Joodse kalender
De eerste joodse kalender ontstond omstreeks 1500 voor de internationale jaartelling, nadat Mozes de Israëlieten uit Egypte had geleid. De joodse week kende zeven dagen, overeenkomstig het scheppingsverhaal uit de Thora.
De eerste joodse kalender is op de oude Babylonische kalender gebaseerd. Dat was een echte maankalender inclusief schrikkelmaanden. De namen van de maanden van de oude Babylonische kalender waren: Nisanu, Ayaru, Simanu, Du'uzu, Abu, Ululu, Tashritu, Arakhsama, Kislimu, Tebetu, Shabatu en Adaru. Indien daar behoefte aan was dan werd een extra maand toegevoegd, en wel hetzij Adaru II hetzij Ululu II. Verder is er weinig bekend over de oude Babylonische kalender.
De huidige joodse kalender is waarschijnlijk door patriarch Hillel II in het jaar 358 n. Chr. - het joodse jaar 4119 - geïntroduceerd. De namen van de oude Babylonische kalender werden veranderd in Tisjri, Chesjwan, Kislev, Tevet, Sjevat, Adar, Nisan, Ijar, Sivan, Tammoez, Av en Eloel. Naar behoefte werd er een maand Adar II toegevoegd (dus na de laatste maand, maar halverwege het jaar).
De joodse jaartelling begint bij de schepping, die volgens de joden in 3761 v. Chr. plaatsvond. Het huidige Joodse jaar is 5784 (2023/2024).
De joodse dag begint met zonsondergang. Daarom beginnen sjabbat en alle feestdagen met het verdwijnen van het daglicht en eindigen zij bij het verschijnen van drie sterren aan de hemel.
De eerste joodse kalender is op de oude Babylonische kalender gebaseerd. Dat was een echte maankalender inclusief schrikkelmaanden. De namen van de maanden van de oude Babylonische kalender waren: Nisanu, Ayaru, Simanu, Du'uzu, Abu, Ululu, Tashritu, Arakhsama, Kislimu, Tebetu, Shabatu en Adaru. Indien daar behoefte aan was dan werd een extra maand toegevoegd, en wel hetzij Adaru II hetzij Ululu II. Verder is er weinig bekend over de oude Babylonische kalender.
De huidige joodse kalender is waarschijnlijk door patriarch Hillel II in het jaar 358 n. Chr. - het joodse jaar 4119 - geïntroduceerd. De namen van de oude Babylonische kalender werden veranderd in Tisjri, Chesjwan, Kislev, Tevet, Sjevat, Adar, Nisan, Ijar, Sivan, Tammoez, Av en Eloel. Naar behoefte werd er een maand Adar II toegevoegd (dus na de laatste maand, maar halverwege het jaar).
De joodse jaartelling begint bij de schepping, die volgens de joden in 3761 v. Chr. plaatsvond. Het huidige Joodse jaar is 5784 (2023/2024).
De joodse dag begint met zonsondergang. Daarom beginnen sjabbat en alle feestdagen met het verdwijnen van het daglicht en eindigen zij bij het verschijnen van drie sterren aan de hemel.
Joodse maanden
De joden volgen een maankalender met twaalf maanden van afwisselend 29 en 30 dagen. Dat aantal hangt samen met de omloop van de maan om de aarde die 29,5 dagen duurt. Iedere joodse maand begint en eindigt met de nieuwe maan.
Twaalf (maan)maanden tellen 354 dagen. Het zonnejaar - dat is gebaseerd op de omloop van de aarde om de zon - heeft circa 365 dagen. Dus is er een tekort van elf dagen van het maanjaar ten opzichte van het zonnejaar. Om te voorkomen dat de joodse feestdagen, die seizoensgebonden zijn, gaan schuiven door het zonnejaar wordt zeven keer in de negentien jaar een maand toegevoegd aan het joodse jaar. Dat gebeurt in het 3e, 6e, 8e, 11e, 14e, 17e en 19e jaar. Op die manier blijft het joodse jaar in pas lopen met de maanstonden én met het zonnejaar. De schrikkelmaand krijgt de naam Adar I en de originele maand Adar wordt Adar II (Adar sjewi) genoemd. Dat betekent onder andere dat Poeriem (Lotenfeest) - dat op 14 Adar valt - dan wordt gevierd in 14 Adar II.
Het jaar 5784 (2023/2024) is het achtste jaar in de cyclus van negentien jaren en dus een schrikkeljaar. Dat betekent dan dat Pesach (eind april) laat valt net als Rosj Hasjana (begin oktober).
Twaalf (maan)maanden tellen 354 dagen. Het zonnejaar - dat is gebaseerd op de omloop van de aarde om de zon - heeft circa 365 dagen. Dus is er een tekort van elf dagen van het maanjaar ten opzichte van het zonnejaar. Om te voorkomen dat de joodse feestdagen, die seizoensgebonden zijn, gaan schuiven door het zonnejaar wordt zeven keer in de negentien jaar een maand toegevoegd aan het joodse jaar. Dat gebeurt in het 3e, 6e, 8e, 11e, 14e, 17e en 19e jaar. Op die manier blijft het joodse jaar in pas lopen met de maanstonden én met het zonnejaar. De schrikkelmaand krijgt de naam Adar I en de originele maand Adar wordt Adar II (Adar sjewi) genoemd. Dat betekent onder andere dat Poeriem (Lotenfeest) - dat op 14 Adar valt - dan wordt gevierd in 14 Adar II.
Het jaar 5784 (2023/2024) is het achtste jaar in de cyclus van negentien jaren en dus een schrikkeljaar. Dat betekent dan dat Pesach (eind april) laat valt net als Rosj Hasjana (begin oktober).
Nisan |
maart/april | 30 dagen |
Ijar |
april/mei | 29 dagen |
Sivan |
mei/juni | 30 dagen |
Tammoez |
juni/juli | 29 dagen |
Av |
juli/augustus | 30 dagen |
Eloel |
augustus/september | 29 dagen |
Tisjri |
september/oktober | 30 dagen |
Chesjwan |
oktober/november | 29/30 dagen* |
Kislev |
november/december | 30/29 dagen* |
Tevet |
december/januari | 29 dagen |
Sjevat |
januari/februari | 30 dagen |
Adar |
februari/maart | 29/30 dagen |
Adar sjeni |
maart (schrikkelmaand) | 29 dagen |
* Wanneer Chesjwan tot 30 dagen wordt verlengd noemt men dat een 'vol' jaar. Wanneer Kislev wordt verkort tot 29 dagen noemt men dat een 'kort' jaar. De joden veranderen de lengte van deze maanden i.v.m. Rosj Hasjana en Jom Kippoer. Deze feestdagen mogen niet op bepaalde dagen vallen (zie hieronder) en dat lost men op deze manier op.
Berekening van de joodse kalender
De berekening van de joodse kalender is vrij ingewikkeld, omdat sommige feestdagen niet op de sabbath mogen vallen.
De maanden hebben afwisselend 30 (Tishri) en 29 (Elul) dagen, een jaar is dus in principe 354 dagen. Van iedere cyclus van 19 jaar zijn er 7 schrikkeljaren, en wel de jaren 3, 6, 8, 11, 14, 17 en 19 van een cyclus. In dat geval krijgt de maand Adar 30 dagen en wordt een 13-e maand Adar II toegevoegd met 29 dagen. Dus hiermee krijgen we een jaar van 354 of 384 dagen. Echter bij de werkelijke berekening zal blijken dat een jaar tussen 353 en 355 dagen heeft, en een schrikkeljaar tussen 383 en 385 dagen. Dit gebeurt als volgt:
De maanden hebben afwisselend 30 (Tishri) en 29 (Elul) dagen, een jaar is dus in principe 354 dagen. Van iedere cyclus van 19 jaar zijn er 7 schrikkeljaren, en wel de jaren 3, 6, 8, 11, 14, 17 en 19 van een cyclus. In dat geval krijgt de maand Adar 30 dagen en wordt een 13-e maand Adar II toegevoegd met 29 dagen. Dus hiermee krijgen we een jaar van 354 of 384 dagen. Echter bij de werkelijke berekening zal blijken dat een jaar tussen 353 en 355 dagen heeft, en een schrikkeljaar tussen 383 en 385 dagen. Dit gebeurt als volgt:
- Bereken de Molad (nieuwe maan) van Tishri van het jaar. Dat geschiedt door het aantal maanden voorafgaande aan deze Tishri vanaf het jaar 1 te vermenigvuldigen met 29 dagen, 12 uur en 793 chalakim (1080-ste delen van een uur). Daarbij tellen we op de tijd van de "Tolu" (de eerste nieuwe maan) die voorkwam 2 dagen, 5 uur en 204 chalakim na het begin van de schepping. Hierna zouden we behoren te weten wanneer "Rosh Hashana" (het begin van het jaar) zou moeten vallen. We moeten echter rekening houden met de volgende regels:
- Rosh Hashana mag niet vallen op zondag, woensdag of vrijdag (die laatste twee in verband met feestdagen die een vast aantal dagen na Rosh Hashana vallen).
- Als de Molad na 12 uur 's middags valt (dat is 18 uur volgens de Joodse telling), dan wordt Rosh Hashana uitgesteld tot de volgende acceptabele dag.
- Een gewoon jaar heeft 353 tot 355 dagen en een schrikkeljaar heeft 383 tot 385 dagen.
Uit het voorgaande kunnen de volgende regels afgeleid worden (ik zal dat niet in detail doen): - Als de Molad van een gewoon jaar valt op een dinsdag om 9 uur 204 chalakim of later dan wordt Rosh Hashana uitgesteld tot de volgende donderdag. (Omdat de volgende Molad dan op zaterdag valt zou Rosh Hashana dan twee keer uitgesteld worden waardoor het jaar 356 dagen wordt).
- Als de Molad van een jaar na een schrikkeljaar valt op een maandag om 15 uur 589 chalakim of later dan wordt Rosh Hashana uitgesteld tot de volgende dinsdag. (Omdat de voorgaande Molad op of na dinsdagmiddag viel en Rosh Hashana uitgesteld werd tot donderdag, waardoor er een jaar van slechts 382 dagen zou overblijven).
Bijzonderheden
De joodse kalender kent vier nieuwjaarsdagen die betrekking hebben op verschillende aspecten van het leven. Net zoals in Nederland de opening van het parlementaire jaar of het begin van het schooljaar niet gelijk is aan het gebruikelijke, in oorsprong christelijke kalenderjaar.
Het religieuze nieuwjaar wordt gevierd in de zevende maand Tisjri (meestal in september). Vanaf die maand begint ook de jaartelling. Dit heeft te maken met het bijzondere getal zeven; net zoals sjabbat de zevende dag van de week is. De eerste maand is echter Nisan (ongeveer overeenkomend met april). In vroeger tijden diende dit nieuwjaar onder meer voor het tellen van regeringsjaren van koningen. Er is nog een nieuwjaar dat valt op de 15e van de maand Sjevat: Toe Bisjevat (Bomenfeest - meestal januari). Dan is het 'nieuwjaar van de bomen', dat het begin van het nieuwe landbouwjaar markeert (in Israël).
Rosj Hasjana (Joods nieuwjaar) valt nooit op een woensdag, vrijdag of zondag. Dat heeft te maken met Jom Kippoer dat niet op een vrijdag of zondag kan vallen, omdat dan de overgang naar of na de sjabbat te gecompliceerd wordt. Hosjana Rabba (de zevende dag van Soekot) mag niet op een sjabbat vallen. Om dat voor elkaar te krijgen wordt de maand Tisjri soms verkort tot 29 dagen en de maand Kislev soms verlengd naar 30 dagen.
Rosj Hasjana wordt overal, d.w.z. in en buiten Israël, twee dagen gevierd. Pesach en Soekot duren zeven dagen. In Israël en in liberaal-Joodse kring in de diaspora worden de eerste en de zevende dag Pesach, Sjavoeot, de eerste dag Soekot, Sjemini Atseret en Simchat Tora als jom tov (volledige feestdag met werkonthouding) in acht genomen.
In orthodoxe kring buiten Israël duren deze jom tov-dagen een dag langer. In die kring wordt Sjemini Atseret twee dagen gevierd, waarbij de tweede dag de bijnaam heeft gekregen van Simchat Tora. In Israël en in liberaal-Joodse kring buiten Israël wordt de ene dag Sjemini Atseret ook wel Simchat Tora genoemd en wordt op die dag de cyclus vanTora-voorlezingen afgesloten met de bijbehorende feestelijkheden.
Het religieuze nieuwjaar wordt gevierd in de zevende maand Tisjri (meestal in september). Vanaf die maand begint ook de jaartelling. Dit heeft te maken met het bijzondere getal zeven; net zoals sjabbat de zevende dag van de week is. De eerste maand is echter Nisan (ongeveer overeenkomend met april). In vroeger tijden diende dit nieuwjaar onder meer voor het tellen van regeringsjaren van koningen. Er is nog een nieuwjaar dat valt op de 15e van de maand Sjevat: Toe Bisjevat (Bomenfeest - meestal januari). Dan is het 'nieuwjaar van de bomen', dat het begin van het nieuwe landbouwjaar markeert (in Israël).
Rosj Hasjana (Joods nieuwjaar) valt nooit op een woensdag, vrijdag of zondag. Dat heeft te maken met Jom Kippoer dat niet op een vrijdag of zondag kan vallen, omdat dan de overgang naar of na de sjabbat te gecompliceerd wordt. Hosjana Rabba (de zevende dag van Soekot) mag niet op een sjabbat vallen. Om dat voor elkaar te krijgen wordt de maand Tisjri soms verkort tot 29 dagen en de maand Kislev soms verlengd naar 30 dagen.
Rosj Hasjana wordt overal, d.w.z. in en buiten Israël, twee dagen gevierd. Pesach en Soekot duren zeven dagen. In Israël en in liberaal-Joodse kring in de diaspora worden de eerste en de zevende dag Pesach, Sjavoeot, de eerste dag Soekot, Sjemini Atseret en Simchat Tora als jom tov (volledige feestdag met werkonthouding) in acht genomen.
In orthodoxe kring buiten Israël duren deze jom tov-dagen een dag langer. In die kring wordt Sjemini Atseret twee dagen gevierd, waarbij de tweede dag de bijnaam heeft gekregen van Simchat Tora. In Israël en in liberaal-Joodse kring buiten Israël wordt de ene dag Sjemini Atseret ook wel Simchat Tora genoemd en wordt op die dag de cyclus vanTora-voorlezingen afgesloten met de bijbehorende feestelijkheden.
Verder lezen