woensdag 30 oktober 2024

Volksverhalen Almanak


Anansi gaat uit vissen


In het land Ashanti, niet ver van de zoom van het grote West-Afrikaanse oerwoud woonde een man, Anansi genaamd, die bij alle mensen, mijlen ver in het rond, bekend was. Anansi was geen groot jager en evenmin een hard werker of een groot krijgsman. Hij moest het vooral hebben van zijn slimheid. Hij hield ervan de mensen te verschalken. Hij hield er ook van een goed leventje te leiden en de anderen voor hem te laten werken. Maar omdat alle mensen in het land Anansi maar al te goed kenden en moeilijkheden met hem hadden gehad, moest hij er telkens iets nieuws op vinden om iets voor niets gedaan te krijgen. Op zekere dag zat Anansi in het dorp, toen Osansa voorbijkwam. "Ik weet wat," zei Anansi. "Waarom zouden we niet samen fuiken gaan zetten. Dan verkopen wij de vis en worden steenrijk."
Maar Osansa wist heel goed wat voor vlees hij in de kuip had en hij antwoordde dus: "Nee, ik heb voldoende voedsel om te eten en ervan te verkopen. Ik ben rijk genoeg. Waarom ga je niet alleen je fuiken zetten?"
"Ha! Alleen gaan vissen? Dan zou ik al het werk alleen moeten doen!" zei Anansi. "Ik heb er een goedgelovig iemand bij nodig die met mij meegaat."
Osansa verdween en na een poosje kwam er een andere man langs, Anene.
"Ik weet wat," zei Anansi. "Waarom zouden wij niet samen fuiken gaan zetten? Dan verkopen wij de vis en worden steenrijk."
Anene wist eveneens heel goed wie Anansi was, maar hij scheen aandachtig te luisteren.
"Dat lijkt een reuze idee," zei hij. "Twee mensen kunnen meer vis vangen dan een. Ja, ik doe het."
Het nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje door het dorp, dat Anansi en Anene samen gingen vissen. Osansa kwam Anene tegen op de markt en zei: "Wij horen dat je vis gaat vangen met Anansi. Weet je dan niet dat hij je te grazen zal nemen? Hij heeft aan iedereen verteld dat hij een onnozel iemand nodig heeft om mee te gaan vissen. Hij heeft iemand nodig om de fuiken te zetten en al het werk te doen, terwijl hij het geld opstrijkt voor de vis."
"Maak je niet bezorgd, vriend Osansa, ik zal Anansi's gek niet zijn," antwoordde Anene.
De volgende ochtend vroeg gingen Anansi en Anene het woud in om palmtakken te snijden voor het maken van fuiken.
Anansi liep er over te denken hoe hij Anene het meeste werk kon laten doen. Maar toen zij op de plek kwamen waar de palmbomen groeiden, zei Anene tot Anansi: "Geef mij het mes, Anansi. Dan zal ik de takken snijden voor de fuiken. Wij zijn deelgenoten. Wij doen alles samen. Mijn aandeel in het werk zal zijn het snijden van de takken, jouw aandeel is om voor mij moe te worden."
"Een ogenblik, laat me even nadenken," zei Anansi. "Waarom zou ik degeen moeten zijn die moe wordt?" - "Wel, als er werk moet worden verricht, moet er iemand vermoeid worden," zei Anene. "Dat is nu eenmaal zo. Dus als ik de takken snijd is het minste wat jij voor mij kan doen, vermoeid te worden."
"Aha, dacht je dat je mij er tussen kon nemen?" zei Anansi. "Geef mij het mes. Ik zal de takken snijden en jij wordt moe voor mij!"
En zo greep Anansi dus het mes en begon takken van de bomen te kappen. Iedere keer als hij hakte, kreunde Anene. Anene zat in de schaduw en kreunde van vermoeidheid terwijl Anansi kapte en hakte en zweette. Tenslotte was al het hout voor de fuiken gekapt. Anansi bond het bijeen tot een zware bos. Anene stond moeizaam op, hield zijn hand op zijn rug en kreunde.
"Anansi, laat mij die takkenbos nu dragen, dan kun jij vermoeid worden voor mij," zei Anene. "O, nee, beste vriend Anene," zei Anansi, "ik ben niet zo onnozel. Ik zal zelf het hout dragen en jij kunt de vermoeidheid op je nemen voor mij."
En zo hees hij de bundel bovenop zijn hoofd en tezamen vingen zij de terugtocht aan naar het dorp. Anene liep de ganse weg te steunen. "O, o!" kreunde hij. "Doe het wat kalm aan, Anansi! O! O!" Toen zij aan het dorp kwamen zei Anene: "Laat mij de eerste fuiken maken, Anansi, dan kun jij gaan zitten en moe worden voor mij." - "O, nee," zei Anansi. "Jij gaat maar op dezelfde manier voort." En hij maakte de eerste fuiken, terwijl Anene op zijn rug in de schaduw lag en met gesloten ogen kreunde en steunde.
En terwijl hij bezig was de fuiken te maken en voortzwoegde in de hitte, terwijl het zweet hem langs gelaat en borst stroomde, keek Anansi naar Anene die daar op de grond lag en al zijn vermoeidheid en pijnlijke spieren tot zich nam en schudde het hoofd en klakte met de tong. "Anene denkt dat hij snugger is," zei hij bij zichzelf. "En kijk nou eens hoe hij daar steunt en kreunt en vrijwel sterft van vermoeidheid!"
Toen de visfuiken gereed waren kwam Anene overeind en zei: "Anansi, beste vriend, laat mij nu de fuiken naar het water dragen, dan kun jij vermoeid worden voor mij." - "O, nee," zei Anansi. "Jij gaat mee en volbrengt je eigen aandeel. Ik zal dragen en jij wordt moe." Aldus gingen zij op weg naar het water en Anansi droeg en Anene kreunde. Toen zij daar aankwamen zei Anene tegen Anansi: "Wacht nou eens even, Anansi, we moeten hier de zaak eens even goed overdenken. Er zijn hier haaien in het water. Men kan hier gewond raken. Laat mij dus in het water gaan en de fuiken zetten, mocht er een haai mij te pakken krijgen dan kun jij voor mij sterven." - "Waaa! brulde Anansi. "Hoor hem! Waar houd je mij wel voor? Ik ga het water in en als ik word gebeten kun jij sterven voor mij!" Hij begaf zich dus met de fuiken te water en zette ze, waarop de beide mannen de terugtocht naar het dorp aanvaardden.
De volgende ochtend gingen zij de fuiken controleren en vonden daarin al met al vier vissen. "Anansi, er zijn hier maar vier vissen. Neem jij ze. Morgen zullen er waarschijnlijk meer zijn en dan is het mijn beurt." - "Zeg, waar houd je me wel voor?" vroeg Anansi verontwaardigd. "Denk je dat ik onnozel ben? O, nee, Anene, jij neemt de vier vissen en morgen is het mijn beurt." Anene nam dus de vier vissen mee naar de stad en verkocht ze.
Toen zij de volgende dag weer bij de fuiken kwamen zei Anene: "Kijk "s, nu zijn er maar acht vissen. Ik ben blij dat het jouw beurt is, want morgen zullen er ongetwijfeld meer zijn."
"Een ogenblikje," zei Anansi. "Je wilt dat ik vandaag de vissen meeneem opdat jij morgen een groter vangst zult krijgen? O nee, deze zijn allemaal voor jou, deelgenoot, morgen zal ik mijn aandeel nemen."
En dus nam Anene de acht vissen, bracht ze naar de stad en verkocht ze. Toen zij de volgende dag bij de fuiken kwamen vonden zij daar zestien vissen. "Anansi," zei Anene, "neem jij die zestien vissen mee. Het zijn bovendien kleintjes. Ik zal morgen mijn deel nemen." - "Natuurlijk zul je morgen je deel nemen, vandaag is het mijn beurt," zei Anansi. Toen zweeg hij om na te denken. "Wel, waarachtig, nu probeer je me weer te pakken te nemen! Je wilt dat ik deze zestien armoedige visjes meeneem opdat jij dan morgen de grote vangst krijgt, nietwaar? Nu, "t is maar goed dat ik zo op helder ben! Jij neemt die zestien visjes vandaag en ik neem de grote vangst morgen!"
En zo bracht Anene de zestien vissen naar de markt en verkocht ze. De volgende dag gingen zij weer naar de fuiken en haalden er de vis uit. Maar ditmaal bleken de fuiken in het water verrot te zijn. "Nu, vandaag is het zeer zeker jouw beurt," zei Anene. "En daar ben ik heel blij om. Kijk, de fuiken zijn verrot en versleten. Wij kunnen ze niet meer gebruiken. Ik zal je wat zeggen - jij brengt de vis naar de stad en verkoopt ze en ik zal de verrotte fuiken meenemen en verkopen. Die fuiken brengen nog wel een uitstekende prijs op. Wat een goed idee is dat!"
"Hm," zei Anansi. "Een ogenblikje, niet zo"n haast alsjeblieft. Ik zal de fuiken nemen en zelf verkopen. Als daarvoor zo"n goede prijs is te maken waarom zou ik ze dan niet krijgen in plaats van jij? O, nee, jij neemt de vis, vriend." Anansi hees de verrotte fuiken op zijn hoofd en begaf zich op weg naar de stad. Anene volgde met de vis. Toen zij in de stad waren gekomen verkocht Anene zijn vis op de markt terwijl Anansi heen en weer liep en luidkeels verkondigde: "Ik verkoop verrotte visfuiken! Ik verkoop beste verrotte visfuiken!" Maar niemand had verrotte visfuiken nodig en de mensen in de stad waren nog boos ook omdat Anansi hen voor zo dom hield dat zij ze zouden kopen. Heel de dag zwierf Anansi door de stad en riep: "Koop hier je rotte visfuiken! Ik verkoop de beste verrotte visfuiken!"
Tenslotte kreeg de hoofdman van de stad te horen wat er aan de hand was. Hij werd vreselijk boos en liet Anansi ophalen. Toen zij Anansi aan hem voorgeleidden vroeg hij hem verontwaardigd: "Wat denk je eigenlijk wel dat je doet? Wat voor nonsens tracht je hier in de stad te verkopen?" - "Ik verkoop rotte visfuiken," zei Anansi, Heel beste rotte visfuiken." - "Wat denk je eigenlijk wel van ons?" zei het hoofd van de stad. "Houd je ons voor onnozele heden? Je vriend Anene kwam hier goede vis verkopen, daar hebben de mensen behoefte aan, maar jij komt iets verkopen dat nergens voor deugt en heel de stad stinkt naar je rotte visfuiken. Het is een schandaal. Je beledigt ons."
De hoofdman wendde zich tot de stadsbewoners die om hen heen stonden te luisteren. "Breng hem weg en geef hem een pak slaag," zei hij. De mannen brachten Anansi buiten de stadspoort en ranselden hem met stokken. Anansi schreeuwde en brulde en ging als een bezetene te keer.
Toen zij hem tenslotte lieten gaan zei Anene: "Anansi, laat dit een les voor je zijn. Je wilde een idioot die met je zou gaan vissen, maar je behoefde niet lang te zoeken om er een te vinden. Je was zelf een idioot" Anansi knikte.
"Ja," zei hij bedachtzaam terwijl hij zijn rug wreef en zijn benen waar zij hem hadden geslagen. En hij keek verwijtend naar Anene. "Maar wat ben jij voor een deelgenoot? Jij had tenminste de pijn voor je rekening kunnen nemen terwijl ik het pak slaag voor mijn rekening nam."
*   *   *
Samenvatting
Een anansi-verhaal uit Ghana. Anansi is in dit verhaal een mens van vlees en bloed die graag op een makkelijke manier aan zijn geld wil komen. Hij probeert iemand anders voor zijn karretje te spannen om het zware werk te doen. Maar wie is wie nu te slim af?
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Meer verhalen van Anansi
Bron
"Negerverhalen" samengesteld, vertaald en ingeleid door Margrit de Sabloniere. Prisma boeken, Utrecht / Antwerpen, 1961.
Populair
Verder lezen