Corvetto
Er bevond zich eens in dienst van de koning van Fiumelargo een rechtschapen jongen, genaamd Corvetto, die om zijn goede gedrag door zijn vorst bemind en om dezelfde reden door alle hovelingen gehaat en slecht verdragen werd. Vleermuizen van onverstand als zij waren konden zij niet de glans van Corvetto's deugd zien, die tegen contante betaling van goede daden zich de gunst van zijn heer kocht.
De gunsten, welke de koning hem rijkelijk schonk, waren een doorn in het oog van die lieden, die barstten van nijd; en dit was zo erg het geval, dat zij in alle hoekjes van het paleis en op elk uur van de dag niet anders deden dan morren, fluisteren, kwaadspreken, roddelen, mopperen en lelijke gezichten trekken achter de rug van die ongelukkige jongeman.
Ze zeiden: "Wat voor toverkunst heeft die kaffer met de koning uitgehaald, dat deze hem zo graag mag? Wat voor gelukzak is die vent, dat er geen dag voorbij gaat, of hij krijgt er een gunstbewijs bij? En wij gaan maar aldoor achteruit, zoals wie aan het touw trekken, en aldoor boeten wij er in aanzien bij in! En toch dienen wij de koning als trouwe honden; en toch zweten wij als grondwerkers en rennen als damherten, om in de puntjes te doen wat de koning wil. Werkelijk, je moet wel onder een gelukkig gesternte geboren zijn, en wie geen geluk heeft moet maar in zee springen. Kort en goed, hij kan barsten!"
Deze en nog andere woorden verlieten de boog van hun mond en waren gelijk giftige pijlen, die op de schijf van Corvetto's ondergang afvlogen. Ongelukkig hij, die veroordeeld wordt tot de hel van het hof, waar ze vleierij bij bosjes verkopen, waar kwade diensten bij schepels afgemeten worden en men verraad bij een paar honderd ponden tegelijk afweegt! Wie kan vertellen hoeveel komkommerschillen ze hem wel voor de voeten legden om hem te laten uitglijden? Wie kan alle zeep van valsheid beschrijven, welke zij op de trap van 's konings oren smeerden met de bedoeling, dat de arme jongeling zou tuimelen en zijn nek breken? Wie kan vertellen, hoeveel kuilen van bedrog er gegraven werden in de hersens van hun heer en bedekt met de takken van ijver, om hem er tot op de bodem in te laten vallen?
Corvetto echter bezat toverkracht en zag de valstrikken; hij ontdekte de hinderlagen en kende alle kluwens en bemerkte alle verwikkelingen, lagen, vallen, klemmen, intriges en streken van de tegenstanders; en hij hield steeds de oren gespitst en de ogen flink open om niet de draad kwijt te raken, wel wetende, dat de fortuin van hovelingen zeer broos is. Doch hoe meer deze jongeling voortging op te klimmen, des te dieper zonken de anderen, die tenslotte niet meer wisten, hoe hem weg te krijgen, omdat al hun kwaadsprekerij geen geloof vond; en daarom vatten zij het plan op, hem langs de weg van de loftuitingen tot een afgrond te leiden en hem daar in te duwen (een kunstgreep, die in de hel uitgevonden is en aan het hof geperfectioneerd). En dit probeerden zij op de manier, welke ik nu ga vertellen.
Op tien mijl afstand van Schotland, waar deze koning zijn troon had staan, woonde een reus, de afzichtelijkste en wildste, die er ooit in de reuzenwereld bestond. Achtervolgd door de koning had hij zich verschanst in een bos op een berg, dat zo dicht begroeid was, dat er zelfs geen vogels vlogen, en zo verward, dat men er nooit het gezicht van de zon te zien kreeg. Deze reus had een prachtig paard, dat uitgeschilderd scheen, en waaraan behalve andere schoonheden ook niet de spraak ontbrak, want door toverkracht kon het spreken als wij.
Nu schaarden zich de hovelingen, die wisten hoe slecht de reus was, hoe ruig het bos en hoe hoog de berg en hoe moeilijk het paard gevangen kon worden, zich rond hun koning en vertelden hem haarfijn alle voortreffelijke eigenschappen van dit dier en zeiden, dat het iets was, de koning waardig, en dat hij daarom langs elke weg en op iedere manier moest zorgen, het los te krijgen uit de klauwen van de reus, en dat Corvetto deze onderneming op zich zou kunnen nemen, als zijnde ervaren en in staat, om zijn vingers niet te branden. De koning, die niet wist, dat onder de bloemen van deze woorden een slang lag, liet aanstonds Corvetto bij zich komen en sprak tegen hem: "Als jij mij graag mag, zie dan tot elke prijs het paard van de reus, mijn vijand, te krijgen; want als jij mij deze dienst bewijst, zul je je gelukkig kunnen noemen en getroost!" Ofschoon Corvetto wist, dat deze trommel geroerd was door wie hem kwaad wilden, begaf hij zich toch, om de koning te gehoorzamen, naar de berg en hij drong sluipend door tot de stal van de reus, zadelde het paard, besteeg het met de voeten stevig in de stijgbeugel en reed de deur uit. Toen het paard bemerkte, dat het de sporen kreeg, om het paleis te verlaten, hinnikte het luid: "Opgepast, want Corvetto brengt me weg!"
Op deze kreet kwam de reus met alle dieren, die hem dienden, aanlopen, en hier zag je een meerkat, daar een beer, aan deze kant een leeuw, aan die kant een wolf, en ginds een weerwolf, om hem aan stukken te scheuren. Doch de jongeman wist zich door flinke rukken aan de teugel van de berg te verwijderen en galoppeerde naar de stad en bereikte het hof.
Toen hij daar het paard liet zien, omarmde hem de koning met groter innigheid dan wanneer hij zijn zoon geweest was, en hij stak zijn hand in zijn beurs en vulde Corvetto's handen met geldstukken. Dit was een mooie garnering van woede aan het kleed van de nijd van de hovelingen; en waar deze zich eerst nog maar een beetje opgeblazen hadden, barstten zij nu bijkans, werden zij met een blaasbalg opgeblazen, toen zij zagen, dat de houwelen, waarmee zij dachten het gunstige lot van Corvetto te slopen, juist dienden, om zijn weggetje naar nog groter voordeel te effenen.
Toch wilden zij voor de tweede keer hun geluk beproeven, daar zij wisten, dat een vestingmuur niet bij de eerste stoot van een oorlogsmachine bezwijkt, en daarom zeiden zij tegen de koning: "Gelukgewenst met het mooie paard, dat werkelijk uw koninklijke stal eer zal aandoen! Als u nu ook nog de sprei van het bed van de reus had, zou uw faam over alle jaarmarkten verbreid raken! En niemand anders kan uw schatten met deze rijkdom vermeerderen behalve Corvetto, wiens hand nu precies gemaakt is voor dergelijk soort karweitjes!"
De koning, die voor ieder plannetje te vinden was en van die vruchten, bitter van binnen maar van buiten met suiker bestrooid, alleen de schil at, riep Corvetto bij zich en verzocht hem, de sprei van de reus voor hem te halen. En Corvetto antwoordde niets, maar in vier-vijf sprongen was hij op de berg van de reus, en toen hij ongezien in zijn slaapkamer binnengedrongen was, verborg hij zich onder het bed en wachtte ineengedoken tot het uur, waarop de nacht aan de hemel een carnavalskrant maakte om de sterren te laten lachen. En nadat de reus en zijn vrouw naar bed waren gegaan, pakte hij heel zachtjes de sprei uit de kamer weg en toen hij ook nog het dek wilde wegnemen, begon hij het voorzichtig van het bed te trekken.
De reus werd wakker en zei tegen zijn vrouw, dat zij niet zo trekken moest, omdat zij hem helemaal zonder dek liet en zij hem op die manier buikpijn zou bezorgen. "Wel nee, vent," antwoordde de reuzin, "jij haalt het van mij weg, want ik heb nu niets meer over!"
"Wat duivel, waar is het dek gebleven!" riep de reus weer uit en hij zocht met zijn hand naar de grond en raakte het gezicht van Corvetto aan.
"De duivel, de duivel!" begon hij toen te schreeuwen, "mensen, help, kaarsen, gauw wat, help!" Op deze kreten kwam het gehele huis in rep en roer. Doch Corvetto, die het goed uit het raam gegooid had, liet er zich boven op vallen; hij maakte er een keurig pak van en draafde er mee naar de stad.
En het is niet te vertellen, hoe de koning hem liefkoosde en wat een spijt de hovelingen hadden, die haast barstten van afgunst. Met dat al bedachten zij toch, hoe ze Corvetto met het restje van hun schelmenstreken op zijn huid konden geven. De koning was heel blij, dat hij dit fraaie beddengoed bezat, dat behalve dat het van zijde was, meer dan duizend verschillende grapjes en mooie gedachten met goud er op geborduurd droeg; en onder andere een haantje, dat naar de opkomende zon stond te kraaien, met een spreuk in het Toscaans: "De morgenstond heeft goud in de mond," en zo ook een verwelkt bloempje bij een ondergaande zon met een motto, eveneens in het Toscaans: "Vergeet mij niet," en vele, vele andere, maar ik kan ze mij niet alle herinneren en het zou te veel tijd nemen, ze allemaal aan u te vertellen.
Toen de hovelingen dus de koning zo blij en in zijn uitgelaten stemming aantroffen, zeiden zij tegen hem: "Corvetto heeft al zoveel schoons in uw dienst volbracht, dat het voor hem een kleinigheid moet zijn om u dit buitengewoon pleziertje te doen, u het paleis zelf van de reus te verschaffen, dat een waardige woonstee voor een keizer is, ja, en dat zo'n onmetelijk aantal vertrekken heeft, dat er een heel leger in kan verblijven. Het zou u niet lukken, u in te denken hoeveel binnenplaatsen het wel heeft, hoeveel gaanderijen, hoeveel loggia's, terrassen, wenteltrappen en in tufsteen opgetrokken schoorstenen, welke zoveel architectonische waarde hebben, dat de kunst er zich op laat voorstaan, de natuur overwonnen terugtreedt en de verbazing er in weelde baadt!"
De koning, die zich gemakkelijk iets liet wijsmaken, uitte tegenover Corvetto het verlangen, dat in hem gekomen was naar het paleis van de reus, en dat die bij de vele pleziertjes, welke hij hem reeds gedaan had, deze voegen zou; want hij zou hem dan met het houtskool van de verplichting noteren in de herberg van de memorie. En Corvetto, die alles deed, wat men hem vroeg en dat met een verbluffende snelheid, pakte dadelijk de benen op en kwam bij het paleis van de reus.
De reuzin had het levenslicht geschonken aan een flink reusje; en haar man was uitgegaan, om de familie te inviteren, terwijl de kraamvrouw uit bed opgestaan was en het druk had, het maal te bereiden. Corvetto kwam met een zorgelijk gezicht binnen en zei: "Dag, grote vrouw! Schone meesteres, waarom ruïneert u zo uw gezondheid? Gisteren hebt u een kindje gekregen en nu spant u u zo in en hebt geen medelijden met uw lichaam."
"Wat moet ik anders doen?" antwoordde de reuzin, "als ik niemand heb, die mij helpt?"
"Ik ben hier," repliceerde Corvetto, "om u met trappen en bijten te helpen!"
"Wees welkom," zei de reuzin, "en nu jij je toch zo vriendelijk aangeboden hebt, toe, wil jij even vier stukjes hout voor me kloven?"
"Graag," antwoordde weer Corvetto, "als vier niet genoeg zijn, mogen het er ook wel vijf wezen?"
En bij die woorden nam hij een pas geslepen bijl en in plaats van deze op het hout te laten neerkomen, deed hij het op de nek van de reuzin en hij liet haar op de grond ploffen als een peer. Daarna holde hij naar de ingang voor de deur, groef er een diepe kuil, bedekte deze met takken en aarde en bleef achter de deur spieden. En toen hij de reus met zijn familie zag aankomen, schreeuwde hij van de binnenplaats: Opgelet nu! Leve de koning van Fiumelargo!"
De reus stortte zich, toen hij deze uitdaging hoorde, als de bliksem naar Corvetto toe, om pap van hem te maken. Hij holde door de zuilengang en wilde binnengaan, toen hij en alle familie hun voeten op de kuil zetten en zij in de diepte rolden, waar Corvetto er met steenworpen een pannenkoek van maakte. Vervolgens sloot deze de deur en bracht er de sleutel van naar de koning.
Toen de vorst zag, hoe dapper en flink de jongeman zich gedragen had ondanks het lot, alle nijd ten spijt en tot groot verdriet van de hovelingen, gaf hij hem zijn dochter tot vrouw. Zo werden voor Corvetto de balken, hem door afgunst in de weg gelegd, handige rollen, om de bark van zijn leven te water te laten in de zee van aanzien. En zijn vijanden, beschaamd en van afgunst vergaan werden gedwongen om zonder licht naar bed te gaan. Want de verdiende straf voor bedreven kwaad laat soms wel op zich wachten, maar kan toch tenslotte nooit uitblijven!
* * *
Samenvatting
Een Italiaans sprookje over een reus en jaloerse hovelingen. De hovelingen zijn jaloers op een jongen, die bij de koning in de gunst staat. Ze verzinnen onmogelijke opdrachten om van hem af te komen. Hij brengt ze echter allemaal tot een goed einde, wat tot een averechts effect leidt: de hovelingen worden alleen maar afgunstiger en de jongen mag met de prinses trouwen.
Toelichting
Uit de Pentamerone (Lo cunto de li cunti overo lo trattenemiento de peccerille - Het sprookje der sprookjes, of Vermaak voor de kleinen) van Giambattista Basile (Derde dag, zevende sprookje).
Trefwoorden
sprei, koning, hof, hoveling, afgunst, jaloezie, reus, volkssprookje, italië, giambattista basile, sprekend paard, paard, deugd, toverkunst, opdrachten, paleis
Basisinformatie
- Origineel: Corvetto
- Herkomst: Italië
- Verhaalsoort: sprookje, volkssprookje
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 15 minuten
Thema
Populair
Verder lezen