Urbanus vertelt: Zoete Hydromel
Vader Fleuris ging naar de tuin om er zijn laatste boerenkool af te snijden. Terwijl moeder Fleuris de aardappels schilde, zaten al hun vierentwintig kindjes reeds met rammelende buiken aan tafel. "Het is niet waar!" klonk het plots vanuit de tuin en moeder en kroost spoedden zich naar vader, die bleek en bevend met de kool in zijn armen stond. "Alweer eentje," zuchtte moeder en de vierentwintig kindjes staarden met opengevallen mond naar hun splinternieuwe zusje dat midden in de boerenkool lag. "God vergeve mij," schreide de arme man, "maar we kunnen dit meisje niet houden, we scheuren nu al van de honger."
Ze trokken met z'n allen naar het bos en legden de baby te vondeling in een bedje vergeet-mij-nietjes. Met een loden schuldgevoel en een lege maag gingen ze weer naar huis.
Het kleine meisje had geen flauw benul van wat er gebeurde en giechelde naar de witte wolkjes in de lucht. Ze grabbelde met haar ronde handjes naar de groene stengels en de bloemblaadjes kriebelden haar in haar neusje. Zo lag ze daar uren en niemand kwam voorbij.
Een zoemend bijtje, dat zich aangetrokken voelde door de geurige vergeet-mij-nietjes, verschoot bijna haar angel toen ze merkte dat er een rozig-blozend dingetje tussen de bloemen lag. Al gauw had ze begrepen dat het een verlaten mensenkind was en snorde als een spoedbestelling terug naar haar nest. "Ik moet dadelijk de koningin spreken," hijgde ze en ze werd dan ook onmiddellijk naar de troon gebracht. Met een ingewikkelde rondedans vertelde ze de koningin wat ze gevonden had en hoe je er weer naartoe kon vliegen. De koningin die al duizenden keren moeder was geweest, was onmiddellijk bereid om voor dat arme kind te zorgen. "Meester dar," sprak ze, "zeg aan al de werkbijen dat ze de helft van onze honing en een kwart van onze koninginnebrij naar dat meisje brengen. Het is onze plicht om ons over dat wichtje te ontfermen."
Van toen af werkten de bijen dubbel zo hard, zonder daarvoor in staking te gaan en de koningin legde tweemaal zoveel eitjes want de kolonie moest uitbreiding nemen om het opgroeiende kind te voeden. Toen het meisje één jaar werd kwam de bijenvorstin haar persoonlijk geluk wensen en gaf haar als verjaardagsgeschenk een naam. "Voortaan zal je Hydromel heten," sprak ze plechtig en al de bijen juichten: "Leve Hydromelleke!"
Zo groeide het meisje op en toen ze achttien was geworden, kon ze reeds goed voor zichzelf zorgen. Ze zoog de nectar uit de bloemkelkjes en de klaverbloempjes en knabbelde het stuifmeel uit de stampertjes.
In de schaduw van een zilverberk deed ze haar middagdutje en het toeval wou dat een jonge prins, vergezeld door een oude tovenaar, daar voorbijkwam. Ze sprongen allebei van hun paard en knielden bij het meisje neer. "Dit is wat ik zoek!" zei de prins, "de mooiste jonge vrouw van de wereld en nu heb ik ze gevonden."
Hij kuste haar zachtjes op de bovenlip en Hydromelleke werd wakker. "Wie ben jij?" vroeg ze angstig. "Ik ben de prins en ik wil met je trouwen want jij bent zo mooi en zoet als een kers." Hydromel, die van haar leven nog nooit een jongen had gezien, en zeker geen prins, voelde voor het eerst iets dat ze nog nooit eerder bij de bijtjes had gevoeld. De prins glimlachte en kuste haar weer en Hydromelleke liet hem begaan.
De tovenaar begreep dat hij daar niet nodig was en ging gauw een eindje verderop toveren. Ze kusten elkaar minuten lang op de mond. Toen de prins even ophield en naar adem snakte, gilde het meisje verschrikt: "Maar prins wat is er met je mond gebeurd?" De prins keek in zijn spiegel en zag dat al zijn tanden verdwenen waren behalve nog een paar bruine stompjes. "Oo, ljief meisje, jouww kwussen zjijn zo zoewt dat al mijn tjanden rjot geworden zjijn!"
