zaterdag 21 december 2024

Volksverhalen Almanak


Baas boven Baas


Kodyo was een man die dacht dat hij geweldig was. "Ik ben Baas boven Baas," zo stelde hij zichzelf altijd voor. Niemand was aantrekkelijker dan hij, niemand was sterker, niemand kon werken zoals hij. Dat dacht hij niet alleen, hij zei het ook elke dag tegen iedereen die hij tegenkwam, totdat zijn vrouw ervan verveelde.
Op een dag speelde Kodyo Baas boven Baas op zijn hoorn toen een andere hoorn klonk. "Hoor je dat? Die hoorn zingt dat hij geweldig is. Jij bent niet de enige..." zei zijn vrouw.
"Welles," zei Baas boven Baas Kodyo.
"Je hoort die andere hoorn toch wel? Ik zou maar eens gaan kijken," zei zijn vrouw, die vond dat hij maar eens de wijde wereld in moest om zijn geweldige eigenschappen met die van anderen te vergelijken.
"Het is goed," zei Baas boven Baas Kodyo en hij ging op weg. Hij liep en hij liep en hij liep, maar die andere hoorn hoorde hij niet meer. Wel zag hij in de verte een beetje rook. Hij wandelde door en de rookwolk werd groter en groter, totdat hij bij een enorm vuur kwam waarbij een moedertje zat.
"Dag moedertje," zei Baas boven Baas Kodyo.
"Dag meneer."
"Ik ben Baas boven Baas Kodyo."
"Wat zegt u?"
"Ik ben Baas boven Baas Kodyo. Zo geweldig als ik ben, is niemand."
Het moedertje kreeg een lachbui. "U bent een grappenmaker," zei zij.
Voordat hij kon antwoorden dat hij echt de aantrekkelijkste en sterkste man van de wereld was, hoorde hij een oorverdovend lawaai alsof een verschrikkelijk onweer losbarstte: Bing! Bang!
Kodyo Baas boven Baas schrok: "Wat is dat?"
"Dat zullen mijn zonen zijn. Ze wilden vanmorgen naar Nickerie wandelen om een beetje te gaan jagen. Het wordt tijd dat ze terugkomen."
Baas boven Baas Kodyo keek haar ongelovig aan. Nickerie was driehonderd kilometer hiervandaan! En die zonen zouden nu al terug zijn? Het moedertje zei: "Ga nu liever weg, want als mijn zonen je zien, zullen ze je willen opeten."
"Mag ik alsjeblieft blijven," smeekte Baas boven Baas Kodyo. Hij wilde die zonen weleens zien.
"Vooruit dan maar," zei het moedertje, "het is trouwens toch al te laat, daar zijn ze al. Welkom thuis, Goed, Beter, Best."
Baas boven Baas Kodyo keek verbaasd naar de lucht. Het was toch al avond, hoe kon de zon dan nog zo fel schijnen? Maar nee, het was de zon met, het was de zoon die zijn moeder Goed noemde, die zo mooi was dat je ogen er pijn van deden. Het leek zelfs alsof de zon en de maan tegelijk aan het schijnen waren. En hij, Kodyo, had altijd gedacht dat er geen aantrekkelijker man was dan hijzelf. En groot dat die mannen waren! Kodyo schatte dat zoon Goed tien meter lang was, zoon Beter was zeker twaalf meter en zoon Best haalde de vijftien meter wel.
"Goede jacht gehad?" vroeg hun moeder.
"Kon beter," zei zoon Beter terwijl hij vier olifanten aan haar voeten legde. "Hij heeft er zeven," wees hij naar zijn broer Best, die zeven olifanten op zijn rechterschouder droeg.
"Dat is toch niet slecht," zei het moedertje, "al had ik wel wat tijgers gewild of tapirs."
"Daar heb je niets aan, aan die kleine beesten," zei Best.
"Gisteren heb ik nog dertig tapirs voor u meegebracht," mompelde Beter verongelijkt.
"En vijfenveertig pakira-zwijnen, vijftig pingo-varkens, dertig herten, honderdvijftig hazen en tweehonderd konijnen," voegde Goed eraan toe. "Maar vandaag hebben we vijfhonderd ganzen extra voor u, plus duizend eenden."
"Wat ruik ik toch?" vroeg Beter.
"Dat zie je toch," zei Goed, "daar staat een jongen."
"Ha, een lekker snoepje," zei Best.
"Je bent niet goed in je hoofd," zei het moedertje, "je wilt toch niet je broertje Kodyo opeten."
"Broertje? Sinds wanneer hebben wij een broertje?"
"Ja, dat heb ik jullie nooit verteld. Omdat hij zo klein bleef, heb ik hem in de stad Paramaribo bij een familie geplaatst. En nu is hij mij komen opzoeken! Zo, laten we die olifanten schoonmaken en koken, dan kunnen we eten."
