vegetarisme.
Het verhaal van Xue Wei is afkomstig uit de 'Duistere wonderen, een voortzetting' (Xu xuanguai lu), een bundel wonderverhalen en sprookjes uit de vroege negende eeuw, samengesteld door een zekere Li Fuyan.
Trefwoorden
china, karper, vissen, ambtenaar, wondersprookje, gedaanteverandering, schijndood, mens in diergedaante, volksverhaal
Basisinformatie
- Herkomst: China
- Verhaalsoort: volksverhaal, sprookje, wondersprookje
- Religie: boeddhisme
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 11 minuten
Thema
Populair
Verder lezen