Nu liep hij naar de tovenaar en zij: "Tover mij onmiddellijk een nieuw gwebit wjitste pwordelein." De prins kreeg zijn gebit en met een fonkelende glimlach stapte hij weer naar zijn geliefde. Hij kust haar opnieuw maar nu nog langer. Van al dat gezoen werd de prins zo suikerachtig, dat hij verlangde naar iets bitter, iets pikants. Hij knabbelde dan ook een ganse mand knoflook op.
Nu stonk zijn adem zo afschuwelijk, dat Hydromelleke hem de rug toekeerde. "Tovenaar, wil je eens komen?" riep de prins.
"Wat kan ik voor u doen?" vroeg de wijze. "Maak mij een gorgelwater en een drankje, dat ik het meisje kan beminnen zonder haar te kussen." De tovenaar brouwde een sudderend goedje en goot het in een fles. "Neem hiervan één eetlepel," zei hij en de prins dronk het flesje leeg. Nu begon hij te gloeien, het zweet spoot als fonteintjes uit zijn voorhoofd en zij oren floten stoom. Zijn vals gebit kletterde als een stepdanser. "Schone vrouwe, ik smacht naar jou."
En de prins omhelsde haar zo wild dat de tovenaar nog een heel eind verder moest gaan toveren. Maar Hydromelleke was zo zoet dat ze in de armen van haar vurige aanbidder begon te smelten als sneeuw voor de zon. Toen de tovenaar terug kwam, zag hij dat de prins huilend als een kind op zijn knieën zat met alleen nog een beetje stroop aan zijn handen. "Gesmolten," snikte hij.
En vandaag de dag zit een oude prins heel alleen in zijn kasteel. Koning is hij nooit geworden. Droevig kijkt hij door het raampje. Hij schenkt zichzelf het zoveelste kopje thee in en telkens voor hij het klontje suiker er in gooit, geeft hij er een kusje op.
* * *
Samenvatting
Een grappig verhaal van Urbanus over een honingzoet meisje. Wanneer een gezin hun 25-ste kind in de boerenkool vindt, wordt de jongste telg in een bedje vergeet-me-nietjes te vondeling gelegd. De bijen ontfermen zich over haar en voeden haar op. Ze wordt letterlijk een honingzoet meisje. Zó zoet dat - wanneer een prins haar kust - alle tanden in zijn mond wegrotten...
Toelichting
Hydromel is ook de naam van een goddelijke drank die aan slechts enkele bevoorrechte personen was voorbehouden. Deze drank wordt bereid met honing. In de streek rond Luik (België) wordt Hydromelbier nog gebrouwen in Avennes.
Urbanus (voorheen Urbanus van Anus) is de artiestennaam van Urbain Servranckx (geboren 7 juni 1949), een Belgisch komiek en zanger.
Vanaf begin jaren 70 stond Urbanus in de Belgische theaters met een begeleidingsgroep, Anus genaamd. Al snel ging hij solo de theaters in als Urbanus van Anus. In 1974 kwam zijn eerste LP uit, Leevend. Naar aanleiding van zijn theatersuccessen werd hij door de BRT gevraagd een komische act te verzorgen. Urbanus' antwoord hierop was: "Nu gaan zelfs de blinden mij herkennen." Na België was Nederland aan de beurt, en Urbanus trad in Nederlandse theaters op vanaf 1975. Ook bleef hij platen maken, waarvan er diverse goud en platina werden.
Urbanus is ook de naam van de stripreeks, die vanaf 1984 startte. In deze strips worden de komische avonturen uit de fictieve jeugd van Urbanus van Anus uit de doeken gedaan. De stripverhalen worden door Urbanus tezamen met tekenaar Willy Linthout gemaakt.
In oktober van 1987 kwam Urbanus met zijn eerste film Hector uit, geregisseerd door Stijn Coninx. Deze regisseerde ook z'n tweede film Koko Flanel uit 1990. In 1993 regisseerde Jean-Paul Lilienfeld De zevende hemel.
Op de fansite van Urbanus wordt regelmatig een verhaal van Urbanus geplaatst. Zie: www.urbanus.be
Trefwoorden
honing, betoverd, vondeling, onmogelijke liefde, urbanus, schelmenverhaal, tandrot, tand, kussen, belgië, grappig-sprookje, cultuursprookje, suiker
Basisinformatie
- Herkomst: België
- Verhaalsoort: grappig-sprookje, cultuursprookje, schelmenverhaal
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 7 minuten
Thema
Bron
Tekstboek bij de LP: 3 sprookjes van Urbanus, 1977. Zie ook: De goede dennenboom en Het windemannetje.
Populair
Verder lezen