"Hé, broertje, kom eens hier en trek mijn schoenen uit," riep Goed. De broers droegen alle drie ijzeren schoenen, maat 144. Die waren tien keer zo groot als Kodyo!
"Ben je gek geworden," ging het moedertje tekeer. "Al is hij niet zo groot als jij, hij is je slaaf niet."
"Maar hij kan ons toch wel helpen," vond Beter. "Hier, deze olifant is schoon, doe hem maar in de pan." Baas boven Baas Kodyo wilde zich niet laten kennen. Hij was tenslotte de sterkste man ter wereld, had hij altijd gezegd. Hij probeerde de olifant op te tillen, maar natuurlijk lukte hem dat niet.
"Houden jullie op met bevelen," raasde het moedertje. "Kodyo hoeft niets te doen, hij is onze gast, ik heb hem zo lang niet gezien!"
Toen zij gingen eten, stonden er elf gebraden olifanten op tafel waarvan de reuzen aten met vorken zo groot als Baas boven Baas Kodyo. Best at zo gulzig dat hij op een gegeven ogenblik Kodyo voor een stuk olifant aanzag en aan zijn vork prikte. Hij had hem al bijna doorgeslikt, toen het moedertje ontdekte dat Kodyo was verdwenen. Ze sprong op, trok Kodyo uit Best zijn keel en schold haar zoon uit voor varken.
Baas boven Baas Kodyo trilde over zijn hele lichaam. Hij wilde weg, maar de reuzen wilden hem niet laten gaan. Na het eten wilden zij spelen. Best pakte Kodyo op en gooide hem naar Beter die hem opving en hoog in de lucht wierp. "Vangen, Goed," riep hij. Goed stak zijn handen uit, maar miste. Kodyo viel op de grond... "Hou daar onmiddellijk mee op," beval het moedertje, "naar bed, jullie. Reuzenbedtijd!"
Toen de reuzen in hun reuzenbedden lagen, zei het moedertje: "Kodyo, je moet direct vertrekken. Als ze wakker worden, hebben ze weer honger en dan eten ze je zeker op. Hier, ik heb hier drie eieren. Als ze je achterna komen, moet je steeds een ei op de grond kapot gooien."
Baas boven Baas Kodyo rende en rende en rende, maar uren later hoorde hij toch: Bing! Bang! De reuzen waren wakker geworden, hadden thee gedronken en hun ijzeren schoenen aangetrokken. Ze hoefden slechts drie stappen te doen en ze zaten Kodyo al op de hielen. Vlug gooide Kodyo een ei op de grond. Direct ontstond er een reuzenzee. De reuzen remden af, want ze konden niet zwemmen. Ze besloten thuis een kruiwagen en een schop op te halen om die zee dicht te gooien met aarde. Toen ze terugkwamen, deden ze dat en daarna renden zij Kodyo weer achterna. Snel wierp die weer een ei op de grond. Onmiddellijk brak er een reuzenbrand uit.
"Naar huis," beval Best, "we halen de brandspuit." Toen ze terug waren en de brand hadden geblust, gooide Kodyo zijn derde ei kapot en stonden de reuzen voor een reuzenoerwoud met alleen maar dorens aan de bomen en struiken.
"Bijlen en houwers halen!" schreeuwde Best. Terug bij het bos begonnen ze te hakken en te slaan. Intussen bereikte Baas boven Baas Kodyo Paramaribo. De reuzen zaten hem alweer op de hielen, maar toen zij de stad zagen, keerden zij om. "Huizen zijn niets voor ons, je hebt geluk, jongetje!" schreeuwde Best.
Kodyo liep door naar zijn dorp waar zijn vrouw op hem wachtte. "En?" vroeg zij. "Heb je nog iets meegemaakt?"
"Ik heb reuzen gezien, die mij in alles de baas waren," zei Kodyo. En hij voegde eraan toe: "Je hoeft me niet meer Baas boven Baas te noemen."
*   *   *
Samenvatting
Een Surinaams sprookje over opschepperigheid en drie reuzen. Een jongeman denkt dat hij de sterkste, beste en knapste man van de wereld is. Hij schept daar altijd over op en noemt zichzelf 'Baas boven Baas'. Als hij bij drie reuzen komt is de jongeman snel genezen van zijn opschepperigheid.
Toelichting
Een vrije vertaling van het verhaal 'Kodyomankaba' uit 'Sye! Arki tori!', gecombineerd met 'Brother-None-Surpasses' en 'Giants Gure Boastfulness' uit 'Suriname Folk-lore'.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen